Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Warenhuis

Het decor is deze keer een warenhuis, en dan nog wel de afdeling ingeblikte en verfijnde levensmiddelen, al slaat dat laatste woord in dit geval eigenlijk nergens meer op. Ik was door mijn vrouw uitgezonden om allerlei kruiden in te slaan, maar ze stonden op een papiertje dus ik hoefde niets te beslissen.

De vrouw die mij hielp had een hoge functie daar, want terwijl ze mijn lijstje afwerkte bemoeide ze zich ook intensief met het werk van de andere verkoopsters, jonge meisjes die allemaal dezelfde jurkjes droegen en dezelfde starre ogen hadden van de voorgaande late vrijdagavond. ‘Dat is geen zalm snijden,’ riep ze bij voorbeeld. ‘Dat is kerven.’

Ze leek op een nijlpaard, alleen had ze een jurk aan en kwamen haar oogjes niet net boven het wateroppervlak uit.

Naast mij, voor de toonbank, stond een lange jongeman. Hij droeg een oranje hemd, dat over zijn broek heenhing. Hij had een zonnebril op en zwaaide losjes met een net dat in zijn hand hing. Op een gegeven moment zwaaide hij zelfs zo losjes dat het net met een smak tegen de toonbank sloeg, uit zijn hand viel en onder gerinkel van glas vele splinters en scherven over de betegelde vloer deed spatten.

‘Zo,’ zei het nijlpaard, haar buik in een bak met noten leggend en over de toonbank naar de grond turend. ‘Mooie bedoening is dat.’

De jongeman keek wat ongelukkig. ‘Gelukkig allemaal lege flessen,’ mompelde hij.

‘Nou,’ zei het nijlpaard nog eens. ‘Dat is een mooie bedoening. Meneer denkt dat hij op de vaalt staat.’ Ze boog

[pagina 125]
[p. 125]

haar machtige lijf onder de toonbank greep een blik en een veger en reikte het de jongeman aan.

Hij pakte ze aan, een beetje beteuterd.

‘Moet ik dat doen?’ informeerde hij.

‘Jazeker,’ zei het nijlpaard. ‘Dacht je dat ik het deed?’

Tegen deze ijzeren logica kon de jongeman niet op. Hij zakte op zijn hurken en begon het glas bij elkaar te vegen. Op dat moment werd hij op de rug getikt. Een man in een lichtgrijs zomerpak en een dun wit sikje sloeg hem met een elegante wandelstok voorzichtig op de rug en zei: ‘Nee, jongeman. Dat moet u niet doen. Voor dat soort werkjes is hier personeel.’ Hij wees met zijn wandelstok over de afdeling en inderdaad, heel in de verte, tussen de meubelen, stond een jongeman in een stofjas met een stoffer te bewegen. ‘Het is toch al te zot,’ ging de man verder, ‘als klanten tegenwoordig al tot schoonvegen van de vloer gedwongen worden.’ Hij wendde zich tot het nijlpaard en zei: ‘Mejuffrouw. Ik kan dit niet toestaan. Het schoonhouden van deze ruimte is niet het werk van een klant.’

‘Hij heeft die rotzooi anders wel zelf laten vallen,’ zei het nijlpaard. ‘Ik sta hier niet om meneer z'n rotzooi op te vegen.’

‘Juffrouw,’ hernam de man, ‘deze jongeman is een klant. En ik ben ook een klant. Als ik nu toesta dat u hem dwingt iets op te vegen, kunt u dat morgen mij doen. We leven toch al in een tijd dat de consument constant genegeerd wordt. Jongeman, leg dat gereedschap weg.’

‘Ach,’ zei de jongen, ‘dat beetje glas, dat veeg ik wel even op.’

‘Nee,’ zei de man streng, ‘dat doet u niet! Ik ben een klant en ik kan van u eisen dat u zich óók als klant gedraagt.’ De jongeman haalde zijn schouders op, maar legde toch blik en veger op de toonbank.

‘Zo zout heb ik het nog nooit gegeten,’ zei het nijlpaard. ‘Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen? Straks komt er

[pagina 126]
[p. 126]

iemand z'n kattebak op me vloer legen en dan zou ik dat moeten opvegen? U denkt toch niet dat ik van lotje getikt ben?’

‘Juffrouw,’ zei de man minzaam, ‘vermoeit u zich niet met het meedelen van al uw frustraties. Als u het niet met mij eens bent, wilt u dan zo vriendelijk zijn iemand van uw directie te roepen. Ik besteed hier wekelijks aanzienlijke sommen, dus ik zou ook om die reden graag eens kennis maken.’

Er kwam een lange man aangesneld, in een donker pak. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg hij aan het nijlpaard.

‘Die meneer heeft zijn lege flessen laten vallen, en van dié meneer mag hij 't niet even opvegen,’ zei ze achteloos.

‘Bent u de chef?’ vroeg de man met de wandelstok. Hij stelde zich voor, zette de zaak nog eens uiteen. ‘Ik geloof dat het onjuist is als bedienend personeel klanten schoonmaakgereedschap in de handen gaat duwen,’ zei hij tot slot. ‘Vandaag is het deze jongeman en morgen ben ik het. Dat lijkt me tegen elk principe.

‘U hebt gelijk,’ zei de lange man vluchtig. Hij wenkte naar een van de verkoopstertjes en zei: ‘Haal jij Bobby even, dan kan het weggeveegd worden. U hebt gelijk, meneer. Ik zal het personeel erover toespreken. Neemt u mij niet kwalijk, dat ik niet eerder hier kon zijn.’

Terwijl iedereen aan het werk ging hoorde ik de man tegen de jongeman in het oranje hemd zeggen: ‘Ik ben u dankbaar dat u die flessen liet vallen. Ik erger me elke zaterdagochtend aan dat mens, ik ben blij dat ik eindelijk eens iets terug kon doen. Dat onverschillige van haar, dat haat ik. Eigenlijk is het jammer dat u zich door mij hebt laten overreden. Als u het allemaal opgeveegd zou hebben had ik zelf een flesje mayonaise gekocht en het voor haar voeten stukgegooid. Maar, ja, voor zover ik haar ken, zal dat er ook nog wel eens van komen.’

Ik had inmiddels wisselgeld teruggekregen.

[pagina 127]
[p. 127]

‘En u?’ zei het nijlpaard, zeer agressief, tegen de man.

Hij keek haar welwillend aan. ‘U bedoelt: wat is er van uw dienst, meneer?’ corrigeerde hij vriendelijk, met een uiterst provocerend lachje om de lippen.

‘Ach vent, krijg de vellen,’ mompelde ze. ‘Als ze van u zijn, juffrouw,’ zei hij minzaam, ‘dan graag in vetvrij papier.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken