Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een gedoodverfde winnaar (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een gedoodverfde winnaar
Afbeelding van Een gedoodverfde winnaarToon afbeelding van titelpagina van Een gedoodverfde winnaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (7.91 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een gedoodverfde winnaar

(1988)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

[XXVII]

Tegen de avond begon Hugo aan de opbouw van een ruzie waarin hij al zijn langzamerhand teruggekeerde werkkracht kon uitleven. Hij verweet Alma het bestaan dat hij leidde, de ziekte van zijn zoon, die inmiddels alweer aardig opknapte en de geringe beweeglijkheid die hem dwarszat. Vanuit haar hotel seinde Olga hem draadloos toe dat zijn overkomst dringend gewenst was. Hij bood manmoedig weerstand tegen de aandrang naar haar toe te snellen en ruzie met haar te maken. Hij nam zich voor haar de deur te wijzen of althans haar deur niet langer te frequenteren. In gedachten schreeuwde hij haar toe wat dat voor malle onzin was, die overkomst naar Bretagne. Wat een misplaatste pathetiek! Hij keek om zich heen en zag zijn zoontje, nam zichzelf zijn ontrouw aan zijn gezin kwalijk, maakte zich daarna weer kwaad op de omstandigheden die hem een gezin hadden verschaft. Vervolgens bracht hij die omstandigheden terug tot zichzelf en hij bedacht dat hij het zelf was die zo gek was geweest om zich een gezin te wensen, elke avond eten op tafel, een warm bed, het einde van alle inspanningen, van het jachtinstinct. Nu was de jager een gejaagde. Het wild was van hem gaan houden en niet meer weg te slaan van zijn spoor. Hij haatte het wild en wilde het omarmen. Hij wilde zijn wereld uitbreiden, zonder iets op te geven. Op een dag moest hij alles opgeven, maar dat was nog altijd gemakkelijker dan die paar bezittingen en ervaringen vaarwel zeggen in het besef dat je de rest niet hebt gehad. Maar een enkele keer was hij bang dat hij te veel wilde. Wat kon er nog anders gebeuren dan dat de wereld uiteenspatte? Toch was dat meer

[pagina 140]
[p. 140]

iets voor een tekenfilm. Hugo's wereld sukkelde vanzelf voort, al leek het erop dat er veel vaart in zat. Straks kwam hij van vakantie thuis en ging weer naar zijn instituut. Daar kon hij gaan zitten wachten op een ambtenaar van Binnenlandse Zaken die hem een voorstel deed zijn scherp geformuleerde gedachten ter beschikking te stellen van de gemeenschap, die zich moest beveiligen tegen onverhoeds ontsnappende stoom.

Alma en ik kwamen laat thuis, omdat wij nog iets hadden gedronken en elkaar aangeraakt met een telkens opvlammende tederheid. Hugo schreeuwde ons toe dat het laat was en dat hij zijn vakantie niet had bestemd om voor kinderoppas te spelen.

‘Weet je wat jij bent?’ zei Alma. ‘Jij bent een rottige klootzak.’

‘Je zal jezelf bedoelen!’ schreeuwde Hugo.

‘Toevallig kan ik dat niet zijn, een klootzak,’ antwoordde Alma kalm.

Hij kwam naar haar toe om haar een klap te geven, maar hij bedacht zich en verliet scheldend de keuken. Fritsje kwam binnen en wilde weten waarom pappie boos was.

‘Omdat pappie niet op jou wil passen,’ zei Alma. ‘Omdat pappie niet meer van jou houdt.’

Fritsje begon op luide toon te huilen.

Hugo keerde terug in de keuken en schreeuwde of haar dat plezier deed, een kind zo uit zijn evenwicht te brengen.

‘Kijk jij maar liever naar je eigen evenwicht,’ zei Alma.

‘Je laat dat kind met rust!’ riep Hugo.

Hij tilde zijn zoon van de grond en drukte zijn hoofd tegen diens wang. Hij zei dat zijn Fritsje maar niet op mamma moest letten. Dat was een tyfuswijf dat alleen maar belangstelling had voor het in een zo hoog mogelijk tempo uitgeven van pappie's salaris.

[pagina 141]
[p. 141]

‘Daar koop ik kerels voor,’ zei Alma. ‘Want jij, jij bent een lui.’

Nu deed Hugo toch een uitval in haar richting, terwijl hij nog steeds als een kangoeroemoeder zijn kind droeg. Fritsje probeerde zo hard mogelijk te huilen.

‘Heb je nou je zin!’ schreeuwde Hugo.

Alma sloeg haar handen voor haar gezicht en huilde. Ik ging naar haar toe en troostte haar.

‘Ga jij maar even naar St. Cast,’ zei ik tegen Hugo.

‘Ik ga naar St. Cast als ik dat wil!’

Op hetzelfde moment wilde hij. En hij zou een tijd wegblijven ook. Of we daarop wilden rekenen.

‘Probeer een meid te versieren, impotente lamlul!’ riep Alma hem na.

 

Toen Alma tot rust was gekomen vroeg ze of ik bij haar bleef. Ik antwoordde dat dit vanzelf sprak en dat we de zaken rustig moesten doorspreken. Misschien was het daarbij handig Fritsje niet al te laat naar bed te doen.

Na het eten braken wij ons hoofd over Hugo's gedrag. Hij was rustig geweest en ontspannen. Hij had zich het vuur uit de sloffen gelopen om het hen naar de zin te maken. Hij verheugde zich op mijn komst en op een avond had hij zich overgegeven aan het ophalen van herinneringen en allerlei kleine geschiedenissen passeerden de revue, voor de zoveelste keer. Het verleden bood dus aanknopingspunten om een moeilijke avond door te komen. Maar van moeilijkheden was deze keer geen sprake.

‘Toen Fritsje werd geboren, kwam hij naast mij staan en zei dat hij mij bewonderde. Maar hij bewonderde zichzelf nog meer. Want hij was tenslotte de vader en hij begon meteen plannen voor zijn zoontje te ontwerpen, een soort ijzeren wetten waaraan hij moest gehoorzamen om beter te

[pagina 142]
[p. 142]

worden dan hijzelf. Wou jij beter worden dan je vader Paul?’

‘Ik denk dat die vraag bij mij niet opgaat.’

‘Ik vind je heel lief Ik moet niet over je vader beginnen.’

Zij pakte mijn hand en streelde die.

‘Wat is er met hem aan de hand?’ vroeg zij. ‘Ik wil zo graag weten waar hij nu mee bezig is.’

Ik kon het haar moeilijk vertellen.

‘Is er iets dat hij voor mij verbergt?’ vroeg Alma. ‘Hij heeft het jou toch wel verteld? Hij kan toch nooit iets voor zich houden.’

‘Ik weet niets.’

‘Dus hij is ergens mee bezig?’

Ik nam haar hoofd tussen mijn handen en zei met grote nadruk dat er niets was waarover zij zich zorgen moest maken. Niets. Alles kwam goed met Hugo.

‘Je vader had een hekel aan hem,’ zei ze. ‘Dat wou je me toch nooit vertellen?’

‘Hij mocht hem graag,’ zei ik. ‘Toen hij hem eenmaal kende.’

Ze schudde haar hoofd.

‘Je vader kende Hugo niet,’ zei ze. ‘Hij zou niet weten wat hij met hem had moeten bespreken.’

Ik dacht eraan hoe mijn vader op Fritsje had gereageerd. Voor het eerst had ik zin haar over zijn verhouding tot mevrouw Furstner te vertellen. Ik ging naar mijn kamer en haalde de brief. Toen ik die aan haar voorlas begreep ik dat mijn belangstelling begon te verdwijnen. Ik was geconfronteerd met enkele gegevens. Maar die waren verloren geraakt tussen mijn ervaringen. Ze hadden geen spoor nagelaten van treurigheid over gemiste kansen. De dingen waarover zij schreef had mijn vader binnen zijn leven moeten verdisconteren. Misschien was mevrouw Furstner het topje van een ijsberg. Of de hele ijsberg. Mijn vader was nog maar een paar

[pagina 143]
[p. 143]

weken dood. Hij had hevig in mij opgespeeld maar liet mij nu meer met rust. Ik bedacht dat ik mijn moeder zelfs geen ansicht had gestuurd. Ik nam me voor dat verzuim de volgende dag goed te maken, maar tegelijk wist ik dat ik dat niet zou doen. Ik voelde mij tevreden dat het zo ging. Ik had ook geen moeite met het gedrag van Hugo. Ik keek naar Alma in de wetenschap dat zij zich zorgen maakte en al was begonnen haar onrustige gedachten te omkleden met nieuwe zekerheden uit het ongerijmde. Dat had mijn vader ook gedaan, wanneer het leven hem te ingewikkeld werd. Ik herinnerde mij een sinterklaasavond. Wij zaten klaar om de mand met cadeaus binnen te brengen. Mijn grootvader had zoals gewoonlijk een rookworst op brood gegeten. Ook had hij een aantal borrels gedronken. Hij kreeg het plotseling benauwd. Dit was niet de eerste keer dat hij een signaal van zijn hart kreeg. Zijn wangen werden paars en hij begon zwaar te hijgen. Mijn moeder knoopte zijn vest los en legde een bankje onder zijn voeten.

‘Wat moeten we doen?’ vroeg ze mijn vader.

Ik zag dat hij aarzelde. Ik wilde dat de cadeaus werden binnengebracht. Maar we konden ook wachten tot de dokter kwam. Ik werd bang dat opa dood ging en dat het feest niet door zou gaan. Toen ik naar hem ging kijken wist ik niet wat ik moest zeggen.

‘Hoe gaat het?’ vroeg mijn vader.

Opa knikte.

‘Ik zal de dokter laten komen.’

Alsof hij dat niet al meteen had moeten doen.

‘Het gaat alweer beter,’ zei opa.

‘Roep de dokter,’ fluisterde mijn moeder. ‘En vlug.’

Mijn vader begon een verhaal dat die man ook sinterklaasavond vierde met zijn kinderen. En het ging alweer beter met opa. De paarse kleur trok weg.

[pagina 144]
[p. 144]

‘Hij moet morgen naar de dokter,’ zei mijn vader. ‘We moesten zo toch maar eens beginnen.’

Ik haalde opgelucht adem. En opa ging die avond niet dood.

Ik dacht aan dit voorval en begreep nu waarom. Ik had mij verschrikkelijke zorgen gemaakt om mijn grootvader, maar natuurlijk niet minder om de sinterklaasavond. Of was het andersom? Wat een klootzak was ik dat het niet andersom was, dat mijn hebzucht het had gewonnen van mijn liefde voor de aardigste man in mijn leven. Ik had me dat ook toen wel gerealiseerd. Ik was de hele avond bezig opa te vermaken. Het werd nog heel leuk en ik had een groot aantal bij de feestartikelenwinkel aangeschafte grappen in huis die allemaal lukten. Pas nu kon ik het voorval in een ander licht zien, in dat van mijn vader. Hij had geaarzeld tussen zijn behoefte mij te laten genieten van het feest en zijn bezorgdheid om opa. Later op de avond werd hij nog even verschrikkelijk boos toen hij hem er hardop aan herinnerde dat een hartpatiënt niet zoveel jenever moest drinken en vettigheid eten. Maar dat was de opluchting dat het goed was gegaan. Hij wist niet hoe hij moest reageren. Hij zat tussen twee vuren en zag af van de keuze. Hij liet de zaken op hun beloop en vertelde zichzelf en ons het verhaal dat het al beter ging met zijn vader. Maar het was schijn. Een week later moest opa naar het ziekenhuis.

‘Zullen we wachten tot Hugo thuiskomt?’ vroeg Alma.

‘Misschien is het beter als ik hem even ga zoeken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken