Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een afgezant uit niemandsland (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een afgezant uit niemandsland
Afbeelding van Een afgezant uit niemandslandToon afbeelding van titelpagina van Een afgezant uit niemandsland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

Scans (11.34 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een afgezant uit niemandsland

(1968)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

29

De directeur nam hen mee naar een torenkamer die geheel rond was en erg ruim. Een raam over de gehele wand maakte de kamer tot een uitkijkpost. Zij waren waarschijnlijk al vroegtijdig ontdekt.

In de verte lag de haven. Er voeren boten op zee. Rookwolken kwamen van de kant van Pjilnok. Maar kleine rookwolken.

[pagina 175]
[p. 175]

De directeur ging achter een bureau zitten, zijn rug naar de zee.

- Ik ben opgebeld door mijn vriend Cromwell, zei hij.

- Vriend? informeerde Begoresj.

- Vriend, zei de directeur met een zekere plechtstatigheid. Wie hier geregeld komt wordt altijd vriend. Wij zouden het niet tolereren wanneer hier een vijand vertrok. Behalve natuurlijk als wij hem niet mogen.

- Cromwell, zei Asquit. Ik begon hem juist te respecteren. Dat ligt nog vóór waardering.

De directeur glimlachte.

- Zal zo'n grote geest niet weten waar hij thuishoort?

- Wat zei hij? vroeg Begoresj plotseling ongeduldig. Wat is er met Pjilnok. Daar kom ik voor. Jij hebt hier telefoon.

- Zij zijn op weg hier naartoe, vervolgde de directeur onverstoorbaar. Professor Cromwell en zijn staf.

Over de zee kwam nog meer rook. Maar in ieder geval was één rookkolom afkomstig van een schip dat omgeven door twee torpedoboten naderde. Hoe dichterbij, hoe sneller. Ze kwamen recht op de kust af, maar vóór de branding draaiden ze en stoomden verder, het eiland langs in noordelijke richting.

Het stoomschip was een ouderwetse mijnenveger. Er hingen verscheidene vlaggen langs de mast in een code die hij niet kon ontcijferen. Asquit speelde met het bandje van zijn polshorloge.

Op het bureau rinkelde de telefoon.

- Natuurlijk kolonel, zei Jekyll. U kunt op mij rekenen. Daar is geen sprake van! Als mijn gasten. Vanzelfsprekend!

Hij bleef even verbaasd met de hoorn aan zijn oor zitten. Daarna legde hij hem voorzichtig op de haak.

De directeur lachte onaangenaam.

- Straks, zei Begoresj, zich vooroverbuigend, krijg je een pak slaag.

[pagina 176]
[p. 176]

- Ho! riep de directeur. Het gaat hier democratisch toe! Als er geslagen wordt sla ik.

- Ik tuig je af, zei Begoresj. En weet je waarom? Zo maar.

- Mijn personeel heeft de leider die het verdient, zei de directeur, ook nu niet luisterend naar wat Begoresj zei. Reken erop dat ik populair ben.

- Hoelang nog? vroeg Asquit.

De directeur vouwde zijn handen voor zijn buik en wipte op zijn stoel. Dit maakte Paul nerveus. Er waren nu enkele motorbootjes op de kust af komen varen. De rook bleef op de achtergrond. Uit het benedenhuis drongen geen geluiden door.

Onder een deel van het doorlopende raam stond een lange bank. Zij gingen erop zitten, naast elkaar. Asquit begon te neuriën. Er was niets bijzonders aan dat gehum, behalve dat de voortdurende herhaling van hetzelfde wijsje de directeur van streek maakte en Asquit humde onverminderd voort.

- Wat zingt die idioot! schreeuwde Jekyll. Ik moet weten wat er in mijn huis gebeurt!

- Hij neuriet, antwoordde Begoresj.

Achter Jekylls hoofd waren kleine wolkjes. Er vloog een vogel voorbij het raam, precies door zo'n wolkje. Zo werden het spreekwolkjes uit strips en Jekyll werd een komische held op papier.

Hij schreeuwde:

- Ik zou jullie even lief kielhalen!

Opeens veranderde Asquit zijn gehum in zang. Hij bracht werkelijke tekst voort:

 
Er zaten eens twee joden
 
Twee joden aan de vliet
 
De één was niet besneden
 
De andere antisemiet
[pagina 177]
[p. 177]

- Dit neem ik niet! bulderde de directeur.

- Kom, zei Begoresj. Waar is de drank vriend?

Hij begon als een razende de kamer rond te lopen. Behalve het bureau en de bank stond er een stalen ladenkast. Begoresj trok alle laden open, schudde ze leeg op de grond. Maar geen drank. Wel een aantal vergeelde knipsels.

Paul raapte er een op, terwijl Jekyll met gebalde vuisten op zijn stoel bleef zitten, zelfs niet bij machte de telefoon te gebruiken. Zijn hoofd was intussen rood opgezwollen.

- Ik heb dorst, zei Begoresj op klagelijke toon. Waar is de spiritus? Ik ga dit huis in brand steken.

- Heiligschenners! riep de directeur plotseling. Kladhonden! Communisten!

Asquit ging staan en deed alsof hij uit een knipsel voorlas:

 
Eindelijk sprak God
 
En riep: dit is je lot
 
Opgelazerd uit het Vaderhuis
 
De verlosser sprong van schrik van 't kruis

Biggelden er tranen langs de wang van de directeur? Zijn gezicht was in ieder geval grauw, zijn fiere houding ineengezakt als pudding; hij was duidelijk gekwetst.

- Hou op! riep hij. Ik smeek u!

Paul liet het opgeraapte knipsel los, terwijl Asquit en Begoresj verder gingen met bladeren en openvouwen. Asquit neuriede hetzelfde deuntje.

- Heren! Hou op! jankte de directeur.

- De twee vrienden in ons vers hebben een gevaarlijke mentaliteit, zei Begoresj kalm. Het zijn weg-met-ons-figuren. Ze zijn beklagenswaardig. Je had beter moeten luisteren Jekyll. Ik vertrouw je niet, aansteller, janker.

- Hij zal het moeten leren, zei Asquit. Maar hij heeft het nog steeds niet geleerd.

[pagina 178]
[p. 178]

Er werd geklopt.

Paul ging staan. De hemel werd een beetje bewolkt. De wazigheid trok op. De zon was een ogenblik verdwenen uit de ramen.

- Binnen! schreeuwde de directeur.

Hij zag wit van woede. Zijn schouders rechtten zich.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken