Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op de barkeeper beschouwd (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op de barkeeper beschouwd
Afbeelding van Op de barkeeper beschouwdToon afbeelding van titelpagina van Op de barkeeper beschouwd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (13.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op de barkeeper beschouwd

(1967)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Ontbijt

Er zat een man te ontbijten in de broodjeszaak. Achter de toonbank stond een lange, wat magere man in een witte jas lever te snijden. Het had net tien uur geslagen toen de eter met kracht ‘au’ riep. Hij haalde uit zijn mond een doorzichtig stukje plastic en hield het omhoog.

De broodjesman nam het aan, schoof zijn bril op zijn voorhoofd en keek er lange tijd naar. ‘Dat is ook wat moois,’ zei hij, ‘wie weet is het een stukje bekleding van een melkmachine. Daar wordt tegenwoordig ook steeds zorgelozer mee omgesprongen. Vorige week hadden we opnieuw een muis in de melk, maar dat heb ik voor de cliëntele verborgen kunnen houden.’ Daarop bood hij de eter het broodje kaas voor de halve prijs aan, deze accepteerde en vertrok zwijgend.

Toen ik nog een koffie bestelde betrapte ik de broodjesman op het feit dat hij gedachteloos zijn nagels stond schoon te maken met hetzelfde stukje plastic. Hij keek van zijn handen naar mijn gezicht en glimlachte verontschuldigend. Hij had blauwe ogen, die door zijn bril sterk vergroot werden.

Hij liet me het stukje plastic zien en zei met zachte stem: ‘Ik wil tegen u wel eerlijk zijn, u bent toch klaar met eten, is het niet? Ik heb dit plasticje altijd in mijn zak om mijn nagels schoon te maken. Het valt niet zo op als een vijl en je moet er in dit vak aan je handen goed uitzien. Hoe gauw blijft er niet een stukje vet onder je nagels hangen.

U zult zeggen, dat is toch ook niet leuk voor die man bij wie het per ongeluk op de kaas terecht was gekomen.

[pagina 125]
[p. 125]

Maar hij wéét het niet. Als mensen wisten wat ze aten dan betrad niemand ooit een restaurant. Ik weet dat toch, ik ben mijn hele leven kelner geweest. Ik ben weggegaan, ik kon niet tegen het eten.

Want over wat ze de gasten voorzetten, zwijg ik. Maar wat ze het personeel toestoppen dat is bij de konijnen af. Hier om de hoek, bij het hotel, daar hebben ze een gerenommeerde keuken. Maar de kelners komen hier bij mij hun broodjes halen. En hun koffie. Ik heb jarenlang gewerkt in een hotel in Den Haag. Daar spaarden ze de weggeworpen theezakjes van de gasten, daar werd water over gegoten en dat kregen wij. Als thee dan, he.

In Scheveningen werkte ik in een visrestaurant dat beroemd was om zijn schotels, maar wij kregen altijd vissoep die van kliekjes gemaakt was, wij hebben eens met drie man tegelijk ontslag genomen toen het aantal scholleogen ons teveel werd. We gingen er van dromen, ziet u.

In het beroemde hotel in Noordwijk, waar ik werkte, hadden ze een eigen deegmachine, omdat ze hun eigen brood bakten. Om de kelners te voeden werden alle kliekjes in de deegmachine gekwakt en als het voldoende door elkaar was getrild, mochten wij het opeten. Als het te stijf was uitgevallen werd het onder de kraan gehouden. Behoef ik verder te gaan?’

‘Nee,’ zei ik.

‘In veel keukens had je kakkerlakken,’ ging hij verder, ‘maar het is mijn ervaring dat die in het voedsel meestal slap en kleurloos worden. Als je steeds maar voedsel opdient gaat je dat opvallen, maar de gast ziet het niet, die ziet dat als de gebruikelijke oneffenheid in pikante sausen. Vliegen zie je natuurlijk wel, maar die pikten we er meestal voor die tijd uit. De meeste gérants zijn er

[pagina 126]
[p. 126]

trouwens getraind op, ze kunnen zo'n vlieg met mooi gespeelde verontwaardiging wegblaffen, omdat de woede van de klant verdrongen wordt door medelijden met de ober, die zo uitgefoeterd wordt. Ik had in Den Haag een gérant, die er na afloop altijd zelfs een grapje over durfde maken tegen de cliënt. “Ik ben altijd blij dat er weer zo'n kreng minder is” zei hij dan.

Hij had trouwens een brutaliteit die de gasten overtroefde. Mensenkennis. Als iemand klaagde over te koude koffie dan wist hij meteen of hij zijn grap kon maken: “Hete vrouwen en koude koffie, dat is pas tijdwinst.”

Bij het serveren van oude wijnen zei hij altijd: “Ik hoop niet dat deze fles te klein is voor zijn leeftijd.” Een aardige man was het, ik hoorde laatst dat hij onverwacht bij het zwemmen was verdronken. Ik zeg maar, nooit te lang in een visrestaurant werken. Dat is de ironie van het lot tarten.’

Hij speelde met het plasticje en maakte daarna een vaag gebaar om zich heen.

 

‘Je kunt beter eigen baas zijn. Als kelner heb ik zo vaak op mijn lazer gehad, dat ik er nu af en toe een lolletje van maak. Je moet niet krampachtig leven, ik zeg altijd maar: de mens is geen nijptang. Dit is een loopzaak, met weinig vaste klanten. Je kunt dus af en toe een gebbetje maken. Er zit een man die smakt, ik noem maar wat afstotends. Die man smakt en als hij om zijn tweede broodje vraagt dan schuif ik dit plasticje tussen zijn rosbief. Zodra hij protesteert zeg ik: pardon, ik verstond u niet, u smakte zo. Dan laat hij het plasticje zien en dan vertel ik van de melkmachine en de muis in de melk van vorige week. En dan zit er naast hem altijd wel iemand waarvan de trek onmiddellijk afneemt.

[pagina 127]
[p. 127]

Tegen dié persoon zeg ik dan: zal ik u vertellen wat we vanmorgen in de diepvrieskip vonden?

En ik heb nog nooit behoeven te verzinnen wat we daar dan in gevonden hebben.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken