Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het moet allemaal nog even wennen (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen
Afbeelding van Het moet allemaal nog even wennenToon afbeelding van titelpagina van Het moet allemaal nog even wennen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (4.98 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het moet allemaal nog even wennen

(1983)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Reünie

Deze week vierde het lyceum waarop ik enkele van de treurigste jaren van mijn leven heb doorgebracht, zijn zestigjarig bestaan. Om deze gebeurtenis enige luister bij te zetten, organiseerde de schoolleiding een reünie voor oudleerlingen, waarvan via de media kond werd gedaan.

Hoewel de school zich zo ongeveer op de hoek bij mij bevindt, hoorde ik pas een paar dagen van te voren over het festijn. De brengster van de boodschap trof mij in een stemming waarin even niets stuk kon, en met een joviaal gebaar zegde ik toe de grote hereniging te zullen bezoeken om aldaar nog een keer door mijn jeugd te waren gelijk eens zuster Machteld met haar martelaren.

Hierna evenwel begon het aarzelen. Laatst nog had ik mij hartgrondig verveeld op de reünie van een studentenvereniging. Twee van die bijeenkomsten binnen een jaar: betekende dat niet dat het verleden terugkwam met heimwee en weerzien met bekenden die stuk voor stuk de race tegen de tijd begonnen te verliezen, hoewel ze allemaal een snelle auto hadden?

Als je naar het feest ging, kostte dat een tientje. Voor dit bedrag stonden allerlei attracties te wachten, zoals openbare lessen door onze leraren, van wie het grootste deel zojuist gepensioneerd was.

[pagina 55]
[p. 55]

Hoeveel van de oude helhonden wilde ik zien blaffen? O ja, mijn leraar wiskunde die nooit begrepen had dat alleen al het bezoeken van zijn lessen een prestatie de Nobelprijs waard was. En dan de oude rector: een geruisloos type, die alleen middels het uithalen van achterbakse streken zijn superioriteit vermocht te bewijzen.

Helaas waren ze allebei dood.

De beminde leraar Latijn dan maar, wiens oogopslag de treurigheid weerspiegelde dat hij geen kunstschilder geworden was. Maar ach, om het lot van zijn voormalige collega's te ontvluchten, overwinterde hij nu in Spanje. Toch zou hij ook daar op den duur de kou niet uit zijn botten kunnen weren.

 

Buiten was het zonnig en warm. Terwijl ik in een lange rij met mij onbekende reünisten stond te wachten tot scholieren mijn betaling hadden gecontroleerd, dook opeens Henk naast mij op. Vergeleken met twintig jaar geleden had zijn gezicht er een paar accenten bij gekregen, maar verder was hij net als toen. Henk was een van de zeldzame bollebozen in onze klas, maar in de loop der jaren won karakter het van zijn ambitie. Haat tegen het schoolsysteem bracht hem er toe om net als wij een klas te doubleren.

Terwijl wij genoeglijk converseerden en ons afvroegen of het lang voor de deur wachten een van de aangekondigde attracties was, kregen wij plotseling een voormalige lerares in het vizier, die zich handen schuddend een weg baande door de menigte. Zij

[pagina 56]
[p. 56]

was nog precies dezelfde, alleen kleiner van gestalte en onschuldiger. Maar voor dit soort waarneming gunde de herinnering Henk niet de tijd. Plotseling geconfronteerd met een van de kwelgeesten uit zijn jeugd, maakte zich een onstuitbare moordzucht van hem meester, en hij begon zich een weg door de menigte te banen onder het mompelen van de steeds jachtiger herhaalde uitroep: ‘Ik wurg d'r nu meteen.’

Inmiddels was Jaap gearriveerd, mijn vaste begeleider gedurende de zeven magere jaren die wij doorbrachten op het lyceum. Vroeg in de ochtend had hij zich vanuit zijn Brabantse woonstede op weg begeven om hier zijn oude schoolvriendin te ontmoeten en even te denken dat de wereld al die tijd had stilgestaan. Ook Jaap wilde de school bij tijd en wijle eigenhandig opblazen, maar toch kende hij momenten waarop hij werd bevangen door een ons verder onbekend fenomeen, dat ‘belangstelling’ heette. Terugkerend uit een wereld die hij voor zichzelf op proefwerkblaadjes uittekende, richtte hij zijn fiere gestalte naar de leraar en stelde deze een vraag.

Gelukkig overkwam het Jaap geregeld dat hij al tijdens de beantwoording daarvan terugkeerde naar zijn limousines, badnimfen en paarden.

Met Henk verscholen achter onze rug, stonden wij oog in oog met onze lerares. Deze keek ons vorsend aan, lachte toen kort en riep tegen het gezelschap om haar heen: ‘Ja ja, dat waren me er twee.’ Jaap had zich inmiddels opgewerkt tot hartchirurg.

[pagina 57]
[p. 57]

In haar herinnering evenwel waren wij nog steeds de jongens die niets anders voor hadden dan ‘me er twee’ te zijn.

Ik begaf mij naar het lokaal waar de lerares Nederlands een les over literatuur gaf. Om de drieën waarmee ze mijn opstellen steevast waardeerde te wreken, besloot ik schrijver te worden. Op deze wijze betoonde ik haar nu mijn dankbaarheid. Gestudeerd als ik inmiddels was, wilde ik toch nog eens van haar horen hoe zij over de dingen dacht. De klas waarin zij nog eenmaal resideerde, zat vol voormalige mms-meisjes, die eens wilden voelen hoe de banken zaten zonder pettycoat. ‘Wie zal zeggen wat literatuur is?’ riep onze lerares met hetzelfde vuur van vroeger.

Literatuur, dat ben ik, dacht ik heel even, maar reeds wierp zij een strenge blik op mij.

‘Moderne schrijvers,’ zei een wel zeer voormalig meisje op de derde bank, ‘viezerikken zijn het. Schuttingwoorden, ja, anders kennen ze niet!’

De rest van het gezelschap was ook al niet meer van de leeftijd waarop je voor een viezerik opzij gaat.

‘De meeste moderne schrijvers zijn voor mij geen literatuur,’ sprak de lerares met grote beslistheid.

Tijdens haar les hield ik de naast mij opgestelde Henk stevig vast, opdat hij niet op een bank zou klimmen om zich daarna met een spontane snoekduik op de lerares te werpen, zij het niet om haar in het openbaar te omhelzen.

Later op de middag dwaalde ik in mijn eentje

[pagina 58]
[p. 58]

door het gebouw. Ik had hier niet naar toe gewild, bang als ik was dat de confrontatie met het verleden mij pijn deed. Jarenlang was mij een droom verschenen waarin ik naar dit oord der gedoemden terug moest, mijn studieboeken opnieuw diende te kopen, vastgekluisterd aan de bank in smartelijk verlangen naar het geliefde Amsterdam.

Nu ik hier liep was het anders dan ik gedacht had. De popperige omgeving, die ik altijd groot had gevonden, vertederde mij. Een lieve miniwereld, die niets met de werkelijkheid uitstaande had. De gevreesde leraressen waren, hoewel ongehuwd, de allerhartelijkste oma's.

Uitgezwermd waren wij over de wereld. Terwijl wij toegroeiden naar de leeftijd die zij zelf hadden bezeten toen zij ons lesgaven, waren zij blijven zitten zonder ons te vergeten. Reeds bij de eerste oogopslag lieten zij mij merken dat zij mijn verrichtingen gevolgd hadden. Hoewel ik hen vijftien jaar geleden lelijk had behandeld door hen in een door mij geschreven roman als niet geheel goed bij het hoofd voor te stellen, hadden zij mij dit schandalige verraad vergeven omdat ik toch hun kind was.

En plotseling besefte ik dat ik het gevaarlijke moment begon te naderen waarop ik smartelijk terugverlangde naar hun verhalen en onverbiddelijke oordelen. Waarop ik desnoods op mijn knieën wilde terugkruipen naar die schoolbank, waarin ik ijverig uit de veilige klassieken begon te vertalen. Waarna ik dan toch nog het knapste jongetje uit de klas zou worden, zodat ik later vrijelijk en ongebonden door

[pagina 59]
[p. 59]

mijn gebleken tekorten, over 's heren wegen op weg zou gaan naar het land der lieflijke nimfen, die Jaap dwangmatig dag in dag uit in zijn Homerus tekende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken