Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Zondagmiddag

Het regende buiten, de bomen stonden droevig in het bos, hun blaren ruisten in de wind. In het oude café luisterde men naar de druppels die op het glazen dak van de serre vielen. Twee bromjongens met leren vesten die de jukebox hadden willen aanzetten, waren door de kastelein weggestuurd: het was droefheid alom en hij wilde stil achter zijn bar zitten, naast een grote witte theepot op een lichtje. In de hoek zaten vier kaarters, die gedempt technische gegevens uitwisselden over wat ze in handen hadden. Af en toe snoof een van hen krachtig de dranklucht op, ten slotte was hij een middagje in het bos.

Verder zaten er nog in rieten stoelen een oude man en een oude vrouw, die voortdurend lang en luidruchtig geeuwden en daarbij hun ogen genoeglijk dichtknepen.

Tegen vijf uur werd de deur opengeworpen en twee mensen traden binnen met veel geritsel van plastic jassen. Ze droegen vervaarlijke wandelschoenen, met modder besmeurd, en ze schraapten ze af alsof er een heel ruiterpad aan zat. De jassen werden uitgehangen en daarna kwamen ze aan de bar zitten.

Een lange slungelachtige man in een grof gebreide trui, en een klein, pittig vrouwtje met donkerzwart haar en het begin van een opvallende snor. ‘Wat zal 't wezen?’ vroeg de kastelein, een beetje dreinerig.

‘Ik weet wel wat mijn man wil,’ zei het vrouwtje, ‘maar hij durft 't nooit zo goed vragen.’ Ze wendde zich tot de man naast haar en zei: ‘Nou, zeg 't maar. Er is hier niemand die je uitlacht. Ze kunnen hoogstens zeggen: dat hebben we niet. Nou, en dan nemen we wat anders.’

De man knikte, aarzelde en zei toen zacht: ‘Ik wou graag een kop warme chocola.’

[pagina 49]
[p. 49]

‘Zo,’ zei de kastelein, op dezelfde treurige toon, waarvan hij zich de hele middag al bediende, ‘hoogzomer is het. Hoogzomer. Er staat tweeduuzend liter pils in de kelder. En u wilt warme chocola.’

‘Ja,’ zei de vrouw snel. ‘Dat heeft mijn man altijd als we een boswandeling gemaakt hebben. Trek in warme chocola. Of 't nou zomer of winter is. Er zijn nogal wat uitspanningen waar ze wél chocola warm willen maken.’

‘Dit is geen uitspanning,’ zei de kastelein moe. ‘Dit is een café. Maar ik zou natuurlijk best warme chocola kunnen maken. Als ik er zin in had. Maar ik heb er toevallig helemaal geen zin in. Na een wandeling is een cognacje ook lekker.’

‘Nee,’ zei de vrouw, ‘als u geen warme chocola wil maken, dan maar een ranja. Voor mij en voor hem. Jij wil dan toch ook ranja, Wim? Zeg het dan maar.’

‘Dan maar een ranja,’ zei de man.

De kastelein liet twee flesjes in twee glazen leeglopen. ‘Kan ik het direct aan uw man overhandigen, of is het beter dat ik het via u overreik?’ informeerde hij.

De vrouw glimlachte nerveus. ‘Ik begrijp u wel,’ zei ze, ‘maar mijn man heeft dikwijls moeilijkheden in zijn communicatie. Maar ik ben helemaal met zijn gedachtenleven vergroeid, dus ik kan ook het woord voor hem doen.’

‘Moet-ie er een rietje bij?’ vroeg de kastelein.

‘Nou ja,’ zei ze, een klein beetje verontwaardigd, ‘dat weet ik natuurlijk niet. Dat moet ik vragen. Wil je d'r een rietje bij, Wim?’

De man schudde nors het hoofd. ‘Hij wil geen rietje,’ zei de vrouw. ‘Dat had ik wel gedacht, hoor, maar ik vroeg het toch maar even.’

Ze dronk van haar limonade en ging verder, in een onbegonnen poging de kastelein intermenselijk te bereiken: ‘Mijn man uit zich zelf soms zeer moeilijk,’ zei ze. ‘Het zit er wel in, maar hij heeft geen manier om het naar buiten te

[pagina 50]
[p. 50]

brengen. Daar komt bij dat hij een sterk gedachtenleven heeft, dus daarom is het dubbel ernstig. Zo heeft hij perioden dat hij zich zelf voorstelt dat hij een fluitketel is. Maar hij kan dat zelf niet zeggen natuurlijk. Daarom is het zo gelukkig dat ik er ben om dat te verwoorden.’

De kastelein keek naar de man alsof het een insekt was met te veel voelsprieten.

‘Hij kan dan toch fluiten,’ zei hij.

Er viel een diepe, pijnlijke stilte, die gelukkig gebroken werd doordat de kaarters bijgetankt moesten worden. Toen de kastelein weer terug was, ging hij achter de bar zitten, in zijn hoekje, de ogen half dicht. De man en de vrouw dronken hun glas leeg en verbleven onwennig op hun krukken. Tot de man uitvoerig ging verzitten.

‘U wilt zeker weg?’ zei de kastelein. En tegen de vrouw zei hij: ‘Zie je wel, ik voel óók precies aan wat er in hem omgaat.’

‘Wim wil weg,’ zei de man.

De vrouw betaalde de twee ranja. ‘U bent erg onaardig,’ zei ze tegen de kastelein. ‘Ik vind u erg onhartelijk. En Wim vindt dat ook, Wim vindt ook dat u ons bruut behandelt. Nietwaar, Wim? Zeg het maar.’

‘U bent een bruut,’ zei Wim, met zachte stem en met neergeslagen ogen.

‘Ach, kom nou,’ zei de kastelein tegen de vrouw. ‘U voelt die man helemaal niet goed aan. Die vent vindt mij een klootzak, dat voel ik toevallig heel goed aan. En laat-ie dat dan maar zeggen ook. Vooruit maar Wim, zeg het maar. Ik ben een...’

‘... klootzak,’ zei Wim ferm.

De kastelein knikte goedkeurend. ‘Heel goed,’ zei hij. ‘Met een beetje beter medium kan er nog een hele flinke jongen uit jou groeien.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken