Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven van Nonkel Pastoor (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor
Afbeelding van Brieven van Nonkel PastoorToon afbeelding van titelpagina van Brieven van Nonkel Pastoor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven van Nonkel Pastoor

(1935)–Emiel Fleerackers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Bertje is laatst in den prijskamp van Oude Geschiedenis... Hij dacht dat hij alles kende... Hij had zóó zijn best gedaan!... En nu is hij ontmoedigd.

Nonkel antwoordt:

Beste Bertje,

 

Toen ik uw brief gelezen had, dacht ik zoo: 't Gaat hem hier zooals in de Gilde: 't komiteit komt achteraan. Maar 't is geen eer voor de familie.

Gij. Zijt. Dus. De. Laatste... Dat wil zeggen: daar komt niemand achter u. Gij. Sluit. Het. Hekken... Ik zou er niet van verschieten, dat zoo iets nog nooit is gebeurd in de familie...

En nu, - gaan we daar zilte tranen over storten? Neen, want dan zijn wij er die nog bij kwijt; en 'ne natte zakdoek heeft nooit de wereld gered. En zak en assche helpen hier ook niet...

[pagina 76]
[p. 76]

Laten wij liever wat filosofeeren over uw geval...

Lest zijn, dat is soms een fataliteit, Bertje. Eerst zijn ook. Sommige menschen zijn altijd bij de laatsten, dóen wat ze willen; en andere dan weer, zijn altijd bij de eersten, làten wat ze willen. Ik kan u daar een klinkend voorbeeld van opsommen. 't Voorbeeld van Jan Kuikes zaliger. Jaren geleden, werd hier op de parochie, met de volksspelen van de kermis, een prijskamp uitgeschreven voor 't leelijkste gezicht, 't Programma zei: de leelijkste smoel; maar wij moeten deftig zijn. En de tien-twaalf, man en vrouw, die aan dezen ‘concours de beauté’ deelnamen, stonden in 't midden van 't plein, op een estrade; daarrond stond de jury en de kijkers, met Jan Kuikes zaliger op de eerste rij... te kijken. En toen sloeg de president een teeken dat ze mochten beginnen. En ze begonnen, en elk trok me daar een serie tronies van afschuwelijkheid. Maar 't duurde niet lang. Maar één minuutje. Want: ‘Houdt maar op! riep de president. Jan Kuikes heeft den eersten prijs.’ - ‘'k En doe nie' mee’ - zei Jan Kuikes verbaasd. ‘Ik sta hier zoo maar te kijken.’ - ‘Tut tut tut; zei de president, Jan Kuikes is lauwe-riaat!’

Ik wil maar zeggen, Bertje, dat sommige menschen altijd haantje-boven kraaien, en overal eerst zijn, fataal, instinctief... Maar zie, Bertje, gij zijt niet een van die uitgekozenen!

Helaas!

Gij. Zijt. Laatst!

En ge dacht, dat ge alles wist? Ik zou er niet van verschieten, dat ge van de illusie zijt teruggekomen.

[pagina 77]
[p. 77]

In zake weten, Bertje, zijn er vier soorten van menschen. Daar zijn er primo, die weten dat ze iets weten, en dat zijn de bewusten en dikwijls de hoovaardigen; en daar zijn er tweedens, die niet weten dat ze iets weten, en dat zijn de nederigen, soms de heiligen; en dan zijn er derdens, die weten dat ze niets weten; en dan zijn er vierdens die niet weten dat ze niets weten. En de derden zijn de slimste wel niet; maar helpe God de vierde gilde!...

En... tu es ille vir, Bertje! Gij zijt er bij!... Want ge wist niet dat ge niets wist!

Op zichzelf was 't zoo erg niet, zelf dàt niet te weten. 't Werd pas maar erg, toen ge gingt meenen dat ge àlles wist!

Toen ge dàt meenen gingt, Bertje gingt ge mank aan een illusie. En voor illusies moet 'n mensch opletten. 'ne Mensch met illusies, dat is een kieken dat meer eieren legt dan 't kan uitbroeien. Dat 's verkeerd.

En 't was niet enkel een illusie; 't was autogobisme. Autogobisten, Bertje, kennen àlles. Onze schepene is zoo. Die loopt op zak met een grondwet voor Patagonië, en een oplossing van 't gele gevaar, en tusschen twee pinten legt hij u 't geheim uit van de wereldcrisis. Hij weet alles. Juist zoo de gazetschrijvers, die alles weten en niets geleerd hebben.

Maar misschien wilt ge zeggen: ‘àlles’ - dat is: de stof van den prijskamp.’ - En 't bewijs ervan: gij hadt zóó uw best gedaan!

Zie, Bertje, als ge waarlijk uw best hebt gedaan, kom 'ns alhier! En ik zal u in goud slaan!... Welhoe

[pagina 78]
[p. 78]

dan sapperdeboere! een jongen zou zijn best doen al was 't maar éénmaal, en we zouden hem niet in goud slaan!...

Toen ik nog student was, zei ik zoo eens aan mijn professor, nu lang dood, de slimme man! - ‘Ik heb mijn best gedaan!’ - En ik mocht vooruit komen in de klas, op de treê staan vóór de jongens, fiks! En de professor zei: ‘Ecce! die heeft zijn best gedaan!’

Zijn best doen!... Weet ge wat dat beteekent, Bertje?... Dat is 'n mensch op 't hoogste van zijn eigen zelf! - En dat ziet ge niet dikwijls, Bertje, en dat is geen dagelijksch schouwspel! 'ne Mensch, die zijn best doet, dat is 'n muilezel op zijn achterste pooten en die trekt elkenboomen uit! - En als 'ne mensch zijn best deed, dan vond hij alle dagen het poeder uit en hij vloog rats! naar den hemel! Daar zou maar één gevaar zijn; nl. dat hij dwars door den hemel heen vloog... Maar zeldzaam zijn ze, brave jongen! die hun best doen en die hun volle maat en mogelijkheid schenken... En 't beste, dat in 't leven ongedaan bleef, wordt zoo dikwijls op 't kerkhof mee begraven.

Nu, 't is van uwentwege misschien maar een manier van te spreken geweest, toen ge zeide: ‘Ik heb mijn best gedaan.’ - Zoodat ge dan eigenlijk uw best tóch niet hadt gedaan... Enfin, kijk 'ns juist na hoe 't hem eigenlijk zit...

En nu zijt ge ontmoedigd?... Daar is lek in 't schip?...

Bertje, houd moed, zulle!... of ik verloochen mijn

[pagina 79]
[p. 79]

bloed!... De beste schepen herkent ge maar in tempeesten en de sterkste karakters bij tegenslag... Houd er den moed in! En als ik van moed spreek, dan heb ik het niet zoo zeer over kerelsmoed, soldatenmoed, bloedsmoed; zooals Leonidas bij de Thermopylen en Horatius Cocles op zijn brug; neen! - maar ik heb het vooral over zedelijken moed.

Dat's de beste, Bertje!... Velen zouden liever een liter bloed vergieten op een slagveld dan één droppel zweet op het veld van den plicht. Gelooft ge 't niet?... 't Is pertang toch zoo. S. Pieter had mannenmoed genoeg om Malchus een oor af te slaan; maar geen zedelijken moed genoeg om de meid van Pilatus op haar plaats te zetten... Dat 's Evangelie. Gelooft ge me nu? -

Eerst waart ge misschien 'n genie in herba; lest, zijt ge simpel-weg bewonderenswaardig, als ge er den moed in houdt.

Genie, - dat's alleen verstand; en verstand alleen is maar een halve man; moed, - dat is karakter, en karakter is de volle man. En een karakter is beter dan verstand; en een groot karakter staat hooger dan een groote geest!... Onthoud dat Bertje! want 't is niet slecht gezegd, al zeg ik het zelf.

Het eerst in tel komt de deugd, en die moet ge absoluut hebben; dan, arbeidsliefde, en die moet ge ‘relative’ hebben; daarna geleerdheid, en daar moogt ge veel van missen; en 't lest van al, komt geld, als er nog plaats is voor geld. En hoe meer ge bezit van 't eerste, (deugd!), hoe minder ge begeeren zult van 't leste... (geld!) En zoovele heiligen

[pagina 80]
[p. 80]

zijn slechte financiers geweest; en Bertje, hebben zij er iets bij verloren?... en zoovele groote geesten zijn kleine menschen geweest. Helaas!

En nu ziet ge klaar in, nie'waar, dat ge voor mij eigenlijk geen genie moet worden, iemand die zijn naam vastnagelen zal tusschen de starre-beelden; en voor mij ook moet van uw lippen geen enkel woord vallen, zoo glorioos als 'ne veldslag. En de grootste ramp die 'ne mensch treffen kan, is geniaal te zijn zonder deugd.

Nu weet ge alles; en werk nu maar door. Werk, ja, met een energie of alles van u alleen afhing; en met een betrouwen, of alles van O.L. Heer alleen afhing. En dan komt alles wel te recht; en tegenslag maakt 'ne mensch wel niet rijk, wat niet hoeft; toch, het maakt hem wijs, - als hij ervan profiteert. En olie komt boven, Bertje; fijne olie vooral.

En nu zullen wij beiden maar voortleven met de zoete hoop, dat de laatsten de eersten zullen zijn in den prijskamp van Oude Geschiedenis zooals in den hemel.

Sofie heeft een hond meegebracht van haar broer. Hij heet Max. De broer niet, maar de hond. En slim!... Als ik hem zeg: ‘Gaat ge komen of niet?’ - Welnu dan komt hij - of niet. -

Op de parochie, weinig of geen nieuws. Alleen als ge terugkomt, zult ge ze niet meer herkennen. De winkelier heeft zijn gevel laten vernieuwen, en een vitrien steken; ik schat zoo: twee meter op drie.

Ik zend u een kruisken en moge O.L. Heer dat kruiske laten gedijen.

 

Nonkel Pastoor


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken