Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

Wegen naar Agnes

[pagina 189]
[p. 189]

Tekeningen

Om acht uur ontbeet Hanna; tegen half negen liep zij de straat van de Coumansen in. De deur stond open, daarachter stond de ongeschoren Thieu, een zwarte slobbertrui over zijn manchester broek.

‘Hoe staan de zaken?’

Thieu keek haar achterdochtig aan, mompelde iets onverstaanbaars, wierp een blik op de lege schaal op het gangtafeltje en slofte de kamer in. Daar stond de madonna onveranderd, bloed kleefde aan haar gezicht en aan het blauwe kleed. Erg ongesteld is ze niet, dacht Hanna, met een lichte ergernis.

Franske werkte het ontbijt naar binnen. Zijn moeder had drie boterhammen voor hem gesmeerd, twee met jam en een met pindakaas. Zij sneed ze in stukken en lette erop dat hij niet alles achter elkaar naar binnen propte.

‘U bent ook vroeg.’

‘Ik kwam kijken of er nog iets gebeurd is.’

‘Vindt u het niet genoeg?’ Mathilde keek met een liefdevolle blik naar het beeldje. ‘Wij zorgen er wel voor dat ons madonneke een beetje rust krijgt.’ Zij bevestigde de uitspraak met een ferme knik.

‘Franske vliegeren,’ opperde haar zoon.

‘Ja hoor, ja straks,’ beloofde zijn moeder. Er klonk een zekere ongedurigheid in haar stem.

 

Ramaer was aan het werk toen zij aanbelde.

‘Allemachtig,’ zei hij, nadat hij de deur had ontgrendeld. ‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand zo vroeg in de ochtend nieuwsgierig is naar mijn werk.’

[pagina 190]
[p. 190]

Langs de muren van het atelier stonden schilderijen, mappen met tekeningen. Met een moe gevoel achter haar ogen ging zij op de oude lederen bank zitten die middenin het atelier stond. Achter haar hoorde zij Ramaer bezig in de nis waarin een aanrecht stond. De sterke koffie die hij haar voorzette, gevoegd bij de warmte in het atelier, maakte haar misselijk. Op de wc bette zij haar gezicht met water. Wat gebeurde er met haar? Het was niets; hoogstens werd het tijd dat zij terugging naar Amsterdam, haar leven oppakte, in het café zat met collega's, lachte om de grappen. Het romantische beeld onderging zij als een opluchting.

‘Voel jij je goed?’ vroeg Ramaer toen zij terugkwam.

Hanna knikte.

‘Fijn dat je er bent.’

Zo persoonlijk hoefde het ook weer niet. Half tien in de ochtend. De achterkant van het atelier keek uit op een verwilderde tuin, waarin grote aarden potten stonden en een uitgeslagen beeldje.

‘Wat betekent dit voor jou?’ vroeg hij opeens. ‘Je reist hiernaartoe, zit in een shabby hotel. En dat allemaal voor een beeldje. Jij gelooft toch ook niet in dat bloeden? Of wel?’

‘Je kunt het zaterdag lezen.’

‘Zaterdag zet het grote ochtendblad dit dorp voor joker. Kom ik voor in je stuk?’

‘Beslist,’ zei ze. ‘Gaat het je daarom?’

Ramaer reageerde niet. Met zijn rechterwijsvinger wreef hij over het blad van het lage tafeltje waaraan hij zat. ‘Ik vind je aardig,’ zei hij. ‘En het kan me niet schelen wat je opschrijft. Ik kijk wel eens met verbazing naar mijn eigen schilderijen. Soms begrijp ik ze niet helemaal. Kun je iets maken dat meer is dan jezelf? En zou je daar de hand van God in moeten zien?’

‘Is het niet een beetje vroeg voor zo'n vraag?’

‘Ik geloof niet in God,’ ging Ramaer verder. ‘En eigenlijk heb ik ook de pest aan het woord inspiratie. Bovendien ontbreekt mij die heel bijzondere dunk van mijzelf.’

Zij wist niet waar hij naartoe wilde en nog minder wat zij moest antwoorden.

[pagina 191]
[p. 191]

Ramaer lachte. ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten,’ declameerde hij op plechtige toon. ‘Een prachtige regel. Die viel de dichter zomaar in, ik zweer het je. Weet jij waar de dingen vandaan komen?’

‘Ik kan mij geen instantie voorstellen die zich bezighoudt met de verdeling.’

‘Dat zou te eenvoudig zijn. Net als een Heilige Moeder die haar bloed per hemelse post opstuurt naar Uffel.’

Nu lachte Hanna ook. ‘Gods wegen waren altijd ondoorgrondelijk.’

‘Waarom heb ik gemaakt wat ik gemaakt heb? Dat is wat ik mij afvraag. Een enkele keer geeft een van die maaksels een zekere vreugde. Of opluchting. Het is maar welke naam je ervoor bedenkt.’

‘Waarom neem je het niet zoals het komt?’

‘Wat ben je rationeel,’ zei Ramaer.

De bel ging. De schilder stond op en liep naar de deur, in de verste hoek van het langwerpige atelier. Een schelle stem uitte onverstaanbare klanken.

‘Bij de buurvrouw zijn de stoppen doorgeslagen,’ zei Ramaer toen hij terugkwam. ‘Ik ga er even nieuwe indraaien. Heb je vijf minuten?’

 

Maar het duurde langer. In de tussentijd had zij de koffie opgedronken en omdat zij niets te doen had, liep zij door het atelier en bladerde in de mappen met tekeningen die Ramaer tegen de muur had staan. Er waren veel studies bij, vaak van een academische precisie. Zij had weinig verstand van schilderkunst, de tekeningen konden net zo goed omschreven worden als saai of zelfs truttig. Van enige invloed van zijn bewonderde voorbeeld bleek niets. Een van de mappen bevatte kindertekeningen. Eerst bladerde zij die even onverschillig door als de andere. De tekeningen straalden een zekere tederheid uit, een directer traceerbaar gevoel dan de studies van volwassenen. De meeste modellen waren naakt, vermoeid ogende vrouwen. Die vermoeidheid was afwezig bij de kinderen. Een van die kinderen was Agnes. Zij drukte een pop tegen haar borst en keek bijna verwonderd

[pagina 192]
[p. 192]

naar de man die haar met snelle streken van het houtskool bezig was te tekenen. Een volgende tekening was gewijd aan Franske, een jaar of vijf terug. Hij stond daar als een veldheer, maar dan een onnozele, en daarom des te meer gelijkend. Zijn rechterhand rustte op een grote staande vlieger, die een onbegrijpelijke kracht uitstraalde, een voertuig was het, misschien eerder nog een wapen dat hem beschermde, waarmee hij zelfs ten aanval trok.

Hanna's adem ging een beetje sneller. Zij bladerde verder en stuitte op een tiental tekeningen van Agnes en Franske in elkaars gezelschap. Ook de volgende map, achter de eerste, bevatte tekeningen van beiden, maar hier waren zij ouder; de laatste was in de linkerbenedenhoek een jaar terug gedateerd. Op alle tekeningen waren zij naakt; als broer en zuster zaten zij naast elkaar, op een van de tekeningen hield Agnes een arm om Franskes middel. Een glimlach speelde om hun lippen. Een andere afbeelding toonde Franske met gespreide benen, zijn handen op zijn dijen, het hoofd gebogen.

Geen van de tekeningen liet iets zien dat Agnes en Franske aan elkaar verbond, behalve hun naaktheid, de schoonheid van haar jonge lichaam, de onnozelheid van de jongen die te weinig hersens had voor iets abstracts als schuld. Maar juist het ontbreken van opwinding, gevoegd bij de combinatie van raffinement en onbegrip, verleende aan de tekeningen een spanning die haar verwarde. Hoewel zij dat niet wilde, vroeg zij onmiddellijk naar de betekenis, en een uitleg die aansloot bij de gebeurtenissen in het dorp drong zich onmiddellijk aan haar op, kneep haar keel dicht, maakte dat zij wilde vluchten. De gedachte die haar inviel maakte haar benen slap; alsof een plotselinge koorts haar lichaam binnentrok en weer verdween, haar achterlatend met de naweeën. Bij het lichte gerucht dat haar hoofd onmiddellijk volledig vulde, kon zij zich de eerste tellen niet bewegen. Onwillig keerde zij zich om. Ramaer stond achter haar.

‘Ik laat je schrikken,’ zei hij. ‘Het spijt me.’ Hij kwam naast haar staan, maakte de dichtgevallen map open en trok de tekening met de omarming eruit. ‘Dit is niet wat jij erachter zoekt,’ zei hij zacht maar nadrukkelijk. ‘Het is niet wat je denkt.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken