Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

Tegenvallers

Ik weet niet of je soms ook den indruk hebt, dat de tijd een halte maakt en je de dagen voelt verglijden zonder dat je jezelf verroert. Wanneer alles normaal gaat, zie je elken morgen naderen met zijn eigen kleur en verwachting, - je houdt van den milden Dinsdag en hebt het nooit kunnen vinden met den grimlachenden Vrijdag! - je hebt steunpunten in verleden en toekomst, waaraan je met graagte terugdenkt of die je ongeduldig tegemoetziet en die je het berekenen van den tijd zoo prettig maken. Je uren zijn heerlijk gevuld, je kan het werk, dat je voor den dag voorziet, niet af en zelfs bij het einde van de week zien je plannen geen begrenzing. Doorheen dat alles spettert je vroolijkheid als een vuurwerk, waaraan je zelf en ook een beetje je omgeving plezier heeeft. In dien gemoedstoestand en wanneer je je aan een beetje goedkoope filosofie bezondigt, noem je jezelf een gelukkigen kerel.

Ik weet niet welke jaloersche godin daar af en toe stokken in de wielen komt steken en uit het mooie

[pagina 61]
[p. 61]
levensverloop een week knipt, tijdens dewelke alle mogelijke tegenvallers je optimisme den strijd aandoen. In elk geval komt er dan een reeks dagen aanzetten, die je doen gelooven dat je voor het ongeluk geboren bent. Je begint met je te verslapen, en wordt juist wakker

illustratie

op het oogenblik dat je trein in het station vertrekt. Nog eer het goed klaar is, snij je je bij 't scheren; je gooit je nachtlamp omver, je krijgt je boordje niet toe en konstateert, dat je lievelingsdas tot op den draad versleten is. Je denkt dat een flink ontbijt dit alles weer gauw goed zal maken, totdat je het botervlootje in de handen krijgt en vaststelt, dat het rantsoen boter er geweest is. In gewone omstandigheden grinnik je daar even hartelijk om als Mercator en geef je het brood wat meer marmelade ten geleide, met de achterbaksche bedoeling je schade bij het vieruurtje in te halen. Maar nu dat je al zooveel te verduwen kreeg, raak je er maar door uit je humeur en de barometerstand van je gezelligheid zakt natuurlijk bedenkelijk in de richting van het vriespunt. Zoo sta je dan uitgerust om met je medemenschen in kontakt te komen. Nu weet je evengoed als ik dat, als je bij de menschen zelf geen vreugde kan brengen, je er bij hen ook geen moet gaan zoeken. Er is er zoo verschrikkelijk weinig op de wereld. En zoo komt het,
[pagina 62]
[p. 62]

dat zij je in die dagen nerveus en onhandelbaar noemen en jij ze vlucht omdat je ze al even onmogelijk vindt.

Want eens dat die vloed materieele ongelukjes komt aanzetten, weet je hem wel beginnen maar zie je er ook geen einde aan. Het weer sluit aan bij je belagers en zorgt er voor, dat de wind in den volgenden nacht enkele dakpannen van het huis haalt om den regen tot in je slaapkamer te laten druppen. Hoe je je ook weert om je kolenrantsoen in den kelder te krijgen, er is geen doen aan, zoodat je maar hout moet stoken, met het vooruitzicht dat je weldra niet meer zal weten van welk hout pijlen maken. En wanneer je dan eindelijk toch den trein neemt, kan je wel voorzien dat je al de aansluitingen gaat missen om, al was je reeds van vijf uur 's morgens op de baan, laat in den avond op je bestemming te komen: je mag dan nog blij zijn dat je in een der banale en ongemakkelijke stationswachtzalen den nacht niet hebt moeten doorbrengen.

Ik wil je al mijn pech van de laatste week niet verder uitbeelden. Trouwens ware dat allemaal zoo erg niet geweest, als de innerlijke vitaliteit maar op peil gebleven was. Maar hier ook liep het spaak. Je zat veel te dubben en weinig te doen. Je liet de dagen maar onverschillig gaan en je had geen vreugde in hun komen, omdat ze allemaal zoo grijs schenen. Waar je anders de post graag zag brengen, omdat de mooiste verrassingen dikwijls dien weg gebruiken, was je nu de verwachting beu. Er was niks dan onverschilligheid in je voor alles wat leefde en bewoog, en ook het werk ging je niet goed van de hand. Je voelde je zoo verschrikkelijk moe,

[pagina 63]
[p. 63]

dat je maar alleen lust had om te slapen, om eens onmenschelijk veel te slapen, maar natuurlijk kreeg je ook die kans niet eens. Er waren altijd dwingende en onaangename dingen die gewichtiger waren. En...

Nu ja, ik zie je monkelen, en ik hoor je zeggen: ‘Ach, die Tijl toch! Zal hij ooit veranderen?’ Inderdaad, ik zie ook dat deze brief een klaaglied geworden is: het mooiste daarvan is nu wel dat het vijgen na Paschen zijn. Want het somber kapittel waarover ik je schrijf, Neleke, heeft alweer zijn beslag gekregen. Ik heb vanmorgen weer de zon aan den hemel gezien en ik heb den dageraad met een lied begroet. Ik vind weer mijn vreugde in de kleine dingen rondom mij, zoowel in de nieuwe schemerlamp die daar in den hoek op het tafeltje staat, als in het aschbakje uit het edelste kristal van Val St. Lambert, dat er een plaatsje heeft onder gezocht. Op de fono laat ik de vroolijkste muziek draaien en luister naar Mercator, die ze met zijn mooie stem aanvult. Hij zingt verbazend goed, mijn vriend, en als ik hem een tijd moet missen, is de leemte niet te vullen. Maar nu is alles weer in orde. We staan er goed voor om Onze Lieve Vrouw-lichtmis te vieren. Op dien dag mogen we, naar aloude geplogenheid, opnieuw ernstig aan de lente gaan denken. Je mag gelooven, Neleke, dat het rendez-vous met deze charmante jonge dame met veel ongeduld verbeid wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken