Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Het bos in

Mijn vrouw houdt van paddestoelen - een liefde die, als ik het goed heb getaxeerd, nog stamt uit de tijd dat je paddenstoelen schreef. Nauwelijks heeft de herfst het geruïneerde kopje opgestoken of ik word geprest om een snipperdag te nemen, zodat wij beiden ons naar een bos kunnen begeven waar voor haar het grote genieten begint. Ik zelf houd mij daarbij terzijde en draag de jassen, plasticzakken, lunchpakketten en enkele paddestoelengidsjes. Bovendien rook ik een pijp, omdat het hoort.

 

De plasticzakken zijn bedoeld voor het geval we cantharellen zouden tegenkomen, die zij later op allerlei verrukkelijke manieren op tafel weet te brengen, en die ik soms alleen maar herken omdat er zand tussen mijn tanden knarst, want sommige cantharellen schijnen in bad bijzonder weerspannig te zijn.

Toen wij het bos betraden, begon het te regenen, in tegenstelling tot de warme beloften van de weerman. (‘Wij zingen nu 't regent, 't regent, de paadjes worden nat, in k.n.m.i.fa.sol.la.). Wij trachtten te schuilen in een uitspanning maar deze droeg een bord ‘heden gesloten’. Dat was niet helemaal waar, want de speeltuin was gevuld met kinderen in dikke regenkleding, die van de banen gleden, terwijl een volwassene met een paraplu daarnaast meerende; naast de wip stonden ook nog twee lange mannen de wippenden te beschutten.

Een dikke ober versperde ons de toegang tot de gelagkamer, hij was juist op weg om, met een soort zuidwester op, een schaal gevulde koeken naar de speeltuin te gaan brengen.

[pagina 66]
[p. 66]

‘U ken er niet in,’ zei hij, ‘want het is afgehuurd voor een kinderpartij.’

‘Maar de kinderen zijn toch buiten,’ zei ik, een beetje pleitend. ‘Dat is alleen,’ zei hij zuchtend, ‘omdat ze een paar goeie knuppels vergeten hebben om die krengen koest te houden.’

Door het bos lopen is een aardige bezigheid, zolang de takken niet te laag hangen. Dan moet ik altijd denken aan de lessen der natuurlijke historie op school, waaruit ik tot afgrijzens toe heb onthouden dat uit overhangende takken de haarwortelmijt zich in je nek kan laten vallen. Vandaar dat mensen die mij wel eens in een bos tegengekomen zijn, later zeggen: wat liep je gedrongen? Ook mijn liefdeleven heeft zich er moeten beperken tot de open plekken.

Paddestoelen waren er bij duizendtallen, dus voor mijn vrouw was het een feest. Zij bewoog zich voornamelijk op handen en voeten tussen het hakhout, terwijl ik op het pad stond, met het gevoel alsof de regen rechtstreeks op mijn schouderbladen neersloeg. Cantharellen waren er zo gauw niet, maar wel diverse soorten amanieten. (Eerst begreep ik uit haar uitspraak ‘ammeniet’ en vroeg me af wat het verschil zou zijn met een ‘ammenooitniet’). Soms wist ze niet precies welke amaniet en moest ik vanaf pad of brandgang hulp bieden door het handboekje te trekken.

‘Hoed?’ riep ik. Vanonder het hakhout klonk dan: ‘tot 10 cm eerst klok- en daarna eivormig, neigend naar vlak.’

‘Plaatjes?’ vervolgde ik, bladerend. ‘Wit, dicht op elkaar,’ klonk het terug, gedempt door mos.

‘Steel?’ was mijn volgende vraag. ‘Anderhalve decimeter, wit, slank en breekbaar, soms met schubbige banden,’ was het antwoord van mijn vrouw, zich rep-

[pagina 67]
[p. 67]

pend van exemplaar naar exemplaar, ‘en steekt met het iets verdikte ondereind in een duidelijke, meestal witte, soms wat bruinige schede met dikke losse randen, draagt geen ring.’

Nu, dan was ik er bijna. ‘Vlees?’ commandeerde ik krachtig.

‘Wit, reuk- en smakeloos.’

En dan volgde mijn verlossende woord: ‘Slanke amaniet, of wel Amanitopsis vaginata var. fulva. W.G. Sm.-Eetbaar!’ En dan maar wachten tot ze voldaan nakauwend uit de heesters trad.



illustratie
Je mot met opa ook niet over karate beginnen.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken