Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een gedoodverfde winnaar (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een gedoodverfde winnaar
Afbeelding van Een gedoodverfde winnaarToon afbeelding van titelpagina van Een gedoodverfde winnaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (7.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een gedoodverfde winnaar

(1988)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

[XI]

‘Een lieve man, je vader,’ zei mevrouw Furstner.

Zij serveerde thee met harde, gekruide koekjes en had een nog niet aangebroken pakje sigaretten voor mij op het rooktafeltje gelegd.

Ik wist niet wat ik met die informatie aan moest. Ik had mijn vader nooit een lieve man gevonden en vroeger zou ik beledigd zijn geweest wanneer iemand hem zo had genoemd. Maar daar had niemand in mijn bijzijn behoefte aan gevoeld.

Zij kwam tegenover mij zitten in een ouderwetse crapaud.

‘Ik wist niet of ik je kon tutoyeren door de telefoon,’ zei mevrouw Furstner. ‘Je vader had het vroeger altijd over je.’

Zij glimlachte, op een veelbetekenende manier. Alsof wij samen een geheim deelden. Ik voelde me plotseling gegeneerd. Zoals zo vaak vroeg ik me af waarom ik me door een impuls had laten leiden. Laura was bij mij vertrokken, nadat mij was ingevallen dat het goed voor haar zou zijn wanneer ik haar dodelijk kwetste. Ze had me daarna geen tijd gegeven het uit te praten.

Ik probeerde onaangename gevoelens van mij af te zetten. Mijn vader zou haar naam toch niet in zijn archief bewaard hebben om zijn zoon het zinledige van zijn bestaan te tonen? Terwijl mevrouw Furstner opstond om opnieuw de theepot van het serveerwagentje te pakken, probeerde ik zijn stem op te roepen. Ik keek in mijn geheugen naar foto's waar wij beiden opstonden, bladerde door kranteknipsels waarin zijn woorden werden geciteerd. Geen van zijn commentatoren interesseerde zich voor hem persoonlijk. Wat hij de mensen had te brengen zouden ze ook zonder hem bereikt hebben.

[pagina 53]
[p. 53]

Hij was niet meer dan een instrument van de materiële vooruitgang. Zo had ik hem altijd gezien. Pas nu hij dood was besefte ik de kaalheid van die visie.

‘De herinneringen aan je vader,’ zei mevrouw Furstner, ‘die maken me soms moe, zo intens heb ik die tijd beleefd. Af en toe vergeet ik dat het allemaal voorbij is. En dan lijkt het even of het nog gebeuren moet, een beetje anders dan het was, een beetje met de sfeer van nu erin. Maar natuurlijk even jong als toen. En met een gelukkige afloop.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Wij weten hoe het afgelopen is, met hem, en straks met ons. En met de dingen waar wij voor stonden.’

Zij boog zich voorover en glimlachte.

‘Ik was een klein meisje,’ zei mevrouw Furstner. ‘En ik ging voor het eerst naar een weekend van de ajc. Ik wist niet veel van de natuur, en ik deelde ook niet het enthousiasme van de anderen, die zich op ieder plantje stortten alsof ze een diamant ontdekten. Of zagen ze het zo, bij gebrek aan echte edelstenen? Het werd ze natuurlijk zo geleerd. Ze liepen met rooie koppen door het veld en wezen elkaar de zeldzaamheden aan. Ik moest daar aan wennen. Herinner mij dat ik altijd zo'n verschrikkelijke honger kreeg! Ik schaamde me voor al dat banale. Je vader was daar ook. Had misschien de meest gekleurde kop. Je kon toen al zien dat hij het later ver zou brengen. Niet door zijn charme, maar omdat de mensen een beetje bang voor hem waren en hem toch vertrouwden. Ook altijd zo'n gevoel hadden dat hij beter was dan zij. Hij was heel streng in de leer. Stond erop dat er behoorlijk gediscussieerd werd. En toen ontdekte hij mij. Hij zag dat ik mijn mond niet opendeed en dat ik een beetje achteraan slenterde. Op een avond kwam hij naast me zitten en hij zei: “Je bent hier zeker voor de eerste keer?” Ik knikte. Dat zie ik nog voor me. En toen liet hij opeens zijn pose vallen en werd

[pagina 54]
[p. 54]

verlegen. Op dat moment kon de hele natuur hem niets meer schelen omdat zijn eigen natuur in hem opspeelde. Ik was zestien. En ik bloosde. Ik verlangde ernaar dat er die avond een kampvuur zou zijn, maar dat ging niet door omdat het begon te regenen.’

Zij aarzelde een ogenblik.

‘Dat is de werkelijkheid,’ zei ze. ‘Die regen.’

Hij was dus verliefd op haar geworden. Misschien werd hij dat wel drie weekends later. De tijd drukt gebeurtenissen in elkaar. Zij richtten alles in volgens de regels van de arbeiderslevenskunst. Dus was het net of na hun ontmoetingen temidden van zovele anderen een stuk grauw papier over hen werd uitgespreid.

Zij was hem uit het oog verloren toen haar ouders naar Enschede verhuisden. De oorlog naderde. Jongens als mijn vader hadden het druk. Zij hadden naast hun partijwerk geen tijd voor iets anders.

‘Hij heeft u een brief geschreven bij de dood van uw man,’ zei ik zacht, terwijl zij langzaam achterover ging zitten in de crapaud, die eruitzag alsof ze hem opnieuw had laten bekleden. ‘Heeft u elkaar daarna nog wel eens ontmoet?’

‘Dat moet wel,’ zei ze vriendelijk. ‘Anders had hij die brief niet geschreven.’

Ik nam een slokje van mijn thee. Ik keek haar aan en vroeg me af wat ik moest zeggen.

‘Mijn man was net zo'n Draufgänger,’ zei mevrouw Furstner. ‘Ze ontmoetten elkaar in de vakbeweging. Of was het al veel vroeger, in de jeugdbond?’

Ik antwoordde dat ik het niet wist.

‘Het geeft niet,’ zei ze zacht. ‘Op een zondagmiddag kwam hij langs. Hij belde aan en ik zag hem vanuit de keuken. Eerst wist ik niet dat hij het was. Maar toen kwam hij de gang binnen en ik voelde dat ik een rood hoofd kreeg, zoals

[pagina 55]
[p. 55]

vroeger. Ik had zo'n haast om naar hem toe te komen dat ik een kopje liet vallen. Ik was de huisvrouw van mijn man.’

Ze keek mij aan. Ze beet even op haar onderlip.

‘Zou hij dat niet gedacht hebben toen hij me zag? Ik vroeg me opeens af hoe zijn vrouw eruitzag en of hij ooit naar haar verlangde zoals ik naar hem toen ik vertrokken was en in dat verschrikkelijke gat woonde en niet meer naar de weekends ging omdat mijn vader het te duur vond. Ik moest bijna al mijn geld afdragen.’

‘Hij had u ook laten schieten.’

‘Hij wist misschien niet dat hij aan mij vastzat.’

‘Heeft u dit later met hem besproken?’

‘Hij zei: Het toeval is zo vreemd, je kunt er bijna op vertrouwen.’

Even later bracht zij mij naar de voordeur.

‘Je bent zijn zoon,’ zei mevrouw Furstner. ‘Ik wou dat ik je kon vertellen dat ik ook een zoon kreeg en dat die nu even oud is als jij en net zo ver van zijn vader af stond. Maar ik ben kinderloos gebleven. Ik heb een aantal herinneringen, en die kan ik je niet zo maar vertellen. Maar ik hoef mij nergens voor te schamen. Kom nog eens terug, na je vakantie. Je lijkt op je vader. Dat weet je toch?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken