Aan de kaak stellen
Soms bekruipt mij de onbedwingbare behoefte iemand of iets aan de kaak te stellen. Dat wil zeggen: iets aan de openbaarheid prijsgeven dat men liever verborgen had gehouden. Stel dat iemand iets doet dat niet door de beugel kan en schadelijk is voor het land. Dan zal hij het zelf graag geheim willen houden. Maar als anderen er lucht van krijgen, zullen zij er wel degelijk ruchtbaarheid aan geven. En dan stellen zij die persoon aan de kaak.
In de kranten worden vaak mensen aan de kaak gesteld. De personen in kwestie vinden dat niet leuk. Maar toch is het een der taken van de pers om dingen uit te zoeken die niet in de haak zijn. Anders zou het een nog veel grotere rotzooi worden in de wereld dan het nu al is. In bepaalde landen is het de pers verboden te publiceren wat zij wil. Daar is de openheid ver zoek. In die landen zijn dus kennelijk veel dingen aan de hand die niet in de openbaarheid mogen komen en dat is geen gunstig teken. Oorspronkelijk was een ‘kaak’ een ton (denk aan haring kaken: haring in een ton met zout bewaren). In de middeleeuwen werden misdadigers op zo'n ton gezet, midden op het marktplein, ten prooi aan de spot van het volk. Men werd dan ‘op die kaecke geset’. Later werd deze ton vervangen door een schandpaal, waar de boef met een ijzeren halsband aan vast geklonken werd, de handen geboeid. Ook een geliefde straf was het vastspijkeren van één oor aan de kaak, waarbij het de bedoeling was dat het slachtoffer zich losrukte en onder luid gejoel en geschimp, met vele trappen na, zich een weg door de menigte baande.
Het ‘aan de kaak stellen’, zoals het nu heet, was een van de meest gevreesde straffen. Er is een verhaal bekend over een soldaat uit Hoorn in 1673. Deze smeekte de krijgsraad de kogel te mogen krijgen in plaats van aan de kaak te staan. Door dit laatste zou hij