Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert (1621)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert
Afbeelding van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneertToon afbeelding van titelpagina van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.41 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert

(1621)–Sebastiaan Franck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Wat overvloedicheyt, suypen ende toedrincken, voor iammer, onraet, schade der zielen ende des lijfs, oock armoet ende schadelijcken nooden met hem brenght. Grondelijcke onderrichtinghe, ende raedt wt goddelijcker schrift


Vorige Volgende

Hoe dat slempen ende brassen ons tot bedelaers maect, het goedt toe brengt, ende armoet invoert. De vierde Schaede.

Dat vierde Capittel.

TEn vierden ist lichtelick te mercken, ende kenlijcke oorsaecke, waerom het een arme Werelt is, ende een ygelic van armoet claecht, want waer datmen veel verdoet daer moetmen vele hebben. Nu heeft doch sulcken droncken drincken noyt gheweest van aen begin. Het wil suypen ende vreten wat daer is, wijf ende Kint. Men gewennet de Kinderen by tijts daer toe, men giet hen den wijn in de Wieghe int Lijf, sorghen dat het van hem selfs niet sal leeren, wat ist dan wonder, dat die Ioden, ende Turcken rijck zijn? By haer arbeytmen neerstelick, by ons sietmen daghelicx vreten ende suypen. Daerenboven, is dat kostelijck vercieren van cleederen geen eynde, die eene drijft den anderen, die Huysman den Borger, die Borgher den Edelman, etc. Daer is geen Regiment noch ordinantie, alle dinck coemt op't hoochste. Tis al vervreten, versopen, ende verkleedet wat wy opbrengen mogen, niemant mach, noch wil yet wat, overwinnen, want een yegelijck leyt hem te vele op, die hondert Gulden vermach die stellet hem aen, als oft hy twee hondert vermochte, de hoveerdicheyt ende hoochmoet des Levens, heeft gheen ghetal noch mate, waer men ergens een kleyn gastmael hout, daer wil een yghelick die kostelicxste wesen, ende niet achter die doore sitten, ende alle dinc is op de hoveerdie gestelt al wat sy hebben, daer wort

[pagina 25]
[p. 25]

meer wijns verquist onnuttelick, ende de Kinderen int Lijf gegoten, dan onse Voorvaders hebben gedroncken. Also brengtmen gheringhe een somme Gelts toe. Onse Voorvaders souden gemeynt hebben, dat alsulcken staet den Heeren toebehoorde. Daer koemt menich arm Gheselle in een gasterie, om drie oft vier Gulden, voortijts hadmen nauwe soo vele Penningen dorven verteeren. Het is al drinckende geworden, gheen Borger wil schier eten, oft hy wil synen sonderlingen dranck hebben. Een yegelick wil die costelicxste wesen, dat maeckt datmen vele moet hebben. Daer stelt hem dan yegelick na Gelt, wat hy mach, daer comen dan alle boose stucken, ende vonden ontrouwe handelinghe, ende bedroch wt, hoe die eene d'ander over 'track mach halen, ende int voet sandt brengen. Die werelt is overcostelijck geworden, wat wondert ons dan, dat wy arm zijn ende gheen Ghelt in de Landen hebben. Nademael wy droncken Duytschen meer verdoen dan wy in de mate ende sack hebben, daer toe die eene d'ander jaecht, de Borgher leeft so kostelijc, dat het de Vorst nauwelick weet na te comen. Wil hy nu een Vorst wesen, soo moet hy den Borger te boven gaen, dan gelt het om schatten ende schrapen over 't arme volc, 'twelck daer selfs geen kleyne schult aen heeft, terwijle sy met haren proncken, vreten ende suypen, den Vorsten een exempel geven. Hieromme, alsulcken Volck, sulcke Vorsten mede, op dat Godt den eenen met den anderen straffe. Daer uyt coemt, dat die Vorst met den Borger verderft, ende niemant niet heeft dan die gene die met Wijn, Zijde ende Samet handelen, ende tot den hoochmoet des levens helpen ende vorderen. Alsoo coemt dat Gelt wt het Lant, ick swijge noch vanden onnutten Crijch, die oock gheen cleyne oorsake onser verderven is. Nu gaet het in allen so costelick toe, datmen in voortijden wel eenen Crijch hadde volbracht, eer dat hem die Vorst nu uyt rustet, ende hem ten strijde bereydet. In voorleden tijden doen ginck een Vorst met zijns selfs Volck te strijde, maer nu ist al met veel Duysenden wt te richten, sint dat verloren volck die Landtsknechten zijn opgecomen, wanmen die niet en hadde, soo mochten sich de Vorsten alsoo niet uytrusten, ende een ye-

[pagina 26]
[p. 26]

gelick moest met soo veel hondert krijgen, alsmen nu met even veel duysent, ja een yegelijck moest dan met syn eygen volck te velde trecken. De Edelluyden mogen nu haer Sloten ende Burghen nauwelijck onder 'tdack houden, die haer Vaders van gront op hebben ghetimmert. Hoe coemt dat? Vraecht ghy't? Siet wanneer sy by den anderen te samen comen, hoe sy hen aenstellen, sy suypen ende spelen, oft sy het in eenen Dach al wouden doorbrenghen. Daer na alsmen dan gheen meer en heeft, soo gaet het over die arme Luyden, ende maect de eene Bedelaer den anderen. Somma, de werelt heeft noyt arger geweest, de Ioncxsten Dach is certeynlick voor de deure, alle dinck is op't hoochste gekomen. Men siet dat arme gemeyne volck aen, als de weke omme koemt, zijn sy den weert meer schuldich, dan sy die weke gewonnen hebben. Wel aen, wy willen oock de Schrift hooren, of armoet niet uyt dronckenschap koemt. Salomon spreeckt Prov. xxj. Wie geerne vrolijck is, die sal ghebreck hebben, ende wie Wijn ende Oly lief heeft, die sal niet rijck worden. Ende int xxiij. Cap. Mijn Soon, weest niet onder de Suypers ende slempers, want de suypers ende Brassers verarmen, ende een Slaper moet ghescheurde Cleeder dragen. Oorsaecke: De wijn maeckt leuy ende werckloos Ende terwijl men dat ghelt verdoet, versuymtmen oock de tijt door ledich gaen. Also verstaet nu v. V. hoe ons den Wijn brenget om Ziele, Lijf, Eer ende Goet. De H. Schrift liecht niet, dewelcke dat Oordeel spreeckt, 'twelck niemant anders can wenden, het is niet mijn gedicht. Daer toe dat het also is, leeren al de oude Historien. Leeft de Historie der Heydenen, hoe veele Lant ende Luyden alleen die dronckenheyt heeft omghekeert ende verdorven. Door Dronckenheyt is Holofernes verdorven, ende Syrus van Tamyre gedoot, ende daer door heeft Vlysses den grooten Cyclopem ontlijft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken