Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een gedoodverfde winnaar (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een gedoodverfde winnaar
Afbeelding van Een gedoodverfde winnaarToon afbeelding van titelpagina van Een gedoodverfde winnaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (7.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een gedoodverfde winnaar

(1988)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

[XVIII]

Terwijl Hugo via een ruzie met Alma zijn greep op de gebeurtenissen trachtte te herstellen, hief mijn vader in mijn geheugen een wijsvinger en begon een korte monoloog over de reinheid, en over jongens en meisjes die denken dat erotiek ‘het enige op aarde’ is. Hoe vrijzinnig hij zichzelf ook vond in zijn denken, zijn taalgebruik vertoonde af en toe christelijke trekken.

Hugo eiste op hoge toon dat zijn zoon onmiddellijk naar bed werd gebracht.

Ik zag hem nog staan, met Fritsje in zijn armen. Hij probeerde daarbij niet te verhullen dat hij het leuk vond en de eerste maanden raakte hij niet uitgepraat over de normale vorderingen die zijn zoontje maakte.

Eigenlijk was er in de drie jaar die erop volgden niet al te veel met hem gebeurd. Hij was alleen eenzelviger geworden.

Eerst had hij Alma voor zichzelf. En toen Fritsje. Maar als gevolg daarvan moest hij Alma delen. En bij Fritsje waren er in de vorm van grootouders nog meer kapers op de kust. Zijn werk vertoonde sporen van sleur. Over zijn boeken gebogen verlangde hij naar iets anders; misschien was dat iets dat hij in het verleden gemist had en waarvan hij hoopte dat de toekomst het voor hem apart had gezet.

Mijn vader had zich eerst een ongeluk gelachen om Hugo's verhaal over het telefoongesprek met de ambtenaar. Hij vond het uiterst komisch dat iemand die hij als een meeloper beschouwde (zij het wel een intelligente) zich zo liet kennen.

Toen kwam hij Hugo tegen met Fritsje, die hij alleen gezien had toen hij een half jaar was. Ik had mijn vader nooit

[pagina 91]
[p. 91]

eerder in de weer gezien met een kind. Mijn eigen herinneringen aan hem als vader waren vaag. Ik zag hem zitten op een foto, zijn arm onhandig over mijn schouder. Hij drukte mij niet tegen zich aan met de vanzelfsprekendheid waarmee mijn moeder dat deed. Hij keek recht voor zich uit in de lens. Dacht hij erover na hoe hij zich de beste houding kon aanmeten? Of werd hij geplaagd door de heimelijke pijn dat hij niet in staat was zijn gevoelens de vrije loop te laten? Hij knuffelde mij nooit.

Ik wil hem niet afschilderen op de wijze waarop de cabaretiers dat deden, als een model. Hij was geen sjabloon, hij had zichzelf niet bij een ander afgekeken. Hij had voormannen gekend, jazeker, meegezongen met de socialistische gezangen wanneer een man als Vorrink dat aangaf. Maar niet omdat hij die laatste klakkeloos vereerde. Hij bewonderde zijn lef, de manier waarop hij de mensen achter zich aan kreeg. Maar als hij koers had gezet naar Hamelen, was hij onderweg snel uitgestapt. Hij bezag de mensen om hem heen veel te kritisch. Hij nam de beste dingen over, dat wil zeggen de dingen die hij zinvol vond. En zo werkte hij aan zichzelf, als een beeldhouwer aan een standbeeld. Hij was zelfverzekerd. Na twee glazen cognac wilde hij er wel voor uitkomen dat hij niet mislukt was in zijn leven. Maar ik wilde weten hoe hij daar tegenaan had gekeken op het moment waarop hij wist dat hij ging sterven. Hoe vertoonde zich zijn leven in zijn laatste ogenblikken? Of was hij toen uit angst niet toegekomen aan een afrekening? Hoe zag hij zichzelf werkelijk, zonder cognac, bij voorbeeld wanneer hij aan de onderhandelingstafel luisterde naar de argumenten van zijn tegenspelers? Was dat een goed beeld? Hoorde het thuis in een museum?

Hij had aandacht aan mij besteed, met mij gepraat over mijn plannen voor de toekomst. Hij had mij laten studeren en

[pagina 92]
[p. 92]

deed daar altijd vanzelfsprekend over. Nooit zeurde hij over de opoffering die hij zich getroostte, maar als hij mij mijn maandgeld gaf deed hij dat met een in zekere zin officieel gebaar: op die momenten hanteerde hij zelf de geldbuidel waarop hij zo vaak had gescholden.

Hugo liep met Fritsje door Amsterdam en toen hij mijn vader ontmoette tilde hij zijn zoon hoog boven zijn hoofd, zodat deze het uitkraaide van pret.

‘Je mag wel oppassen met hem,’ zei mijn vader. ‘Die hersentjes zitten nog los, wist je dat.’

‘Hij heeft er waarschijnlijk toch te veel van,’ antwoordde Hugo.

Hugo vroeg of mijn vader iets met hem ging drinken. Zoals altijd keek deze op zijn horloge en concludeerde toen dat het wel even kon. Fritsje stak zijn handje naar hem uit.

Bij Scheltema nam mijn vader Fritsje op zijn schoot en begon aan een oud spel: paardje rijden. Ik kan mij niet herinneren dat hij dat ooit met mij had gedaan. Fritsje liet hij geoefend op zijn knie dansen. Hij tilde hem aan het eind van de rit hoog op en zoende hem op zijn voorhoofd.

‘Wat een aardig mannetje,’ zei hij later tegen mij. ‘Ik heb met hem paardje gereden.’

Hugo had mij alles al verteld.

‘Dat deden wij ook altijd, toen je klein was,’ zei hij. ‘Maar jij begon negen van de tien keer te huilen.’

Hij praatte met Hugo over de opvoeding van kinderen. En hij zei dat hij niet moest schromen Fritsje te verwennen.

‘Dat Spartaanse gedrag van tegenwoordig,’ zei hij. ‘Allemaal onzin. Jullie hebben zo'n verschrikkelijke neiging die kinderen als volwassenen te behandelen.’

‘Als hij zes is gaat hij de fabriek in,’ zei Hugo.

‘Je moet ze lang klein houden,’ zei mijn vader, zonder op Hugo's provocatie in te gaan. ‘Later voelen ze zichzelf lang genoeg groot.’

[pagina 93]
[p. 93]

Ik had hem nooit in dat soort termen horen praten. Hij kon zich zo aansluiten bij de rijen der grootouders van zijn generatie.

Ik denk nu dat hij dat laatste graag had gewild. Ik had hem zelden met mijn vriendinnen geconfronteerd. Laura kende hij natuurlijk wel, maar toen het uitging, vlak voor zijn dood, zei hij dat hij haar altijd te wetenschappelijk had gevonden, ‘tegenwoordig mag je dat niet meer een blauwkous noemen. Maar dat overdreven gedrag, dat zie je toch zelden bij mannen. Heb je nou ooit wel eens flink met haar gelachen.’

Ik dacht diep na.

‘Het geeft niet of ze hersens hebben,’ zei hij. ‘Misschien is dat voor de verandering wel eens gemakkelijk. Ik bedoel echte hersens.’

‘Wat zijn echte hersens pa?’

Hij dacht even na en grijnsde.

‘Waarvan het gevoel niet is afgestorven,’ zei hij. ‘Een kwestie van smaak.’

Ik stelde me voor dat hij behoefte had aan een aardige schoondochter die hem de zorg overdroeg voor haar kind. Ik dacht aan mijn eigen grootvader, die bijna iedere zaterdagavond op mij paste en daartoe al voor in de middag bij ons arriveerde. Dan deed hij een paar klusjes in het huis en om vijf uur ging hij zitten voor een borreltje. Om zes uur aten wij brood en opa nuttigde daarbij in zijn eentje een rookworst. Het was niet de gewoonte dat hij een van ons een stukje gaf. Hij paste op mij en liep het vuur voor mij uit zijn sloffen. Hij kleurde platen in, die ik vervolgens inzond voor een prijsvraag van het Wierings Weekblad. Hij plakte bouwplaten en luisterde samen met mij naar de Showboat. Hij was daarom een betere uitvoering van mijn vader omdat hij alle aandacht voor mij had, dat wil zeggen: een overdosis. Hij

[pagina 94]
[p. 94]

had zijn werkzame leven afgesloten en was begonnen aan de afwikkeling van zijn bestaan in dienst van zijn kleinzoon. Hij hoefde niets meer en besloot dus dat hij zich bezighield met mij. Hij verouderde in een hoog tempo maar liet het zo min mogelijk merken. Die rookworst at hij in zijn eentje, bijna grommend als een hond. Steeds grotere brokken van de legpuzzel van zijn leven draaiden zich als vanzelf om en werden onzichtbaar. Het allerlaatste stukje was zijn kleinzoon, de voortzetter van de familie. Eigenlijk meer dan dat. Ik was mijn opa's herinnering aan vroeger, ik stimuleerde dichtgeklapte compartimenten in zijn geheugen. Als hij mij op straat zag tollen kon hij zich opeens weer herinneren hoe hij zelf had gebikkeld.

‘Wat was dat nou toch opa, bikkelen?’ vroeg ik.

Hij leunde achterover in zijn stoel en sloot zijn ogen.

‘Dat zal ik je eens uitleggen,’ zei opa.

‘Waarom ben je eigenlijk nooit schilder geworden?’ vroeg ik er meteen bovenop.

Hij pakte zijn shagdoos en begon een zware van de weduwe te rollen, rondkijkend of mijn moeder het niet zag.

‘Ik heb eens lessen gehad van een dame,’ zei opa. ‘Ze kon heel goed schilderen en ze had geen cent nodig als betaling. Een fijn type, maar ja, ik moest gaan werken toen mijn vader kwam te sterven.’

Ik stelde mij die dame voor, met ruisende gewaden en een kamer vol verf en penselen. Mijn opa bij het raam in een werkkiel, zoals de kinderen van Jetses in mijn schoolboekjes.

‘Ik mocht daar elke zaterdagmiddag komen,’ zei mijn opa. ‘Maar toen ik vorderingen maakte en misschien wel naar de Akademie kon, was er geen gelegenheid meer voor.’

Hij keek mij eens aan en stak de sigaret tussen zijn lippen.

‘Laten we maar hopen dat het jou beter vergaat,’ zei hij.

Wij pakten een bouwplaat of mijn kleurboek. Hij tekende

[pagina 95]
[p. 95]

een buitenmodel paard voor mij of een fantastisch vliegtuig. Hij was mijn opa en ik hing aan zijn lippen. Ik hoopte altijd dat hij kwam en ik weet zeker dat hij dat ook heeft geweten. Hij zag aan mij hoeveel ik van hem hield. Zijn bestaan werd nu niet meer uitsluitend gevuld met rancune. In mij verzamelden zich de mooie kanten van de wereld, die hij zo lang had gemist. Hij had zijn vrouw net voor zijn pensioen moeten begraven. Hoewel de mensen om hem heen langzamerhand begonnen weg te vallen, kwam er uit de bodem iets nieuws.

Mijn vader keek naar Fritsje en betreurde het dat hij zelf nog geen kleinzoon had. Waarom zou het niet zo zijn geweest? Hij knuffelde het zoontje van de vriend van zijn zoon en toen hij zich zo had blootgegeven en zelfs 's avonds vol vertedering aan mijn moeder de gebeurtenis van die dag vertelde, schoot hem Hugo's verhaal over de ambtenaar van de bvd te binnen. Dat een jongen met zo'n aardig kind zulke onzin vertelde. Maar hij had een aardig kind en over opvoeding zei hij nu eens minder stupide dingen dan over politiek. Waarom zou hij dat telefoongesprek verzonnen hebben? Hij zag er zo ontspannen uit.

Hij maakte zich plotseling zorgen over Hugo. Hij gedroeg zich alsof hij op de hoogte was van dingen ‘die het politieke daglicht natuurlijk niet kunnen verdragen’. Hij wilde dat ik tegen Hugo zei dat hij de zaak tot op de bodem wilde laten uitzoeken. Hij was plotseling een en al aandacht en belde Hugo zelfs op om hem zijn mening over het voorval te vertellen.

Pas nu begin ik te begrijpen wat er achter deze aandacht stak. Mijn vader gaf een teken dat hij zich vastklampte aan dingen die uit zijn herinnering bovenkwamen, gezuiverd van onaangename bijverschijnselen. Hij begon oud te worden. Hij ging niet meer zo kwiek naar vergaderingen. Hij kwam

[pagina 96]
[p. 96]

diep in de nacht thuis en viel vrijwel gekleed in slaap. Hij liet zich een keer ziek melden toen Greta Garbo op de televisie was in Ninotschka. Greta Garbo! Daar durfde hij nu voor uit te komen. Maar de volgende dag zei hij tegen mijn moeder: ‘Wat een verouderde film,’ alsof hij ooit een nieuwe film zag. Hij kneep haar even in haar arm. Samen in het complot tegen de organisatie die hij zelf had helpen opbouwen. Hij was een leider die zich even als een gewone werknemer gedroeg. Om nog eens te weten te komen hoe dat voelde? Of begon hij te beseffen dat hij niet alleen maar de dingen aan de gang bracht, maar dat hij door de kracht van zijn eigen fantasie werd meegesleurd, zonder dat hij er zich op een normale manier uit kon losmaken? Hij wilde niet meer zo erg. Dit begon met een avond. Maar dat was de eerste hapering. Zijn jas werd hem ook te groot. Zijn hoofd een beetje spitser.

Ik keek naar hem en dacht: je gaat met een rotgang naar je pensioen toe. Ik dacht niet aan een graf.

Op een avond zat ik bij Alma en vertelde haar hoezeer ik mijn vader de laatste tijd vond verouderen.

‘Als ie nou ook al in die onzin van Hugo begint te geloven,’ zei Alma.

Hugo droomde 's nachts over de bvd. Hij was opgeschreven en ze hielden hem in de gaten. Maar hij kon zijn lot ontkomen door mee te werken en alle revoluties voorgoed onmogelijk te maken door in zijn proefschrift uitspraken op te nemen die een ambtenaar hem dicteerde. Kijk, zei de ambtenaar, die Roel van Duyn en wat die aanstichtte, daarachter stak toch een leidend idee. Het was toch niet zomaar dat zovelen opeens in een soort euforie raakten. En nu was het voorbij. Maar voor hoelang? De stilte was ingetreden en tegelijk een recessie. Maar wie zegt dat deze stilte niet voorafging aan een alles vernietigende storm?

[pagina 97]
[p. 97]

Dit liet Hugo los over de wereld van zijn dromen. Ik dacht er het mijne van. Ik vond dit alles te bedacht.

Overdag op zijn instituut kon hij de werkzaamheden niet meer aan. Een week later zat hij thuis. Wij draaiden een plaatje. Hij had een enorme behoefte om over mislukking te praten. Alles mislukte, ook zijn proefschrift. Als hij de straat opging was het om Olga te bezoeken. Maar op het bed van zijn vriendin probeerde hij te denken dat zijn leven eigenlijk perfect was ingericht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken