Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ambitie (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ambitie
Afbeelding van De ambitieToon afbeelding van titelpagina van De ambitie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (16.19 MB)

ebook (3.15 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ambitie

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

[XX]

's Morgens hoorde zij de deur sluiten en zag zij in gedachten Frits het tuinpad aflopen op weg naar de trein. De gezinshulp was op dat moment al binnen. Er bestond een afspraak dat zij niet alleen werd gelaten. Al zou zij drie dagen achter elkaar vrolijk en energiek haar rol van huisvrouw uitvoeren, dan nog zou iedere stap van haar met argusogen worden bekeken.

Hoe onopvallender de controle van de anderen, hoe meer zij zich op zichzelf terugtrok. Moest terugtrekken, want niemand kon de juiste manier bedenken om met haar te praten. De huisarts had haar ‘kalmerende middelen’ gegeven. Hij gedroeg zich alsof hij ze zelf ook slikte.

Het feit dat Frits er niet op aandrong dat zij onmiddellijk een psychiater consulteerde, stelde haar enerzijds gerust. Aan de andere kant irriteerde haar dit gebrek aan aandacht. Of had hij zelf angst? Zij vervloekte het moment waarop zij in elkaar was geklapt. Was het maar minder hevig gekomen, zodat zij het voor zich had kunnen houden en in stilte verwerken.

Zij zag Frits het tuinhek uitgaan en stelde zich voor hoe hij de trein binnenstapte, tussen de andere forensen, voor een aantal uren bevrijd van haar problemen, vrij en opgewekt in Amsterdam tussen zijn paperassen en de intellectuele bevrediging die als heilige geest door zijn kamer zweefde.

's Morgens was er een vast patroon in alle dingen. Na het vertrek van Frits wachtte zij op de geluiden die het opruimen van de kamers met zich meebracht. Zelf kon zij onmogelijk in touw komen. In plaats dat zij de macht weer overnam, lag zij klaarwakker naar zichzelf te kijken. Het was alsof het leven langzaam uit haar handen wegliep.

Ook als hij het huis verliet verlangde zij naar Frits. Zij hoopte dat hij naar haar toekwam en haar aanraakte, zijn genegenheid liet blijken, haar over het hoofd aaide of zijn hand op haar voorhoofd legde om te kijken of zij koorts had.

Langzamerhand begon het besef te dagen dat de Frits die zij in haar geest construeerde, steeds grotere afwijkingen begon te vertonen van de echte. Ook in zijn onaangename eigenschappen! Het was alsof minder werkzame gedeelten uit hem werden weggesneden en vervangen door haar bedenksels. Maar welke delen vond zij overbodig, of verwerpelijk?

Soms leek degene die zij voor zichzelf bedacht helemaal niet op

[pagina 120]
[p. 120]

Frits. Ook in haar erotische voorstellingen was hij zo vaak een ander. Een man zonder uitgesproken gezicht. Eigenlijk niet meer dan handen die haar zacht aanraakten en een mond die zinnen uitsprak die haar in de war maakten, zo hevig werkten ze op haar in.

Als zij die ander in zich liet praten verplaatste hij haar meestal naar een wijds landschap met vele heimelijk verborgen plekken, een duinpan waarin zij zich kon uitkleden en zich geven, bomen waartegen zij zich te rusten zette, met op de achtergrond de muziek van zangeressen die zij het liefst hoorde. Een bucolisch samenzijn met de gedagdroomde onbekende die haar streelde, haar niet zoals Frits in aandachtiger jaren wild bezat. Een wezen dat er uitsluitend voor haar was, dat zich uitgebreid had georiënteerd over haar noden, dat erop uit was haar in zijn onafzienbare liefde op te nemen, ter bescherming van hen beiden tegen de dagelijkse routine. De ontkenning van verveling, het verdriet van alleen moeten voortmodderen, de vermoeidheid die kinderen veroorzaakten, de overwerktheid van een echtgenoot.

Zij probeerde haar voorstellingen zo lang mogelijk vast te houden, omdat de desillusie na het verloren gaan van haar fantastische gedachten des te groter was. Toch kon zij dat laatste niet tegenhouden. Haar dagdroom was groot en bestand tegen aanvallen vanuit de werkelijkheid. Maar opwinding en warmte verdwenen. Als zij bij het maken van de voorstellingen masturbeerde, kwam zij soms tot een orgasme, maar nog vaker hield zij op, uit onvermogen om het denken voort te zetten.

Zij voelde zich radeloos. Zij ging op haar buik liggen en duwde haar hoofd in het kussen. Zij dacht erover na wie zij kon opbellen. Wie haar kon troosten. Zij dacht aan Ronnie, verlangde opeens op een heel directe en lichamelijke wijze naar haar aanwezigheid. Zij wilde haar hoofd in Ronnie's schoot duwen en zo blijven liggen. Maar meteen daarop zette zij deze gedachte van zich af in de zekerheid dat Ronnie net zo goed surrogaat was als de andere voorstellingen.

Ronnie: een soort strohalm op het eiland waar de ineenstorting zich had aangediend zonder dat zij de signalen die eraan voorafgingen, had opgevangen. Haar eerste reactie op Ronnie was waarschijnlijk zo'n signaal geweest.

Het idee dat Ronnie en zij uitsluitend bij elkaar waren gekomen vanwege een bij beiden aanwezige verwarring, maakte haar treu-

[pagina 121]
[p. 121]

rig. Zij drukte haar hoofd in het kussen en huilde. Wat een vertoning. Huilen zonder publiek in de buurt. Was dat niet de werkelijke wanhoop?

Zij haalde haar neus op en sloot haar ogen. Opnieuw dreef zij weg naar het land waar zij bemind werd. Tederheid en zorgen van een andere aard dan zij in werkelijkheid meemaakte. Geen observatoren in de buurt die ieder op de eigen wijze een diagnose stelden alvorens zij tot actie zouden overgaan. Geen man die een evenwicht moest zien te vinden tussen zijn werk en zijn gezin en die een zieke vrouw in de grond van de zaak ondraaglijk vond.

Liefde en genegenheid. Het idee dat je niet alleen leefde en handelde, maar mocht rekenen op anderen die zich in je wilden verplaatsen. Die in zichzelf een plaats voor jou hadden vrijgehouden. Die niet onmogelijk ver weg waren als je ze nodig had. Die niet klaarstonden met verwijten en daaraan gekoppelde tweederangs raadgevingen. Het bijna onmogelijke, dat kracht van bestaan kreeg.

De leegte die het gebied van de voorstellingen opvolgde, was bijna onoverkomelijk. Als zij beter wilde worden, moest zij een mogelijkheid bedenken om die perioden op te vullen. Dat betekende een gemis leren dragen. Zich laten meedrijven op de beperkingen. De wereld nemen zoals hij zich openbaarde en desnoods naar vervangende dingen zoeken voor de werkelijkheid, in de verwachting daarmee een nieuwe werkelijkheid te creëren. Waar kwam dat op neer? Kleren kopen en aan sport doen? Haar gemoedsrust ophangen aan de capriolen van een tennisbal?

Misschien een baantje zoeken. Ze voelde geen ambitie te gaan werken. Ze moest uitvinden wat ze wilde. Een bindende overeenkomst aangaan met een zelf gekozen leven. Hoeveel zou haar dat kosten? Waar haalde zij op dit moment de inzet vandaan?

Zij had het idee dat zij niet veel verder kon komen dan deze gedachten. Dat haar ideeën een platte wereld vormden, waarvan zij kon afstorten. Dat dachten de mensen vroeger ook over de werkelijke wereld. Daarom moest zij zich het terrein dat haar gedachten doorkruisten, maar bolvormig voorstellen. Er afvallen ging niet. Verdwalen wel.

Met het verstrijken der kwartieren hoorde zij letterlijk de stilte terugkeren.

Zij was alleen en gilde.

Haar stem maakte geen geluid.

[pagina 122]
[p. 122]

Nila ontwaakte uit een droom die haar merkwaardig lichtvoetig voorkwam toen ze hem in haar geest zichtbaar probeerde te maken. Maar er was niets anders overgebleven dan de herinnering aan lichtvoetigheid - enkele beelden. (Frits met een diabolo in het bos. Hij gooide het rode ding omhoog en probeerde het op te vangen. Een strand waarop zij hevig lag te vrijen met een man wiens gezicht haar niet duidelijk werd, hoewel hij haar vertrouwd voorkwam.)

Zij dronk thee en keek de krant door. Onwillekeurig richtte zij haar aandacht op het rijtje plaatsnamen onder het weerkaartje. Ibiza, zwaar bewolkt, 23 graden. Zij stelde zich voor hoe Ronnie naar de lucht keek en zich onaangenaam voelde bij de gedachte dat het aan het strand zou kunnen regenen, waarna er niets anders opzat dan met de kinderen terug te gaan naar de bungalow. Zo verstreek de vakantie.

De herinnering aan de droom contrasteerde sterk met de stemming die zij voelde opkomen. Bij het oppakken van het theekopje kwam haar arm slechts met de grootste moeite omhoog. Zij overwoog in bed te blijven en haar hoofd onder de dekens te verstoppen. Zij had zin om te huilen, nadat zij de pickup op de maximaal verdraagbare sterkte had gezet. Een soort meejanken met haar lievelingsliederen, net zolang tot zij het niet meer kon aanhoren en zich tot iets anders wendde. Recalcitrant gedrag vertonen, hoe dan ook. Niet om iets aan te tonen, maar uit de behoefte weg te lopen van zichzelf

Zij pakte het bloknoot waarin zij over haar grootmoeder geschreven had. Hoe zij op de gedachte kwam juist nu naar die verhalen te kijken, begreep zij niet. Maar waarom zou zij over iedere impuls nadenken? Daarbij wilde ze niet aan haar grootmoeder denken. Tegelijk voelde zij dit resolute gebaar als een overwinning: zij kon zelf beslissen wanneer zij haar verleden wilde oproepen.

Toen zij het bloknoot op een willekeurige plaats opensloeg, aarzelde zij. Ze hoefde niet te lezen, ze wist wat er stond.

Zij bladerde tot zij een schone pagina bereikt had. Maar zij wist nog niet wat zij zou schrijven. Zij dacht aan de vorige dag, die zij grotendeels in de tuin had doorgebracht.

Ik moet over Frits schrijven, dacht ze. En ik moet ervan uitgaan dat hij nooit zal lezen wat ik over hem te zeggen heb.

[pagina 123]
[p. 123]

‘Wat ik niet wil,’ schreef Nila in haar bloknoot, ‘dat is op mijn grootmoeder lijken. Dat is mijn grootste zorg. En ik wil niet dat Frankje verdrinkt. Ik wil dat niet meer voor me zien. Hij verdrinkt af en toe in mij. Dat staat er zo afstandelijk, maar hij verdrinkt echt. En ik sta ernaar te kijken, zie zijn handje boven water, het zich sluiten van de kringen. Dit alles heeft bekende trekken gekregen: het is net of het in een plas regent. Iedere druppel maakt een kringetje. Dan gooit iemand een steen in het water. Een grotere kring. Als het water tot rust is gekomen, ligt mijn kind als een steen in mijn hoofd en zwijgt. Zo stil is het dan dat ik wil gillen. Dat heb ik trouwens gedaan.

‘Ik weet hoe het met mijn grootmoeder was: ze kon zich niet losmaken van de dingen die haar bang maakten. En omdat ze wel moest blijven kijken, toonden de Duitsers zich in hun monomane verschrikking. Of mag ik dat niet monomaan noemen? Is monotoon een beter woord, om de onveranderlijkheid ervan aan te geven. Zij waren ook een soort stenen. Begrijp je dat?! Straks verander jij ook in een steen. Ja, jijzelf die dit schrijft en je bij het overlezen al meteen een beetje schaamt omdat je op papier opeens zo plechtstatig overkomt.’

Zij zweette. Maar zij wilde het bloknoot niet sluiten. Steeds duidelijker werd haar de behoefte dingen op te schrijven over haarzelf De inleiding had zij nu achter de rug. Opnieuw had zij haar angst met betrekking tot haar situatie in de toekomst op papier gezet. Maar ook in het heden lagen voldoende gebeurtenissen die een uitwerking konden gebruiken. Zij dacht aan de vorige middag. Onmiddellijk na de lunch had zij Frits opgebeld en hem verzocht onmiddellijk naar haar toe te komen. Het was een impuls, en voor Frits zou het vrijwel onmogelijk zijn eraan gehoor te geven. Maar zij kon zich niet weerhouden hem toch op te bellen, in de hoop dat hij aan haar stem zou horen hoe belangrijk zijn aanwezigheid was. Zij had naar hem verlangd. Zij wist heel zeker dat zij deze middag op een manier met elkaar zouden verkeren die hen naar vroeger verplaatste. Een ingeving: soms is het mogelijk het leven van vandaag voor een moment te vervangen door de herinnering aan wat voorbij is. Die herinnering oproepen zonder de pijn ervan te voelen. Toen zij elkaar pas kenden zaten zij hand in hand in de tuin en praatten over boeken die zij hadden gelezen, elkaar met woorden aftastend naar het geschikte moment om de boeken te laten

[pagina 124]
[p. 124]

wat zij waren. Zij wilden het allebei over zichzelf hebben. Toen zij elkaar beter leerden kennen brachten zij elkaar stelselmatig op de hoogte van hun emoties, luisterden naar de antwoorden die zij bij elkaar opriepen, lokten die antwoorden uit.

Zij waren toch nog niet zo oud dat zij elkaar alleen een plezier konden doen door hun stilte te schenken, het resultaat van hun eenzelvigheid?

De man die zij vóor Frits had gekend was een hockeyspeler wiens conversatie alle variaties doorliep van de bewering dat de bal rond was. Ze ging met hem naar bed en dacht dat ze het leuk vond. Na een paar oefeningen kostte het haar weinig moeite zichzelf te suggereren dat zij klaarkwam. Zij had het heel gezellig met haar vriend. Zij neukten met een luchtige vanzelfsprekendheid die een gebrek aan aandacht maskeerde: dat had zij later begrepen, en juist die herinnering keerde de laatste tijd terug.

De hockeyer was een vriend op afstand. Zij beleefden ieder voor zich hun onaanzienlijke orgasme. Zij verleenden elkaar technische bijstand en dachten dat het zo hoorde.

En zo hoorde het ook. Hij wilde dat zij met hem trouwde.

Op dat moment ontmoette zij Frits.

Merkwaardig genoeg vond die ontmoeting plaats op een feestje van de hockeyclub. Ook Frits beoefende die sport, zij het dat hij deze soort van lichaamstraining niet aan zich besteed achtte.

Toen zij met hem in gesprek was gekomen, raakte zij onmiddellijk geïntrigeerd door de directe wijze waarop hij haar benaderde. Het was net of hij haar al jaren kende en niet bang was dat hij haar zou kwetsen wanneer hij de beleefdheidsclichés oversloeg.

‘Een zeer merkwaardige jurk die je daar draagt,’ zei Frits bij voorbeeld. ‘Daar zouden we samen in kunnen kamperen.’

‘Dank je wel,’ zei Nila beledigd.

‘Ik bedoel dit niet om te kwetsen of zo,’ zei Frits op aardige toon. ‘Maar ik zie dat kamperen met enig genoegen tegemoet.’

Het was een onzinnig gesprek, hoewel ze dat misschien vooral toen vond. Onherhaalbaar en een beetje kinderachtig. Het eindigde ermee dat ze besloot dat hij nu eenmaal een student was en met hem naar buiten liep. Daar trok hij de wijde jurk strak om haar lichaam.

‘Dat dacht ik al,’ zei hij. ‘Je bent helemaal niet dik.’

‘Weet je hoeveel die jurk heeft gekost?’

[pagina 125]
[p. 125]

‘Veel kan het niet geweest zijn.’

‘Dat was het ook niet,’ zei Nila woedend.

Nog andere dingen zogen haar naar Frits toe. In bed was hij er in de eerste plaats voor haar. Beter gezegd: hij was er voor hen allebei, hij wilde niet alleen zijn eigen gang gaan, waarbij zij als zijn sparringpartner fungeerde.

Toen zij elkaar een tijdje kenden en al verschillende nachten met elkaar geslapen hadden, logeerde zij een keer bij hem thuis. Zij hadden gescheiden slaapkamers. Geen sprake van dat zij langer dan vijf minuten zonder controle in elkaars nabijheid konden zijn. Frits lachte om haar woede. Hij nam afscheid van haar op de gang.

‘Je kunt mijn kamer niet in,’ zei Nila.

Frits maakte zijn broek open en legde zijn wijsvinger op haar lippen.

‘Het moet wel vlug,’ legde hij uit. ‘Want direct komt mijn moeder boven.’

Hij verplaatste zijn hand naar haar hals en lachte lief naar haar. Zij begon aan zijn pik te trekken.

‘Sneller,’ zei hij. ‘Ik hoor d'r al in de keuken.’

Zij keek hem recht in het gezicht. Hij sperde zijn ogen wijd open en fluisterde dat het direct heel hevig ging gebeuren. Nadat hij zijn zaad tegen haar jurk had gespoten begon hij te giechelen. Ook zij voelde zich heel vrolijk, vrij en onbekommerd.

Zij keek naar de opengesperde ogen van haar vriend en onderging het gelukzalige gevoel dat zij dit samen deden, dat zij dit nu toevallig voor hem deed, maar dat hij haar volledig betrok bij het ondergaan van zijn emoties.

‘Weet je wat ik wilde,’ schreef Nila, terwijl deze herinneringen door haar heen gingen. ‘Ik wilde dat je er was. Dat je er voor mij was. Net als vroeger. Dat je je ogen openspert en naar mij kijkt als ik klaarkom. En bovendien: ik wou dat je gistermiddag was gekomen om mij te neuken. Ik schrijf dit op in de verwachting dat je dit nooit zal lezen. Zover is het met ons gekomen. Want vroeger zou ik het je wel hebben voorgelegd. Ik had waarschijnlijk nauwelijks kunnen wachten. Ik wil met je naar bed. Zoiets zeggen is jezelf blootgeven. Je aan een ander tonen in je zwakte. Want verlangens koesteren is zwakheid. De aardigste zwakheid die het leven te bieden heeft, maar je op de volwassen manier verdedigen is veiliger. Ik geef me bloot, ik geef me voortdurend bloot. Misschien wel

[pagina 126]
[p. 126]

omdat ik me zo lang heb verdedigd Me binnen mezelf met mijn kindertjes heb opgesloten. Terwijl we elkaar hadden geleerd onze emoties te delen. Waarom is het verloren gegaan? Wat is er gebeurd dat we op onszelf zijn teruggeworpen?’

Ze had gewild dat hij bij haar was gekomen op een moment waarop het eigenlijk niet kon. Zij wilde zich aan hem laten zien, zoals vroeger. Zij wilde hem ontmoeten in zijn rol van minnaar. Waarom kwam hij niet? Waren de pogingen elkaar te bereiken niet meer dan lapmiddelen? Ging het besef dat zij alles al eens een keer tegen elkaar hadden gezegd gelijk op met het ouder worden? Of lag het subtieler?

Zij dacht: is het niet een schandalige onderschatting van onze vermogens om te denken dat de stilstand in onze ontwikkeling al optreedt als wij in onze dertiger jaren zijn?

Zij zag Frits voor zich wanneer hij moe van zijn werk thuiskwam. Zijn lichamelijke klachten, die de laatste jaren toenamen. Angina, spit, nerveuze jeuk, drie maanden lang last van zijn darmen. Vooral het laatste: telkens als zijn ontlasting na een eenvoudige zomerdiarree weer dikker was, zette hij het op een zuipen. Hij moest zichzelf bewijzen dat hij sterker was dan de aanwijzingen op de bijsluiter van het kuurtje dat hij had gevolgd.

Tobben over darmkanker en uiteindelijk binnen een week genezen zijn door kip te eten zonder drank.

‘Ik dacht dat je zou komen,’ schreef Nila. ‘Ik hoopte het. Maar toen je moeder om tien voor drie arriveerde, werd ik zo zenuwachtig dat ik overwoog naar bed te gaan om van haar af te zijn. Ik zal mij aan satan verhuren om straffen te verzinnen voor de ouwe heksen die mij tijdens mijn leven gekweld hebben. Ik zal je moeder aan haar voeten laten ophangen, maar wel zo dat haar dikke beentjes niet voor iedere voorbijganger tot aan haar broek zichtbaar worden. Ik wil dat de toeschouwers zich amuséren met haar gespartel. Verdomme, dacht ik. Je komt niet. Je moet thuiskomen en mijn intimiteit binnentreden. Je moet de gebaren maken die ons vroeger samenbonden. Je moet kinderachtige dingen zeggen en erotische voorstellen doen. Je moet met mij spelen, over het gras rollen, tussen het kinderspeelgoed en de madelieven. En je moet me nemen op een heel geheime plaats. Waar het eigenlijk niet kan. O liefste, als ik daar allemaal aan denk ontwikkel ik een nieuwe woede, vanuit mijn teleurstelling. Ik laat me niet door mezelf of

[pagina 127]
[p. 127]

door jou of die heks in de hoek dringen. Ik kan nog steeds naar je verlangen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken