Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen (1565)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
Afbeelding van Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisenToon afbeelding van titelpagina van Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.17 MB)

Scans (52.07 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen

(1565)–Johan Fruytiers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Vooreden.
Ian Fruytiers wenscht den Leser salicheyt.

BEminde vlytige Leser, na dien wy in Schrifture tot menighe verscheyden plaetsen lesen, dat alle onsen aerbeyt, nersticheyt, ende profijt-soekinghe, Ga naar margenoot+ niet alleene voor ons seluen en behoort te wesen, maer oock voor onsen naesten, om hem bijstant Ga naar margenoot+ te doene na der maten ons vanden gheuer alder goeder gauen Ga naar margenoot+ wt-ghedeylt: Ja oock gantschelijck ghehouden sijn de Ga naar margenoot+ een den anderen te dienen, behulpsaemheyt te toonen: ende oock handt-reyckinghe te doen (na de inwendighe werckinghe des gheests om inghelijft te worden in Christo ons hooft) ende dat in alsulcker voeghen, ghelijck ons de naturelijcke ledekens, die soo seer behulpsaenlijck deur d'onwtsprekelijcke goetheyt by een ghevoecht sijn, een spieghel ende voor-beelt gheuen. Daerenbouen sonderlinghe lettende opde treffelijcke reden Pauli, daer hy seyt: Alle het ghene dat warachtich Ga naar margenoot+ is, wat redelijck is, wat gerechtich is wat wel luyt, oft tot eenigher deucht oft loue streckt, dat wy daer naer na dincken sullen: Soo quam deur het ingheuen van bouen in mijn ghedachten op een tijt doen ick my vermeyende was inden seer lustighen boomgaert Jesu Syrachs vol van alder godtsaligher bibelscher vruchten (die besonder op het eynde aen seer vruchtbare boomen cort ontloken, ende schoon bloeyende staen: waerinne men seer claerlijck mach sien blincken, het leuen van alle godt-vreesende Vaderen, Rechteren, Coninghen ende Propheten: In welcke seer rijpe vruchten, alle godtvruchtighen Christenen, (soo my dochte) lieflijcken smaeck souden hebben, ende daer deur voetsel der sielen crijghen) de selfde met mijn cleyn, cranck aerden vaetken (noch met swacken gheeste van binnen verghelaeft, niet in als soo volmaeckt ghelijck dat de bruycker wel wenscht) tsamen te rapen, ende op hoopkens te door-deylen, ende elck fruyt af te scheyden ghenoech by sijnder aert, op dat eenen ieghelijcken een weynich daer van soude ghedeylt sijn: ende dat elck proeuende tot hem mach nemen, daer hy den besten smaeck in vinden sal. Ende voorwaer (na mijn cranck verstant) werdt de voorgaende reden Pauli hier in beuonden: ende en twijfele niet, dit en sal tot deucht ende Gods loue strecken: want een ieghelijck hy sy, oock wie hy sy, sal hier wat vinden, dat sijn mede wetenschap die een duysentuyghe is, de welcke oock den stoutsten ende wel-sprekensten bloode ende stom maect, dick-

[pagina 6]
[p. 6]

mael doen tuygen sal tegen haren Heere. Die de vreese Gods hebben, ende sijn goddelijcke woorden cleyn achten, den selvden sal duncken daer van eggherighe tanden te crijgen. De godtloose die op heur seluen willen staen, ende van heur en schepper wijcken ende wantrouwen, desen vallense hert om bijten. De ghene die in als moetwillich de boosheyt volgen, willens ende wetens sotheyt bedrijven ende swaerlijck sondighen, vinden hier inne dat hun seer bitter smaect: Die in luyicheyt, ledicheyt, roeckeloosheyt heur leuen ouer-bringhen, vallense lastich om in te swelghen. Die in houeerdicheyt, gulsicheyt, ghiericheyt, ouerspel, ende in alle hoederije, gheestelijck ende lichamelijck gheeren en volherden, sijnse seer pijnelijcken inden buyck. Die in schimp, thoren, twist, spijt, haet, nijdt, ende alle godtloosheyt leuen, sijnse bitterder dan eenighe galle. Maer de godt-vreesende, ende de ghene die wijsheyt ende verstant beminnen ende ghebruycken, vinden hier in eenen lieflijcken smaeck, die de godt-salicheyt, kennisse heur selfs ende heurs scheppers waernemen, sijnse seer lieflijck aen te sien, die onbeweechlijck inden ghelooue sijn, heur hulpe alleen aen den Heere soecken, ende in als liefde ghebruycken, vallense saecht om bijten. Die van vernederden gheeste sijn altijt lanckmoedich, in als lijdtsamich, ende van alle tijdtlijcke gauen heuren naesten mede deylen, ende goede danckbaerheyt bewijsen, worden hier wonderlijcken by gheuoet. Die met een recht berouw, deur bidden ende ingheuen des gheests kennisse haerder sonden hebben, sijnse soeter dan eenich honich. Want alle godvreesende worden daer inne verheuen: ende alle godtloose vinden daer heur straffe in. Den versaechden herten vercondighen sy blyschap, ende den bedroefden gheuen sy troost. want wtwendighe vreucht en gheeft den menschen gheenen Ga naar margenoot+ troost, maer Gods gheest en woorden troosten alleen.

Daeromme wanneer ghy in druck ende lijden sijt, soo gedinckt met Jesu Syrach aenden Heere: v verheughende met dese sijne vruchten tot leeringhe, stichtinghe ende dienst van een yeder op liedekens gheset. Sommighe die nv den sangh niet seer en beminnen, ende alsulcken gaue deur het deruen hatich sijn: oft oock dient lof-singhen van sommighen in sommighe boecken ghelaect wort: daer beneuen die een walghinghe hebben van het rijmen, sullen dese liedekens moghelijck verachten: ist so, die twee willen wy lijdtsaemlijck verdraghen, ende den derden hier tot een mondtstopsel setten het oude ghebruyck des sanghs: achterlatende Orpheus, Linus, Am-

[pagina 7]
[p. 7]

phions, Tubais, ende Dionysius singen, met oock veel vermaerder Poeten sangh ende schrijuen van dien. Inden eersten Ga naar margenoot+ gheeft Syrach ghetuyghenis dat de oude vaders gheestelijcke liedekens hebben ghedicht ende ghesonghen: ghelijck Ga naar margenoot+ het besonder ghebleken is aen Moyses ende Miriam, die den Heere, die heur soo wonderlijck wt der handt Pharaonis hadde verlost, een danckbaer liet songhen. Desghelijcke Ga naar margenoot+ Debora ende Barak, Weest alle de Proheten hebben gheseyt Ga naar margenoot+ datmen den Heere lof sangh soude singhen ende de stieren der lippen offeren, ende ons verheughen in onsen Salich-maker Ga naar margenoot+ singende op snaerspel. De seer schoone const der musijcken ende Ga naar margenoot+

des sangs is grootelijck gevoordert geweest byden Ga naar margenoot+ Conincklijcken Prophete Dauid, want die inden ghesanghe wel Ga naar margenoot+ geleert, ende meesters waren, sijn tot sijnen tijde inden ghetaleGa naar margenoot+ gheweest C C. L X X X V I I I. Oock werden de broederen vanden outsten Leuiten van Dauidt ghestelt tot sanghers, ende songhen luyde met blyschappen, doen de arcke op haer verordende stede gheset wordt. Singhet den Heere, sprack Ga naar margenoot+ hy alsdoen, speelt en dichtet van alle sijne wonderen: hier van sijn alle sijn Psalmen ouervloedelijck vervult. Ja hy beueelt Ga naar margenoot+ in sommighe dat onse lippen ende sielen des lofs altijt sullen vol sijn, vrolijck wesen, ende heuren Verlosser lof singhen, want het is een costelijck dinck den Heere te dancken ende Ga naar margenoot+ lof singhen. want alles wat adem heeft, is den Heere lof Ga naar margenoot+ schuldich. Salomon heeft oock liedekens ghemaect, ende dat Ga naar margenoot+ oock seer vele, hoe wel sy ons niet ter handen en sijn ghecomen, dit wort van vrome Christene schryuers ghenoech bescreuen. Oock doen by sijnen tijden de Leuiten d'arcke Ga naar margenoot+ inden tempel brochten, songhense clinckende cimbalen. De Leuiten hebben oock in D'israelitische ghemeijnte ghesongen, doen Josaphat vanden kinderen Noab ende Amon belegert was: Hiskia heeft in sijn siecte liedekens ghedicht ende Ga naar margenoot+ ghesonghen; Syrach ende Esdras betuygen alle beyde Ga naar margenoot+ vanden sanck in de herbouwinghe des tempels: De kinderen Ga naar margenoot+ inden gloeyenden ouen songhen den Heere lof-sangh. Hoe wel Ga naar margenoot+ sommighe dit voor-verhaelde nv cleijn achten, om dat inden ouden Testamente gheschiet is, soo weten wy dat de Inghelen songhen in de gheboorte Christi. Christus heeft den sangh Ga naar margenoot+ ghebruykt, want den lof-sangh ghesonghen sijnde ghingense na Ga naar margenoot+ den Olyfberch: Hoe wel dit van sommighen anders wert wt gheleyt, soo ist van Erasmo in deser voeghen ghestelt: ende wort van andere gheleerde in andere ouersettinghen veur

[pagina 8]
[p. 8]

goet bekent. Desghelijcx machmen oock mercken wt de Ga naar margenoot+ woorden Pauli: Ick sal singhen met der stemme, ende ick sal singhen met den verstande. wederom op een ander plaets: Ga naar margenoot+ Vermaent den anderen met lof-sanghen, psalmen, ende gheestelijcke liedekens, ende singhet den Heere inder herten. Jacobus Ga naar margenoot+

seyt: wye in lyden is, die bidde: wie goets moets is, die Ga naar margenoot+ singhe. Paulus ende Silas gheuanghen sijnde loofden Godt met ghesanghe na sommigher wtlegghinghe. De Ga naar margenoot+ stemme des grooten waters donders, ende herpen-speelders Ga naar margenoot+ ghelijck songh een nieu liet. De X X I I I I ouders Ga naar margenoot+ desghelijke, de Oostersche ghemeijnten in Antiochien ende Syrien hebben corts na der Apostelen tyden, doen de Christenen seer yuerende waren, Dauids psalmen met veerskens Ga naar margenoot+ ghesonghen. Ten tijden Ignatij begonstense ooc andere lof-sanghen te singhen. wt alle desen argumenten, soo wt den ouden ende nieuwen Testamente, midtsgaders oock wt den ouden Vaderen corts na der Apostelen tijden, ist claerlijck ghenoech te mercken dat lof-sangh met Schrifture ouer een coemt, ende den Heere aenghenaem is. Dan daer moet wel ghelet sijn op de woordekens Pauli hier veure verhaelt van het stemsinghen, dat wy oock den Heere in onser herten ende Ga naar margenoot+ zielen sullen singhen, oock met den verstande: ende dat het herte meer wercken moet deur het t'sgheests inblasen dan de stemme: ende niet soo seere na het soet gheluyt der stemmen hooren, dat men het gheestelijcke verstant der woorden verghete. Daerom sult ghy met haluer stemmen soetkens ende matelijck singhen, op dat de stemme ende woorden met den verstande ende gheest ghelyckelijck voort dryuen. Als ghy alsoo singht, O soo is uwen sangh seer crachtich, ende het herte in viericheyt verweckende: met sulcken ghesanghe worden de wolcken deurboort, v Schepper ghelooft, den Gheest opghetoghen tot hem, ende uwe naeste daer deur verbetert. Maer wort ghy nv meer door de soeticheyt der stemmen beweecht, dan deur de woorden, soo sondicht ghy na Augustinus schryuen. Dit sy v hier dan ghenoech van gheseyt, ende dinct, sijn alle uwe ledekens ghehouden Gode heuren Schepper lof ende prys te gheuen: dat de stemme en tonghe van de princepaelste sijn: want de tonghe is een wtlegghersse der herten, Ga naar margenoot+ ende ghedachten: t'welcke de stemme deur het gheluyt laet hooren. Niet dat Godt daeromme het herte niet en can aensien al en gaef de stemme gheen gheluyt, ghelijck hy het Ga naar margenoot+ ghebet Moysi ende Annae Samuelis moeder ende meer an-

[pagina 9]
[p. 9]

dere verhoort heeft: maer het verstant wort daer deur gheoeffent, in het ghene dat den gheest aengaet, t'welck hem anders lichtelijcken laet leyden tot ondeuchtlijcke saken. Schickt v ghy dan tot de deuchdelijcke, singhende dese Syrachsche liedekens: sijnt al gheen lof-sanghen, altyt streckt singhen oft verstandich lesen tot der deucht: mits dat na Augustinus leere den Heere voor het lesen ghebeden sy om synen Godlijcken gheest: de welcke onsen gheest het rechte verstant moet doen smaken. Ick hope hier in den text soo naeu gheuolght te hebben alst my moghelijck was, ende hebbe den selfden ghenomen wt de beste texten die ick wist te cryghen. Ende voor den ghenen die somtyts schamperlijcke spreken op de volghinghe des texts, deur de rethorijcke, ende den selfden gheuolght willen hebben van woordt te woorde, niet dinckende dat de Heere wel gheeft sijn gauen in menigherley woorden eenen sin verscheyden wt te beelden, welcke gaue moghelijck in my niet volcomen is: soo hebbe ick om eenen ieghelijcken daer inne te voldoen dit schey-punct [ ] meest ouer al gheset. De rijmende Leser moet oock aensien al gheset. biddende voorts alle Godturuchtighe lesers dat sy my desen aerbeyt (daer ick voor my seluen niet alleene in en hebbe gheaerbeyt, ghelijck ons Syrach leert, maer voor alle die gheerne wt sijn schriften leeren wilden) int goede willen nemen: hopende, wort den selfden van my wel ghenomen: ende spaert my den Heere ghesont, my niet ontreckende sijn handt, den Lesers corteling met wat anders ende beters bedienstich te sijne. Om het selfde te volbringhen, ende dat ghy dit met vreuchden moecht lesen ende singhen, stercke ons d'almoghende Vader met sinen Godtlijcken gheest. By v blyue vrede, ende liefde met den ghelooue inden Heere Jesu Christo, ende de ghenade sy met v allen die daer liefhebben den selfden Heere inder onsterfelijcheyt.

Amen.

margenoot+
Phili. 2. b
margenoot+
Ephe. 4. b
margenoot+
Ja. 1. a.
margenoot+
Ephe. 4. b
margenoot+
Phili. 4.c.
margenoot+
Prove. 14. b
margenoot+
Syr. 44. a
margenoot+
Exo. 15. a. c
margenoot+
Judic. 5. a
margenoot+
Ezai. 12. a 26. a
margenoot+
Ozee. 14. a
margenoot+
Abba int leste.
margenoot+
1. Para. 6. d
margenoot+
1. Pa. 25. b
margenoot+
1. Par. 15. a
margenoot+
1. Par. 16. b
margenoot+
Psal. 7 b
margenoot+
Psal. 92. b
margenoot+
Psa. 150.
margenoot+
2. Para. 5. b
margenoot+
2 Pa. 20.
margenoot+
Eza. 38. c
margenoot+
Syr. 47. b
margenoot+
4. Esd. 4. c
margenoot+
By de ouerghebleuene stucken.
margenoot+
Luc. 2. b
margenoot+
Matth. 2. c
margenoot+
1. Co. 14. b
margenoot+
Collo. 3. b ende Ep. 5. c
margenoot+
Jaco. 5
margenoot+
Actuum 16. c
margenoot+
Apo. 14. a
margenoot+
Apo. 5. c
margenoot+
Hist. Tripart. int. 2. boeck. 32. cap.
margenoot+
Idem in 9. boeck cap. 8. ende 9.
margenoot+
Col. 3. ende Ephe. 5.
margenoot+
Zing. Eras.
margenoot+
Samu. 2. b

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken