Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke
Afbeelding van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan NelekeToon afbeelding van titelpagina van Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.92 MB)

Scans (10.91 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arm.-Modest Van den Haute



Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lente van het hart. Brieven van Tijl aan Neleke

(1946)–Joos Florquin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Tusschen zon en water

Het is in meer dan een opzicht een eigenaardige zomer die dit jaar tot ons gekomen is, al heb ik weleens den indruk, dat we elk jaar opnieuw den zomer anders vinden dan we hem verwacht hadden. Met Pinksteren vergastte de zon ons op het heerlijkste galafeest, en ook de dagen die daarna kwamen, waren prachtige parels van zomersche weelde. Je werd ineens zoo door de warmte overvallen, dat je in korte broek en lacostehemd de baan opging, tot je armen na den tweeden dag pijnlijk verbrand waren en je wat voorzichtiger begon te worden. Je kon in die dagen met geen mensch spreken of hij klaagde over de droogte die de weiden verschroeide en den groei van de aardappels verlamde, en zelf stond je af en toe in je tuin te kijken naar de teringachtige plantjes, die je met een aanhoudend begieten trachtte in het leven te houden. Maar in het water was het heerlijk te plonsen en in het bosch was het goed te wandelen, en zelfs in je huis had je wel een kamer waarin het steeds frisch bleef. Maar iedereen eischte eenstemmig dat het hemelsche water zou komen.

[pagina 124]
[p. 124]

Toen kwamen er een paar dagen, dat er onweeren voorbijtrokken, ter plaatse maar eenige druppels lieten vallen, maar dorpen uit de omgeving op een flinken watervloed vergastten. Natuurlijk vonden wij deze regenverdeeling tamelijk onrechtvaardig, tot het hier op een zeker oogenblik ook heusch en werkelijk begon te regenen, zoo moedeloos druilerig en fijn, dat het na een uurtje geen adem meer had om nog voort te doen. Het was nog overal zoo droog, dat het bosch nog ergens in brand schoot en alle weerbare mannen opgeroepen werden om mede te blusschen. Na een dag en een nacht was het onheil bestreden en kon men het troosteloos verminkte bosch weer verlaten. Toen we thuiskwamen, was het dan nog zoo poeierdroog in onzen tuin, dat we stante pede aan het besproeien gingen. Een uurtje nadat we klaar waren, kwam er natuurlijk een flinke stortbui opzetten, die na tusschenpoozen steeds opnieuw water aanbracht. Het was trouwens hoog tijd. Denzelfden voormiddag had de omroeper in het stadje uitgebeld, dat het waterverbruik moest beperkt worden, wat in een streek waar de publieke fonteinen nog steeds gegeerde waschplaatsen zijn, heel wat beteekent. Maar nu de regen er was, was ook de waternood bezworen.

Zooals het met meer goeie dingen in het leven gaat, werd er ook hier misbruik gemaakt. Eens dat de regen er was, wist die sakkersche kerel van geen ophouden meer en in plaats van ineens serieus door te regenen, verdeelde hij zijn activiteit over al de uren van den dag en den nacht. En je zomersch kostuumpje kon je mistroostig terug aan den haak hangen.

[pagina 125]
[p. 125]

Intusschen kwam er dan weer een mooie zonnedag, die dan nog op Zondag viel en die speciaal besteld scheen voor de kinderen die hun Plechtige Eere-Communie deden. Stel je voor dat onze Jackie er bij was, en wat een gebeurtenis dit voor hem - en ook voor ons! - geweest is. Het was een heele toer voor ons, dit manneke in de gepaste kleeren te steken, want dit was een eeretaak die ons van rechtswege toekwam. Ons budget is door die diverse aankoopen zijn evenwicht volledig kwijtgeraakt en we vragen ons af, hoe we aan het einde van deze maand zullen geraken. Maar dit alles was van geen belang, toen we onzen kleinen man op den bewusten morgen, even net gekleed als zijn makkertjes en zeker als het knapste jochie ter Heilige Tafel zagen naderen. Mercator en ik hadden het zoowaar kwaad om onze aandoening baas te geraken en nooit hebben we de vreugde van het voedstervaderschap zoo puur en heilig aangevoeld. Natuurlijk hebben we 's namiddags bij Jackie mede aan de koffietafel gezeten en hoe goed het daar ook was, toch moest onze bengel ons vertrouwelijk komen in het oor fluisteren, dat het bij ons op de hoogte toch nog beter was en hij voor geen geld van de wereld zijn heele leven in zoo een chic kostuumpje zou willen loopen, want bij de minste beweging kreeg hij de opmerking mede, dat hij toch voorzichtig moest zijn. En stilzitten is nu precies de geliefkoosde bezigheid van onzen boy niet. Hoe verblijd we innerlijk ook waren dat onze beschermeling zoo een echte jongen bleef en zoo sterk aan ons gehecht was, toch wezen we hem vaderlijk terecht over de plichten die hij moest in acht nemen.

[pagina 126]
[p. 126]

Wat hij trouwens ook gereedelijk aannam en ons betoog eindigde met de vraag, of hij morgen voor de konijnen moest komen zorgen!

Zoo verglijdt, in deze woelige dagen dat de buitenwereld op haar kop staat, de tijd in het dal waar wij onze tenten hebben opgeslagen, Neleke. Denk nu niet dat de menschen hier onverschillig zijn of minder goed, omdat ze verder met de zorgen van het kleine dagelijksche leven bezig zijn. De verschrikking of de verwoesting hebben ze niet gekend en daarom blijft hun bestaan onbewogen. Maar met gulle gastvrijheid hebben ze geteisterde stadskinderen een plaats aan hun tafel gegeven en in deze zorg ligt de hoop, dat zij van alle onheil zullen gespaard blijven. En dit geve God.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken