Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Al is de waarheid nog zo snel (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Al is de waarheid nog zo snel
Afbeelding van Al is de waarheid nog zo snelToon afbeelding van titelpagina van Al is de waarheid nog zo snel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (4.30 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Al is de waarheid nog zo snel

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Eufemismen

Je komt de kamer binnen, net op het moment dat iemand daar iets stoms doet. Je schrikt en voelt de onweerstaanbare behoefte opkomen op heftige wijze te reageren. En dan schreeuw je:

‘Hoe kun je nou zo stom doen, agrarische penis!’

Sommige mensen roepen in zo'n geval gewoon: ‘Stomme boerelul!’

Agrarische penis is een zogenaamd eufemisme voor boerelul. Een eufemisme is een verzachtende omschrijving voor iets dat onaangenaam kan klinken als je het recht voor z'n raap zegt.

Zo klinkt ‘Zijn gezicht vertoonde enige oneffenheden’ aardiger dan: ‘Hij was een puistekop.’

‘Agrarische penis’ is niet een echt eufemisme maar een zogenaamd ironisch eufemisme, dat als volgt tot stand gekomen kan zijn:

Als de hoer, zoals dat heet, het oudste beroep ter wereld uitoefent en de jager het op één na oudste beroep, dan komt de boer als goede derde. Hij was degene die het land bewerkte en voedsel garandeerde aan degenen die in de buurt woonden van de velden die hij bebouwde. Een nuttig mens! Toen echter in de middeleeuwen de steden opkwamen met hun handel drijvende burgerij, begonnen de leden van de burgerij op die vieze landbewerkers neer te zien.

In onze eeuw raakt de technologie steeds meer ontwikkeld. De kennis der natuur neemt toe. Wie het land wil bewerken moet het een en ander van scheikunde weten, en wie het land daarbij in stand wil houden zelfs een heleboel. En daar staat de moderne boer dan: hij is de leider van een goed geoutilleerd bedrijf, zijn kennis is even gespecialiseerd als die van degenen die een ander beroep uitoefenen waarvoor hoogwaardige kennis vereist is.

En zo werd de boer een agrariër. Op die benaming had hij recht.

[pagina 13]
[p. 13]

Het ging niet alleen om dat recht. Er kwam nog iets anders bij.

‘Boer’ klonk zo onaangenaam, evenals bij voorbeeld ‘werkster’ en ‘slagersjongen’, die het respectievelijk tot ‘zuiveringsdeskundige’ en ‘account executive’ brachten.

De boer, inmiddels, ploegde voort. ‘Stomme agrariër,’ begonnen mensen gekscherend tegen elkaar te zeggen. Want hoe je het ook draait of keert: ze bleven de boer met een scheef oog aankijken.

En toen brak de tijd aan dat de boer opeens in achting steeg bij de spraakmakende gemeente. De bedreiging van het leefmilieu door het gebruik van allerlei soorten giftige chemicaliën, deed de behoefte ontstaan aan natuurprodukten, dat wil zeggen onbespoten groente en melk van koeien die geweid werden op gras waarmee de akzo geen bemoeienis had. Zo wilde men terugkeren tot de boer die het contact met de natuur had behouden.

Er waren zelfs intellectuelen die van mening waren dat de moderne boer te ver was afgeraakt van de manier van land bewerken van zijn voorvaderen. Zij richtten zelf boerenbedrijfjes op, om het oude handwerk in ere te herstellen.

Toen men ‘boer’ denigrerend vond klinken, veranderde hij in een ‘agrariër’. En toen de boer steeg op de beroepenhitparade, en men uitgekeken raakte op die onechte en gezochte eufemismen, werd de agrariër weer wat hij altijd was gebleven: een boer.

Hoeven we elkaar dus nu niet meer ‘stomme agrariër’ te noemen en kunnen we terugkeren tot het zo vertrouwde ‘stomme boer’? We hadden net uitgemaakt dat de boer niet stom is. Ook nooit geweest is trouwens. Sommigen van ons dachten dat alleen maar. Dus van nu af aan is het uit met dat gescheld.

Alleen: hoe schaf je het af. Want ‘stomme boer’ is wel een bijzonder sterk ingeburgerd scheldwoord, evenals de benaming ‘boerelul’.

We kunnen hoogstens verwachten dat deze kwalificaties zullen uitsterven, als door de jaren heen de boer hoog in aanzien blijft staan en de herinnering verloren zal gaan aan alles waarvoor men hem in vroeger tijden heeft uitgemaakt. Zo horen we de ironische verbinding van het eufemisme ‘agrariër’ met het Latijnse penis al bijna niet meer. Dat was een vorm van taalspel die opgeld deed in de tijd waarin het te pas en te onpas bedenken van sjiekere benamingen voor gewone beroepen op z'n hoogtepunt was. Op het moment dat zo'n mode afneemt, is ook het ironiseren daarvan niet meer grappig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken