Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dode bladeren (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dode bladeren
Afbeelding van Dode bladerenToon afbeelding van titelpagina van Dode bladeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.27 MB)

Scans (3.41 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dode bladeren

(1987)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

[XI]

Niet lang voordat hij overleed, gaf mijn vader mij twee brieven in handen. Hij was nog goed bij zijn verstand. Af en toe wilde hij dat ik iets mee naar huis nam dat waarde voor hem had en waarvan hij kennelijk hoopte dat ik het ook na zijn dood zou bewaren. Mijn broer kreeg nooit iets - maar die had de zaak. In het gunstigste geval kon ik mij inbeelden dat mijn vader, door mij zijn vertrouwen te schenken, aan het einde van zijn leven toch goedkeuring wilde hechten aan mijn bestaan. Maar hij was zakenman: alles wat hij gaf, beschouwde hij als de beste investering die hij op dat moment doen kon.

De brieven waren geschreven door Thérèse. De eerste bevatte een soort rouwbeklag bij de dood van mijn moeder. Zij prees haar kwaliteiten en opperde dat niemand haar ooit kon vervangen. Een begrijpelijke, maar toch enigszins voor de hand liggende opmerking, die niet van bijzonder veel fantasie getuigt. Tot hiertoe was het epistel overigens goed te volgen. Alleen merkwaardig

[pagina 41]
[p. 41]

dat zij dit schreef, waar zij mijn vader iedere dag zag op de zaak. De passage die erop volgde, bevatte een stil verwijt. Het viel haar op dat mijn vader zich zo afstandelijk tegenover haar opstelde. En toch achtte zij zich de aangewezen persoon met wie hij zijn verdriet kon bespreken. De toon waarin zij schreef was berustend en bescheiden. Er viel niet uit op te maken of mijn vader eerder in zijn leven troost bij haar gevonden had. Aan het einde nodigde zij hem uit bij haar te komen als hem iets dwarszat. Je weet, schreef zij, dat ik je nooit kan dwingen en je niets rechtstreeks wil vragen. Maar ik voel mij nog wel zeker genoeg van mijzelf ten opzichte van jou om je deze brief ook werkelijk te geven. Dit laatste was het enige opstandige dat ik uit het geschrift kon lezen. Wel lag er de suggestie in van vele niet verzonden brieven, veilig weggesloten in een bureaulade.

‘Wat moet ik eigenlijk met die brieven doen die je me gegeven hebt?’ vroeg ik een paar dagen later.

‘Aan de krokodillen voeren,’ zei hij nukkig.

Niet lang na ons bezoek aan Parijs had Thérèse plotseling de zaak verlaten. Mijn vader had daar toen behoorlijk luchtig over gedaan. Verandering van atmosfeer. Dat leek hem wel goed voor haar. En ze kon een beter betaalde baan krijgen.

Na de dood van mijn moeder bleef mijn vader de rest van zijn leven alleen. Zelfs zijn zoons bezocht hij niet vaak. Als ik hem zag, liet hij mij weten dat hij zich uitstekend amuseerde. Bezoeken aan zijn buitenlandse relaties bracht hij na Thérèses afscheid in het vervolg weer zelf.

[pagina 42]
[p. 42]

De tweede brief was ongeveer tien jaar later geschreven. De zaak bestond vijfentwintig jaar. Dat had zij dus zorgvuldig bijgehouden. Het was een lange, hartelijke brief, vol herinneringen aan voorvallen waarbij zij beiden betrokken waren geweest. Enkele keren wendde zij zich in vragende zin tot hem: of hij zich nog herinnerde hoe zij in Londen in de mist verdwaald waren. En hoe zij vanwege een motorstoring een dag op Schiphol hadden doorgebracht, te midden van woedende Amerikanen. Allemaal voorvallen waarop je ‘tja, dat is waar ook’ antwoordt, waarna je ze opnieuw vergeet.

Thérèse had nooit iets vergeten. Zij schreef eveneens over mij: ze wist dat ik getrouwd was en kinderen had. En zij memoreerde, op fijnzinnige wijze, aan het diner met meneer Hubert. Ze schreef dat ze mij zo'n gevoelige jongeman vond, en dat ik op mijn vader leek. ‘We probeerden nog naar een concert van Juliette Gréco te gaan,’ liet zij weten. En zij noteerde: ‘Steeds als ik Danny zag, leek het alsof jij op mij toe kwam lopen, een beetje eerder in de tijd, toen ik zelf nog maar sinds kort op de zaak werkte en je mij meenam op een eerste reis. Jouw zoon gaf daar, na al die tijd en zoveel gebeurtenissen, een nieuwe betekenis aan. Het was goed dat je hem meestuurde. Het hielp mij bij het nemen van de beslissing dat ik elders beter tot mijn recht zou komen. En hoe mij dat speet!’

‘Wil je dat ik iets met die brieven doe?’ vroeg ik, weer enige tijd later.

‘Nee, dat hoeft niet speciaal.’

‘Maar je wilt dat ik ze bewaar.’

[pagina 43]
[p. 43]

‘Het was stom dat ik haar heb laten gaan,’ zei mijn vader. Hij zat een tijdje voor zich uit te kijken en mompelde: ‘Voor een halve gare is zelfs een cirkel nog niet rond genoeg.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken