Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

De beren los

Er gaan dagen voorbij dat je in cafés geen oude mannen ziet. Oude mannen uit cursiefjes, wel te verstaan. Maar vanavond zat er weer een.

Het klinkt wat makkelijk, maar het is als inleiding even goed als: de oude man aan de bar staarde naar buiten, door de dunne witte cursieve letters, waarmee ‘café-bar’ op de ramen was geschilderd. Verdwaalde sneeuwvlokken warrelden aan en gingen even op het vensterglas zitten om daarna met een natte zucht te ontslapen. De oude man had lang, wit haar, dat een neiging tot pijpekrullen vertoonde, een bittere trek om de mond die een koetsiertje dronk en hij uitte, om aan te geven dat hij een nieuwe zin begon, iets dat op een vloek leek.

‘Eind maart,’ sprak hij, ‘en nog kruipt het sneeuwwater tegen je benen op. Laten ze het dan ècht laten sneeuwen. Hier heb je geen pest aan. Natte flinters. Een meeuw met darmkoliek doet het beter.

Lekkere winters, die heb je niet meer. Ja vroeger... Weet je, ik ben altijd mesjokke van sneeuw geweest. Niet om daar nou in te gaan ronddarre, maar voor mijn gevoel. Van binnen, in me hart.’ Hij legde zijn hand ergens op zijn borst.

‘Mijn vader vertelde mij altijd over de expedities naar de Noordpool. Over die hij zelf had gemaakt, en over Heemskerck en Barentsz. Lang geleden, want mijn vader zal zestig geweest zijn toen ik pas begreep waar hij het over had. Hij had zijn hele leven gevaren en gevochten. Pas toen-ie oud werd is-ie teruggekomen om een wijf te zoeken. Ja, hij dacht, zolang ik dat ding nog heb, zal ik

[pagina 72]
[p. 72]

hem gebruiken.’ Zijn lippen krulden in iets dat op een lach leek.

‘Hij was veel thuis, en altijd maar vertellen tegen mij en mijn broertje. Vooral over beren. Die jongens van Heemskerck en Barentsz, die zaten de hele winter in een blokhut, helemaal ingesneeuwd. En dan hoorden ze de beren aan de schoorsteen krabbelen. Als je mijn vader dat hoorde vertellen, jongen, daar werd je koud van.’

Hij kreeg nog een koetsiertje ingeschonken, 's je derde,’ zei de baas.

‘Nou weet ik best, dat die mensen het ook niet best gehad hebben. Een hele winter in zo'n blokhut is ook geen lolletje. Niet uit de kleren, natuurlijk. Als je een knoop van je wambuis open liet staan, donderde je om van de stank.

En wintervoeten tot in je knieën toe. Ik weet het allemaal. Maar evengoed zal je daar liggen en je hoort dat er een beer aan de schoorsteen staat te krabbelen...

 

En niet zo'n rottig wasbeertje dat de krant nog wel voor je wil gaan halen, maar zo'n joekel van een ijsbeer. Eén lel van zo'n beest z'n voorpoot en je kan op handen en voeten je kop gaan zoeken.’

Hij wenkte om nog een glaasje. De kastelein deed niet willig. ‘De laatste,’ zei hij.

 

‘Maar die witte beren hebben niet zo'n mooie vacht als de grijze. Je krijgt vuile, bruine vlekken, zo'n shagkleur. Die grijze zijn nog veel groter, die komen voor in Noord-Amerika. Mijn vader heeft er 's een gezien, die had in één hap een koe de strot afgebeten. Als ze er niet bijgekomen waren dan had-ie die nog eventjes opgepeuzeld ook. En voor een mens, zonder geweer natuurlijk, heeft zo'n grijze niet eens zijn poot nodig. Een zwaai

[pagina 73]
[p. 73]

met zijn kop, en door de luchtdruk zwiept-ie 'm al een eind een boom in. Zo'n grizzly die heeft tanden, ongelogen...’

‘Drie-twintig,’ zei de kastelein, zijn zware hand open op de bar leggend.

De oude man stond op, viste uit zijn jaszak het geld op en telde het zorgvuldig neer. Hij dronk de laatste druppels uit zijn glas en slofte weg, zwijgend.

‘De groeten,’ riep de kastelein hem na. En terwijl de oude langs het raam voorbijschoof zei hij: ‘Je moet 'm een beetje afremmen. Al die verhalen over z'n beren die die nu heeft zijn nog niet eens het ergste. Hij kwam ook al hier toen hij luizen had.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken