Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 170]
[p. 170]

28

Bovenaan het bordes stond een bank. Een man zat dromerig voor zich uit te kijken. Achter hem een in de muur gemetseld schild:
maatschappij voor ontspanning
directie: b.l. jekyll

Naast het bord een draaideur waardoor zij in een met voornamelijk rood- en witachtige kleuren versierde hal kwamen. Recht tegenover de ingang hing een reusachtig portret van een man met een rechtvaardig gezicht dat daarom erg bleek was uitgevallen. Achter de niet door reumatiek geplaagde rug van de geportretteerde tekende zich een liederlijke wereld af waar vrouwen uit het Chicago van de twintiger jaren korte rokken lieten zien en zwarte, glimmende kousen. Tussen deze vrouwen zwalkten aan de drooglegging ontkomen vreemdelingen met bolhoeden. Aan deze verderfelijke wereld moest de schilder veel genoegen hebben beleefd. Eigenlijk jammer dat die vent er voor stond.

Boven de balie hing een bel.

Op het gelui van Begoresj kwam een man een links in de hal gelegen trap afgestormd, hen toeschreeuwend op te houden met dit paranoïde geklingel in zijn wereld van rust.

Begoresj grijnsde.

- Jekyll! riep hij naar de man die een verkleinde uitvoering was van de laatste der rechtvaardigen op het schilderij.

- Begoresj, antwoordde de man. Ik wou dat je oplazerde.

Hierna glimlachte hij.

- Hij gaat onder zijn naam gebukt, fluisterde Begoresj alvorens een stap naar voren te doen en de man bij zijn keurige tweedjasje te grijpen.

[pagina 171]
[p. 171]

- Kom kom, siste de dichter. Ik wil mij alleen ontspannen.

Hij draaide het oor van de man om.

Dit veroorzaakte een dusdanig geschreeuw dat enige leden van de maatschappij voor ontspanning zich om de hoek vertoonden van een achter de trap gelegen gang.

- Grijp hem! piepte de man op hetzelfde ogenblik dat Begoresj hem een duw gaf die hem met gespreide vleugels in de armen van zijn discipelen deed belanden.

- Vlieg vogeltje! riep Begoresj.

- Eruit! gilde de man.

Hier bemoeide Asquit zich met het gebeuren.

- Ik stel u voor ons hier toe te laten, zei hij vriendelijk. Wij hebben helaas ernstig nieuws voor u. Het gaat om het behoud van deze mooie villa.

- Het gaat om je leven, zei Begoresj.

Jekyll lachte somber.

- Wat kunnen jullie stuk maken? vroeg hij eindelijk. Want daar kom je voor Begoresj. Jij vuile herrieschopper.

Hij wachtte even en streek zijn haar naar voren.

- Ik ben democratisch, zei hij. Ik laat jullie binnen. Maar als jullie je bek opendoen flikker ik je liever de straat op.

- Er is belangrijk nieuws, zei Begoresj. En dat ik je dat mag vertellen, dat is heerlijk.

- Van jou zal ik ellende meemaken, zei de directeur.

Hij ging hun voor naar een zaal met grote glasramen. Hier was de achterkant van het huis, er waren geen gazons, zelfs heel weinig begroeiing. De bodem leek hard, rotsachtig. Een paar honderd meter verder lag de zee; het huis bevond zich er hoogstens tien meter boven, op het westelijke eilandgedeelte.

Zij gingen zitten aan een tafeltje. Zij bevonden zich te midden van een dertigtal rustzoekenden die meestal de veertig gepasseerd waren en zich onledig hielden met spelletjes, zoals schaak, patience en legpuzzel. De meeste mannen droegen vesten, een enkele had een trui. De vrouwen

[pagina 172]
[p. 172]

leken allemaal op elkaar. Ze hadden onprettig scherpe en ontevreden gezichten en droegen zonder uitzondering een bril. Twee dames lazen in een kookboek, hun bijbehorende mannen zagen er niet naar uit dat ze al verder waren dan de inleiding. Ondanks al het licht, de met formica belegde tafeltjes en de glimmend geboende vloer, hing er de grondlucht van ouderdom, van aftakeling met een gevaarlijke bijsmaak van afzondering: minachting.

- Hoe is het met je gekken Barry? vroeg Begoresj.

- Hier regel ik mijn eigen zaken, zei Jekyll en alweer leek het of hij een vraag beantwoordde die hij zichzelf gesteld had, zonder dat de woorden van de anderen tot hem konden doordringen.

- Ik waarschuw je, zei de directeur ten overvloede.

Hij knipte met zijn vingers. Aan het eind van de zaal verschenen de gezichten van de mannen die hem ook in de hal te hulp waren geschoten.

- Flinke jongens, zei Jekyll, terwijl hij ze wegwuifde. Die zouden mij desnoods met hun eigen lichaam beschermen.

- Reken daar niet op, zei Begoresj. Ook die hebben hun snipperdag.

Asquit haalde zijn neus op, likte zijn lippen af, opzichtig en komiek.

- Drank! schreeuwde Begoresj. Dodemansdoem! Troost! Enkele kaartenden sprongen verschrikt op.

- Spiritualii Sancti, In Excelsis! riep Begoresj, zijn armen spreidend als Jezus op een bidprentje.

Verbaasd gingen verschillende opgesprongenen weer zitten. Wie had hen zo aan het schrikken gemaakt?

- Ik zou dit nalaten, zei Jekyll, terloops maar zichtbaar naar de hoek wijzend.

Een dienstertje verscheen met koffie. De directeur werd aan de telefoon verzocht.

- Wat is er met die man? vroeg Paul toen Jekyll zich met stijve passen had verwijderd.

[pagina 173]
[p. 173]

Niemand antwoordde. Begoresj stond op en ging naar het tafeltje naast hen waar twee dames zaten te kaarten.

- De directeur is even weg, zei Begoresj zacht maar verstaanbaar. Mag ik u iets aanbieden? Hoeveel betaalt u hier?

- Veel, zei de oudste dame. Maar wij zijn gelukkig. Yes sir, wij zijn gelukkig.

- Stromend water, antwoordde Begoresj. Vloeistof. Als het maar stroomt.

- U stinkt, zei de ander die haar zuster kon zijn, zoveel leken de met steentjes ingelegde brilmonturen op elkaar. Verdwijnt u toch mijnheer.

- U betaalt hier te veel, fluisterde Begoresj. U wordt uitgezogen. Weet u wat hij met uw geld doet? Hij brengt het naar vreemde hoeren. In vreemde steden, op zakenreis. De wereld weet het. U kunt hem niet langer tolereren.

- Dat kan mij niet schelen, zei de eerste dame. Ja Mary! Vijfentwintig dollar debet!

Zij smeet vier boeren op tafel.

- Ik heb uw zoon gesproken, zei Begoresj tegen Mary.

- Wij moeten hard zijn, antwoordde het vrouwtje. Bikkelhard in deze bikkelharde wereld. Hij zal voor zijn moeder opkomen. Ik denk aan hem met heel mijn hart.

- Hij komt misschien niet terug, zei Begoresj. Als ze hem naar de theeplantages van Tibet sturen zal hij niet terugkomen.

- Thee, zei het vrouwtje tevreden. Hij zal heerlijke thee meebrengen. En hij kan zichzelf wel redden. Hij zal huilen als een kind als ik hem in mijn armen sluit. Kom niet dichterbij ploert!

- De directeur heeft jullie verraden, zei Begoresj. Je zou ervan opkijken Mary als je wist wat de directeur op de wereld te koop weet.

- Ga weg, siste de eerste dame. Laat van ons af adder. Hier is een veilige plaats. Ze moesten je afrossen. Drankorgel!

Begoresj boog en keerde terug naar zijn plaats. Hij leek

[pagina 174]
[p. 174]

op een conferencier na zijn optreden. De op zijn gezicht bevroren lach begon te ontdooien. Hij had zweet op zijn voorhoofd.

Daarna dronk hij zijn koffie. Het was bijzonder smakelijke koffie. Buiten werd de zee steeds waziger. Hun voeten hadden stof achtergelaten op de glanzende grond. Zelfs de vliegen leken ingepast in het systeem van rust.

- Jekyll was onderburgemeester van Pjilnok, zei Begoresj tegen Paul. Hij voerde zijn eigen taken naar vermogen uit. Toen hij burgemeester werd liep alles uit de hand. Hij bleek niet meer dan de boer waarop iedereen vond dat hij leek. Hij wist alles van tuinieren en hij dacht dat je Pjilnok alleen moest aanharken om er iets van te maken. Hij is er uitgegooid en ik heb daarbij geholpen.

Begoresj legde zijn handen op tafel.

- Het zou goed zijn als de ramen hier kapot gingen, zei de dichter. Wat zou het waaien in de winter.

De directeur verscheen weer in de zaal.

Bij hen gekomen, wees hij naar de zee.

- Misschien brandt Pjilnok al, zei hij. Wat hebben jullie te vertellen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken