Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert (1621)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert
Afbeelding van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneertToon afbeelding van titelpagina van Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.41 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van den grouwelijcken laster der dronckenheyt die in dese tijden gheweldelijck regneert

(1621)–Sebastiaan Franck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Wat overvloedicheyt, suypen ende toedrincken, voor iammer, onraet, schade der zielen ende des lijfs, oock armoet ende schadelijcken nooden met hem brenght. Grondelijcke onderrichtinghe, ende raedt wt goddelijcker schrift


Vorige Volgende

Wt de Dronckenheydt koemt sotheydt ende onwetentheydt, ende hoe de Wijn spotters maeckt, jae gantsch onsinnich.

Dat negende Capittel.

TEn negenden, de Wijn treckt een Nevel voor dat vernufft, verduystert alle Wijsheydt, slaet te rugghe alle redelicke aenslaghen: ja verniet alle Godtsalige oeffeninghe, als men siet, wanneer men vol ende droncken is, hoe goet koop de Narren zijn. Ende soo yemant nuchteren aensiet, wat Apenspel sy maken, die siet wonder. Siet hy de zake Christelick met ernst aen, soo mocht hy hem met Heraclito, wel ter doodt weenen. Siet hyt vleeschelijck ende licht-veerdich aen, soo soude hy hem met Democrito wel kranc lachen. Daer is minder verstant in, dan in een Ezel, die als hy ghedroncken heeft, gaet hy t'huys, maer dese suypen dat sy niet sien konnen, ende leggen in haren dreck, gelijck verworchde Kalveren in haer bloet. Men seyt tot eenen byspraeck. Sy moghen wel een hoop Narren uytbrenghen. Ick meyne dat Bacchus in een kleyne tijt, wel een gantschen hoop mach wt brengen. Ende ghelijck de sotten in haer ongheluck lacchen, also dese, wanneer sy in de goot ligghen, oft inden dreck als zwijnen, ende een Koe voor een Peert aensien, zoo lacchen sy noch daer toe. Alsoo draecht dat droncken drincken, syn eygen straff met hem, op dat Godt de zonde met zonde straffe, namelick doorheyt, ja onsinnicheyt, allerley plagen, vercortinge des levens, schaden aen ziel, eer, lijf ende goet. Noch beminnen sy dat groote wee. Maer wie hem willich int perijckel geeft

[pagina 37]
[p. 37]

het is reden, dat hy daer in vergae.Wy siense voor ons omwentelen in den goot, noch hebben wy gheen afkeeren, maer gaen wy by haer liggen in den dreck, ende gronnen ghelijck zwijnen in eenen Misthoop. Anacharsis worde ghevraecht, hoemen de dronckenheydt vyandt soude werden, doe sprack hy: Wanneer hem yemant, dat Narrenspel der dronckaerts voor de ooghen stelt. Maer het helpt niet, de buyck die Nar heeft gheen ooren noch oogen, hy hoort niet watmen hem raedt offt seydt: Ghelijck Cato tot Plutarchum ende Gellium seydt. Daer wt komt dat gheen Raet geen Konst, noch Vernuft is, by den Dronckaerts noch gheen ghedachtenisse van 'tgheen dat sy in Dronckenschap ghedaen hebben. Daerom spreeckt men: Het zijn droncken reden gheweest, daer en is niet op te achten, niet liever ghesel: ick ben vol gheweest, ende hebt in dronckenheydt gesproken: droncken reden salmen niet langhe gedencken, waer wijn ingaet, daer gaet wetenschap wt: Ende gheven alsoo de Creatuer Gods de schult, ende zijn also tweederley straf weerdich: De eerste, dat sy hem wetens in perijckel gheven. Nadien sy den wijn kennen, ende hem niet wachten. De ander, dat sy den onschuldigen wijn beschuldighen, ende die den schult harer boosheyt gheven. By den wijn siet men selsame Menschen, die eene singt, d'ander weent: die wil weerloos vechten, die ghelt tellen ende heeft gheen, dese lachet ende niemant weet waerom, die beroemt hem groote kracht, ende en kan niet staen, die spreket syn eyghen schande, dese wil met Cicerone disputeren, ende is soo Neus-wijs dat hy van wijsheyt sot wert, die maeckt hem selven groote dingen wijs, is seer Rijck, ende heeft niet met allen, die kan alle dinck, die slaept nu, die knorret als een hont, die brummet als een Beyr, die spuwet als een Reygher, die kruypt erghens in een stal by den Zwijnen, daer spreecken sy malkander vriendelijck toe, maecken een groot Verbondt, willen wat beginnen, ende weten selver niet wat, smorghens weten sy nergens aff, zijn dat gheen Narren, soo weet ick niet wat Narren zijn? Ick ben in die saeck zeer verwondert, dat sy haer voor haer selfs niet schamen, ende wanneermen

[pagina 38]
[p. 38]

dat niet daghelicx saghe, ende ghewoonheydt ware, het soude niemant gelooven, dat sulcke luyden op aerden waren: Maer de schentlicke ghewoonte doet het dat wyt niet meer achten. Daer gaen sy dan swijndelen langs de straten, vanden eenen wandt aenden anderen. De ander Narren lacchen daerom: maer niemant neemt Exempel daer aen, ja hebben gheen rust, ter tijt sy ooc vol zijn, ende den ander dat nadoen, recht oft dat wel stonde. Dat hiet seker ghenarret. Ia sommighe worden gantsch onsinnich, dat het van nooden waer haer in een ketten te sluyten: vreten Keerssen, glasen, kroesen, ja brengent alsoo malkander: wanneer hen ander luyden dat deden, hoe souden sy toe sien? Wech wt met den Narren aen galghen, zonde ende schande ist, datmen sulx onder den Heydenen soude hooren, ick swijghe onder de Christenen, Vorsten ende Heeren souden dat straffen, maer (leyder) 'tis by haer zelfs een Hooft-recht, ende zijn de eersten int spel. Wie sal nu de zake raden? Niemant dan Godt door syne toekoemst. Daerom Augustinus ende Christostomus de Dronckenheyt een Moeder aller boosheyt noemen, ende een willige onsinnicheyt. Also wie met eenen droncken Mensche twistet, die twister met eenen die niet tegenwoordich is, ghelijck Seneca schrijft. Dat wil oock Salomon Prov. 20. De Wijn maeckt spotters, etc. Gelijckmen siet, dat de Dronckenen alle dinck belacchen: Wederom werden sy oock van Godt belacht ende bespot, ende vanden Engelen ende alle Creatueren, dat haer de Honden aenpissen als sy inden Mis-hoop ligghen, ende de Honden op eten dat sy ghespogen hebben, ende de Zwijnen wat sy in de hosen ghescheten hebben. Pfy der schande. Wy zijn blyde als wy sulcken Wijn-beseten sien, wy zouden altemale toeloopen om hem van alzulcken Schande te helpen, maer soo lacchen wy de eene Narre om den anderen. Men kan gheen beter Narren wenschen noch maken, dan Bachanten, dat zijn Wijn-narren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken