Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Droomtocht



illustratie

Het is Pinksteravond en het uur dat de schaduw zich aarzelend neerbuigt. De stilte is ver en na en zoo zuiver dat, moest ze breken, het me evenveel pijn zou doen als werd de kristallen vaas op het buffet door een onhandige hand vernield. Wijd rondom het huis ligt de rust van den heiligen dag: over de tarwevelden lauwt een streelende wind, die ook den geur van het hooi en de sparren zacht laat aanwaaien. In de kamer kan ik de leegte niet overwinnen en het getokkel op de piano zou te hel klinken in de luisterstille zwijgzaamheid van dit oogenblik. Je suis seul ce soir.

Na al de perikelen met den heiligen Medardus, die mordicus veertig dagen regen wou brengen, en den heiligen Barnabas, die dit ongeluk gelukkig wist af te schepen, was de morgen van Sinksenzondag een schitteren-

[pagina 116]
[p. 116]

de ontplooiing van zonneheerlijkheden. Het kon me weinig deren, docht me, dat ik voor een alleenigen feestdag stond, en met gezwinden pas ben ik vroeg ter mis gegaan. Onderweg kregen mijn broeders, de menschen, een breeden glimlach, dien ze me even goedjonstig terugstraalden. De meisjes hadden nette en kleurige zomerkleedjes aan, en de jongens in hun gebaar iets van den zomerovermoed. In de kerk zelf kon je de vreugde en den jubel aanvoelen, en je had dan ook geen moeite om eenvoudig en goed te bidden.

Na de mis kreeg ik van den sympathieken briefdrager een verrassingspakketje waarmee Mercator mijn eenzaamheid had bedacht: een rantsoentje kostbare korrels waarmee men godendrank maakt. Mijn oude vriend de notaris mengde in zijn jovialen groet een hartelijke uitnoodiging voor den middag, en vulde zoo ineens mijn halven dag, terwijl de pastoor me met een welgemeenden hoogdagwensch plezier deed. Thuis maakte Jackie me zijn opwachting met een korfje aardbeien en blauwe boschbessen en een tuil roze rozen, die me dadelijk terug bij jou brachten, Neleke, en bij de ontgoocheling dat ik van jou dezen morgen geen groet kreeg. Maar Jackie's glinsterende oogen, die onverholen de verwachting uitspraken dat ik hem voor het ontbijt zou uitnoodigen, wisten deze zorg handig op zij te schuiven en met jongensachtige drukte hebben we met zijn beidjes de geurige koffie gezet. Het was een frissche morgen, Neleke, en we hadden het goed.

Het was echter de zomersche wandeling die ik in den vooravond zoo heel alleen heb gemaakt, die me uit

[pagina 117]
[p. 117]

mijn doen bracht. Ik kwam op mijn weg langs bosschen en boerderijen, vijvers en weiden, en ook langs het poëtische en stijlvolle krijgskerkhof, waar Franschen en Duitschers uit den vorigen oorlog met dezelfde eer begraven liggen: die vlek zoo eenzaam, concentreert de rust van de streek en straalt den vrede uit over het bezonde heuvelland.

Nu ik in de lauwe zachtheid van dezen avond me afvraag, hoe ik die wandeling gemaakt heb, kan ik den weg niet meer aflijnen. Het is soms zoo moeilijk te bepalen waar de werkelijkheid ophoudt en waar de droom begint. Was ik daar nu alleen of heb ik werkelijk een bekoorlijk meisje aan de hand gevoerd, een meisje dat ik ken en dat ik niet ken? Word niet ongerust, en wees nu niet jaloersch en vraag me den naam niet van het meisje. Misschien was jij het, je schaduw, je zuster of je vriendin, of wellicht de schepping van een voor onwerkelijke en gewenschte dingen ontwaakte verbeelding. Ik ben in elk geval zeer vertrouwd met dit feërieke wezen, wiens beeld zich dezen avond weer maar steeds aan mijn hart en mijn gedachten opdringt, maar dadelijk vervaagt zoo gauw ik haar nader wil bewonderen, om een oogenblik later met denzelfden en teeren aandrang weer voor me te staan. En hoe meer het avond wordt en ik aan haar denk en den droom laat gaan, die zijn vlucht neemt in de vlottende duisternis van de schemering, hoe verrukkelijker ze schijnt te worden en hoe moeilijker het wordt ze klaar te zien.

Dan verruimt het beeld: nu is er een jonge man bij deze jonge vrouw; ze gaan langzaam tusschen de graan-

[pagina 118]
[p. 118]

velden en fluisteren mekaar vertrouwelijke dingen toe, over nietigheden en ernstige vraagstukken. De weg loopt over den heuvelrug en zij schrijden als een ideaal paar het zonnealtaar tegemoet. Hun wezen is getooid met de mildheid van twee jonge menschen, die met een glimlach tot mekaar kunnen spreken. Het meisje vertelt ongedwongen wat ze voelt en welke verwachting de hare is; de jonge man volgt met een droomenoog een gedachte en verwijlt bij een herinnering, die hij dadelijk aan het meisje toevertrouwt. Soms bukt het meisje zich om mooie roode papavers te plukken of blauwe veldbloemen, die ze in haar haar vlecht. Daar overschrijden ze den kam van de helling en verdwijnen... misschien zijn het wel de wolken die hen hebben opgenomen. Ik blijf maar kijken voor mij uit en heb datzelfde gevoel van prangend heimwee, dat ligt in den blik waarmee je den verren trein naoogt die een geliefd wezen meenam.

De avond is nacht geworden en de koelte huivert langs mij heen. Aan den hemel staan de sterren, de schoone sterren. Ze brengen je mijn groet, Neleke!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken