Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dode bladeren (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dode bladeren
Afbeelding van Dode bladerenToon afbeelding van titelpagina van Dode bladeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.27 MB)

Scans (3.41 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dode bladeren

(1987)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

[IV]

‘Monsieur Hubert,’ zei Thérèse. ‘Dit is Daniël, de zoon van onze directeur.’

‘Hij lijkt op zijn vader!’ sprak meneer Hubert op charmante toon, hoewel ik mij niet aan de indruk kon onttrekken dat hij mij nauwelijks bekeken had.

‘Ik lijk op mijn moeder,’ zei ik beleefd, maar beslist, hoewel mij dat niet eenvoudig afging, gezien mijn gebrekkige mondelinge beheersing van de Franse taal.

‘Uw moeder heb ik ook gekend.’

Hiermee was het gespreksthema van de gelijkenissen ten einde.

‘Gaat de jongeheer Daniël het vak leren?’ vroeg meneer Hubert, nadat hij ons op de lederen stoelen in zijn kamer had doen plaatsnemen. ‘En valt mij de eer te beurt daarbij behulpzaam te zijn?’

‘Het is bijzonder goed voor Daniëls opleiding waanneer hem op de juiste wijze onder ogen wordt gebracht hoe transacties tot stand komen.’

‘Ja,’ zei ik. Ik had niet volledig kunnen volgen wat

[pagina 19]
[p. 19]

ze zei, maar het leek mij noodzakelijk een kleine bijdrage aan het gesprek te leveren.

Meneer Hubert keek mij belangstellend aan: hij nam mij op, schatte mij, bedacht dat ik geen partij vormde in de handel, maar dat het ongetwijfeld goed met mij zou aflopen, als ik maar flink at. En hij vroeg of ik, in het belang van de komende zaken, nog enige tijd ging studeren.

 

‘Ik wil dichter woorden,’ zei ik in een opwelling van opstandigheid.

‘Ach dichter!’ riep meneer Hubert in vervoering. ‘Dichters brengen het ver in de handel. Een van onze gerenommeerde collega's schrijft prachtige bruiloftsgedichten en grafschriften. En ik mag u wel zeggen dat de zaak floreert!’

‘Nu hoor je het zelf, Daniël,’ zei Thérèse in het Frans.

De uiteenzetting van meneer Hubert had ik, gezien het feit dat wij op school alleen aan schriftelijke vertaling uit het Frans hadden gedaan, weer bijna in zijn geheel gemist. Ik verstond het woord ‘epitaaf’, dacht daardoor dat hij hoopte dat ik te zijnertijd een grafschrift voor hem wilde schrijven.

‘Als u dood bent,’ beloofde ik plechtig, ‘zal ik een gedicht schrijven.’

‘Dank u wel,’ zei meneer Hubert, afgemeten.

Thérèse haastte zich uit te leggen dat ik zijn uitleg verkeerd had begrepen. In het Nederlands zei ze: ‘Een van zijn relaties schrijft rijmpjes. Bij trouwpartijen en

[pagina 20]
[p. 20]

begrafenissen.’ Ik hield mijn lachen in. Het was de tweede keer dat Thérèse mij verbaasde.

‘Hij begrijpt het nu beter,’ zei ze op verontschuldigende toon tegen meneer Hubert.

‘Oui,’ zei ik. En omdat dit mij toch wat weinig leek, voegde ik eraan toe: ‘C'est la vie.’ Iets diepzinnigers wilde mij in het Frans op dat ogenblik niet te binnen schieten.

‘Hij is toch niet zwaarmoedig van aard?’ meende ik op te maken uit de op bezorgde toon uitgesproken woorden van meneer Hubert.

‘Niet in het minst,’ stelde Thérèse hem gerust. Zij knikte mij vriendelijk toe. Dat had ik mijn moeder ook vaak zien doen, op verjaardagen waar ik niet met de andere kinderen durfde te spelen.

Meneer Hubert nodigde ons voor 's avonds uit.

‘Hij neemt ons mee naar een geweldig restaurant,’ zei Thérèse.

‘Hoe heet het dan?’

‘Bon Appétit.’

‘Dat moet heel fantastisch zijn.’

‘En het is er self-service.’

Wij lachten hartelijk. En ik bereidde mij voor op een avondje vol misverstanden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken