Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zoon van Ouwe Klare (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zoon van Ouwe Klare
Afbeelding van De zoon van Ouwe KlareToon afbeelding van titelpagina van De zoon van Ouwe Klare

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (10.14 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zoon van Ouwe Klare

(1969)–Rinus Ferdinandusse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Een eitje stukslaan

De man aan de bar rookte een pijpje, een krom pijpje met een kleine kop die geheel in zijn hand verdween. Hij zat alleen aan de bocht van de bar en zijn gedachten waren ver weg. Hoe hij aan de praat raakte weet ik ook niet, maar op een gegeven moment sprak hij, met langzame stem, tegen de barkeeper.

‘'t Was meer een gewoonte. Omdat mijn vrouw er zo gek mee was. De hele familie waar zij uitkomt, trouwens. Toen wij gingen trouwen, kregen we zeker twintig stel eierdoppen. Want alle kennissen die wisten ervan, dus die dachten: we geven ze zeer originele eierdoppen. Vierkante en rooie en paarse en bolle en op pootjes, je kon 't zo gek niet verzinnen. Maar we gebruikten hele simpele, gele met een pauw erop. Die pauw is nou verkleurd, ze zeggen wel dat die afwasmiddelen zo zacht aan je handen zijn, maar al die kleuren van die pauw zijn er mooi af gebikt.

Dat wat het gekookte eitje betreft, maar mijn vrouw interesseerde zich meer voor het roerei. Wat ze daar de laatste jaren niet in geroerd heeft, dat mag geen naam hebben. Alles heeft er bij ons al in de roereieren gezeten. Kaashallen, raapjes, gepofte gort, kaantjes. Zoek maar even in je broekzak en alles wat je ophaalt heeft in mijn roerei gezeten. Dertien jaar ben ik getrouwd. En dertien jaar heeft mijn vrouw tegen mij gezegd: zal ik een lekker roerei voor je maken? En dertien jaar heb ik gezegd: ja lieve. En dertien jaar heb ik met blijdschap afgewacht wat er weer in zou zitten. En sinds gisteren lust ik het niet meer. Er zat een soort spinazie door, maar daar ging het me niet om - ik kreeg het gewoon niet naar binnen. Ik dacht: bwuuuu.’

Het was een walgelijk geluid dat hij erbij uitstootte, maar het sloeg bij de barkeeper aan. ‘Bwuuu,’ zei ook hij. ‘Dat

[pagina 129]
[p. 129]

heb ik nou bij lever. Mijn hele leven had ik lever lekker gevonden. En ik sta een keer in een broodjeszaak en ik zie ze die lever op dat broodje kwakken en ik voel bwuuuu en ik zeg: doe maar weer weg. En ik kan nu geen hap lever meer door mijn keel krijgen. Maar ja. Ik ben van nature eigenlijk een viseter, dus zo gek is dat nou ook weer niet.’

‘Gisterochtend,’ ging de man, met zijn langzame stem verder, ‘had ik een roereitje gehad, zo tegen half twaalf. En in de middag komt Jan me ophalen omdat ik met hem mee zou rijden naar zijn broer in Venlo. Nou waren we daar vroeger dan we dachten, dus zei Jan, laten we eerst even in de buurt wat gaan eten. En daar komen we in een tent en daar hebben ze alleen uitsmijter. Een driedubbele. Een beetje olieachtig, maar goed. Een uur later zijn we bij Sjef, dat is de broer van Jan. Maar daar zijn we eigenlijk ook weer te vroeg want die hebben kinderen op visite gehad en die hebben daarom nog niet gegeten. Dus zegt de vrouw van Sjef: eet mee, dan maak ik even vlug een uitsmijter.’

Hij vertrok zijn gezicht in een gruwelijke herinnering; hij moest zelfs even zijn pijp uit de mond nemen.

De barkeeper knikte. ‘Voor mij gaat er niks boven vis,’ zei hij. ‘Ik kom uit een familie van vissers. Als jongen ben ik haringschoonmaker geweest. En ik maakte ze wel schoon tot aan het koppie, maar ik gaf ze altijd aan de klanten zonder nekkie. Dat nekkie vrat ik zelf op. Heerlijk, dat kleine ribbeltje. Dat gleed zowat uit z'n eigen naar binnen.’

‘Ik zei nog tegen haar,’ ging de ander verder, ‘ik zei nog dat ik geen trek had, maar Jan zei dat ik zo van eieren hield. Nou, dan krijg je eerst de gebruikelijke grappen, maar het slot was dat die vrouw zei: dan sla ik voor jou nog een eitje éxtra stuk. Dus kreeg ik weer een uitsmijter, weer met drie eieren. D'r was nog zo'n bloedrooie bij ook. Toen ik ze zag voelde ik dat het mis zou gaan en toen ik ze eindelijk binnen had toen wist ik het zeker.’

Hij liet een pauze vallen en de barkeeper maakte er ge-

[pagina 130]
[p. 130]

bruik van. ‘Kijk, dat vis eten, he,’ zei hij, ‘dat heb ik van me vader. Me vader was een echte visserman. Garnalen. Hij at garnalen zoals een koe gras. Ja, daar hield-ie van. Maar het lekkerste vond hij de kop van de kabeljauw. Die vrat-ie achter mekaar op. De ogies ook wel, maar 't liefst de hersentjes. Je moet weten, een kabeljauw die heeft twee kleine steentjes, dat zijn de hersentjes, die gingen in één keer naar binnen.’

De man had inmiddels zijn pijp nog eens aangestoken. ‘We hadden ook een paar glaasjes bier gedronken,’ zei hij, ‘dus ik voelde me niet zo lekker in die auto op weg naar huis. Maar ik hield me goed. Ik bleef rechtop zitten, als je gaat liggen ben je weg. We kwamen tegen tweeën thuis. En mijn vrouw die was nog op, die was op me blijven wachten. En toen ik binnen kwam toen zei ze: “ik zal nog gauw even een lekker roereitje voor je maken.” En ik schaam me daar niet voor, daar heb ik toen heel spontaan op gereageerd.’

De barkeeper knikte begrijpend.

‘'t Zal niet meevallen,’ zei de man nog. ‘Ik kan niet altijd met mijn ogen dicht gaan zitten als mijn vrouw haar roereitje eet. En met die eieren valt ook zo'n stuk van je leven en je voedselpatroon weg. Waar 't heen moet weet ik niet. Vorige week hadden we kip en daar had ik ook al zo'n eigenaardig gevoel bij. Maar ja, dat kan de voorbode van die eieren geweest zijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken