Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedmadonna (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedmadonna
Afbeelding van BloedmadonnaToon afbeelding van titelpagina van Bloedmadonna

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (12.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedmadonna

(1998)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het scalpel

Voor het eerst sinds de dood van zijn dochter stapte Verhallen de garage binnen, maar bij de eerste aanblik van de bedrijvigheid van de monteurs, keerde hij spoorslags om en liep het dorp in. Hij was er de man niet naar zomaar een wandeling te maken, in stilzitten had hij evenmin veel ervaring. Hoe moest hij in het vervolg de dagen doorbrengen? Als hij zich dat probeerde voor te stellen, zag hij slechts het zich voor hem uitstrekkende gat. Dit gat werd doorgaans zwart genoemd, maar van enige donkerte was geen sprake. Zijn geest was licht en leeg, met vage schimmen tussen iets als wuivend graan, in eindeloze beweging, waar hij langzaam gek van werd.

Verhallen, op zoek naar zijn dochter en zijn vrouw - beiden weggeraakt, hem ontglipt. Nadat hij gedurende korte tijd doelloos door de straten van Uffel had gelopen, besloot hij terug te keren naar de garage, zijn kantoor te betrekken en zich op het werk te storten, zolang als hij dat zou uithouden. Iedere stap herinnerde hem aan de uitzichtloosheid van het voortgaan. Dat was wat hem inviel; zijn leven was zinloos geworden. Misschien moest hij zijn snelste auto nemen en zich met een vaart van honderdtachtig kilometer te pletter rijden tegen een boom; zijn kop door de voorruit, ze moesten hem uitzagen; de gedachte alleen vulde zijn geest met een woest gevoel van genoegdoening. Het zou maar even pijn doen; wat kon zelfs die pijn hem nog schelen.

[pagina 202]
[p. 202]

Maar hij voelde zich niet sterk genoeg voor die daad.

Het gegeven dat zij opengesneden in een vriescel lag, - ze hadden hem geen details gegeven, zodat zijn fantasie op zoek ging, zonder dat hij zich kon verzetten. Het beeld van Agnes zweefde door een met helle lampen verlichte ruimte; een in het wit geklede man met een vlijmscherp scalpel sneed haar huid los waar het hem beliefde. Stemmen door de ruimte, losgezongen uit zijn geest. Kinderliedjes waren het, op verre afstand van het heden.

De mens, dacht Verhallen, is een monster. Hij kan zich slechts als mens vermommen, de mens is een als mens vermomd monster; hij komt voort uit monsters en brengt monsters voort. Zijn door verdriet en vroede afgestompte geest vormde dat ene woord, keer op keer, tot hij dacht dat het uit zijn geheugen zou losbreken.

Op de terugweg naar huis kwam hij door de straat waar de Coumansen woonden. Bij de deur stond een rijtje wachtenden. Even overwoog hij zich bij de gelovigen aan te sluiten. Eenmaal binnen zou hij de boel kort en klein slaan, het beeldje in gruzelementen; en morgen mochten ze dan in de krant schrijven dat de duivel die zogenaamd heilige moeder was nagereisd en dat hij de vorm had aangenomen van een garagehouder die zijn vrouw en dochter had verloren.

Een volgende gedachte liet hem bij de Coumansen naar binnen gaan, zijn woede inslikken en zonder andere gedachten voor het beeldje knielen. Misschien bestond er daarboven toch enige instantie die mededogen met hem had en opnieuw een druppel hemels bloed omlaag zou zenden. In dat geval zou ook het bloed van zijn dochter weer op gang komen; zij zou haar ogen opslaan en zich proberen te herinneren wat er gebeurd was. Zij zou naar hem glimlachen, mee naar huis gaan.

Maar ook die gedachte was niets meer dan een oprisping uit het ongerijmde. Als een schil om zijn verlangen lag de grondeloze duisternis, waarin hoogstens een vonk van woede oplichtte toen hij zag dat Thieu hem schijnheilig toeknikte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken