Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwars door 't leven (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwars door 't leven
Afbeelding van Dwars door 't levenToon afbeelding van titelpagina van Dwars door 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (507.12 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwars door 't leven

(1887)–Edmond de Geest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

Hoofdstuk XIV.
Mijnheer Lemonnier ondervindt dat men soms oude koeien uit de sloot weet te halen.

Na het voorgevallene met Dook Jeneverspons, wat in den morgend gebeurd was, had Jef den bestuurder, mijnheer Bernier, omtrent den staat der gemoederen gewaarschuwd. Wij moeten ten bewijze van Jef's bezadigdheid zeggen, dat hij het ontslag van Dook niet verzocht, maar onder een verzonnen voorwendsel, zijne verplaatsing in een anderen werkersploeg vroeg. De bestuurder echter, Jef's goed karakter kennende, vermoedt dat er meer voorgevallen is dan deze voorgeeft, onderzoekt de zaak en stelt Dook in zijne veertien dagen. Daarna zendt hij aan mijnheer Lemonnier, eigenaar der ‘Sirene’, te Brussel, bericht omtrent de Meeting en deelt hem Jef's verslag in korte woorden mede.

Mijnheer Lemonnier, dien wij tot nog toe slechts bij naam kennen, leeft in een prachtig hotel, gansch in nieuwerwetschen trand gebouwd. Hij is ongehuwd, van middelmatigen leeftijd, met flink voorkomen en scherp oog. Steeds bewolkt een zweem van zwaarmoedigheid zijn anders open gelaat. Zelden gaat of rijdt hij uit; al zijne uren zijn aan zijne talrijke zaken gewijd. Hij gaat door voor eenen der rijkste eigenaars der hoofdstad, is streng maar medelijdend en goedhartig. Schier nooit verliet een dienstbode zijn huis, ook zijn allen hunnen meester verkleefd en spreken met lof en eerbied over hem. Ofschoon zich weinig met politiek bemoeiende, heeft hij toch eenen grooten

[pagina 107]
[p. 107]

invloed op 's lands zaken. Wat hij in liet ministerie verzoekt bekomt hij, terwijl zijne medehulp en stem verzekerd zijn aan hen, die het goed recht voor zich hebben. Hij is nauwgezet op het gebied van zeden. Men verhaalt in zekere kringen, dat hij in zijne jeugd eens bemind heeft en sedert dien nooit meer. Dit verhaal echter is zoo ontbloot van alle bewijs, zoo onvolledig, zonder melding van bepaalden tijd of omstandigheid, dat het wel een ‘praatje’ zou kunnen zijn. Bij het schoone geslacht staat hij op de slechte bladzijde geboekt; want, alhoewel steeds hoogst beleefd en hoffelijk, heeft hij nooit zijn oog met voorliefde op eenige vrouw laten vallen. Men weet geen enkel liefdesavontuur van hem te verhalen. Grove misstap! De vrouw kan alles vergeten en vergeven, uitgenomen vergeten en verwaarloosd te worden. Zij spreekt of zwijgt, toont en tooit zich, zoekt duizend kunstmiddelen om hare aangeborene schoonheid meer luister bij te zetten; kortom, wil uit behaagzucht zelfs de natuur verbeteren met cosmetiek, blanketsel, reukwater en poeders; lacht en schertst, loopt naar kerk, bal en feestzaal meestal met een enkel doelwit, opgemerkt, bewonderd, bemind, gehuwd te worden. Haar niet opmerken is haar tergen, en toch is berekende onverschilligheid van den man, in gegeven omstandigheden, het doelmatigst middel ter verovering van het vrouwenhart. Verwaarloosd te worden komt haar als eene miskenning voor, en toch is het op de ongevoeligste harten, dat de wereldsche, romaneske vrouw met voorliefde de toovermacht harer bevalligheden en schoonheid beproeft. De overwinning van een hart als dat van een Lemonnier ware eene schitterende zegepraal. Zulks te bestatigen is verklaren, dat het meerendeel der vrouwen in den kring zijner kennissen, hare bekoringskracht beproefd hadden om die zegepraal te behalen. Hij bleef echter gevoelloos, versteend, verstaald tegen de liefde. Alle wenken en kunstgrepen zoo overvloedig bij de vrouw, en zoo verschillend in hunnen overvloed, bleven vruchteloos.

[pagina 108]
[p. 108]

Ook verkropt het teleurgestelde en overwonnen schoon geslacht zijne nederlaag niet spijt en mijnheer Lemonnier wordt, op kransen en vrouwelijke cenakels, sedert lang als een vrouwenhater, als een ongevoelig mensch, afgeteekend. Niet eene, moest men haar gelooven, zou hem willen en overigens, hij zou ook onbekwaam zijn eene vrouw gelukkig te maken.

Was het ‘La Fontaine’ niet, die ergens iets over groene druiven schreef?

Iets vooral tergt haar; namelijk, dat zijn gedrag zoo onbesproken, zoo onbespreekbaar is. Lemonnier is de grens der vrouwelijke macht; tegen over hem schijn Cupido ontwapend.

Verders is hij inschikkelijk, edelmoedig, een vader voor den arme, een voorstander en ondersteuner van alle menschlievende inrichtingen. Sober en regelmatig in zijne levenswijs, persoonlijk aan alle vermaken vreemd, verlustigt hij zich, om zoo te zeggen, in het vermaak en welzijn van anderen. In den zomer brengt hij eenigen tijd op zijn buitengoed te Heuvelbeek door. Zijne pachters beminnen hem, en door het volk wordt hij als een vader der gemeente aanzien en geëerbiedigd.

Op eenen middag, dat hij, als naar gewoonte, in zijn werkkabinet zit, wordt er aan de deur geklopt en na het gewone ‘Binnen!’ verschijnt een dienstbode en reikt hem een dagblad benevens een telegram.

Hij opent liet telegram, leest het en schudt afkeurend en ontevreden het hoofd.

- Adolf, zegt hij, terwijl hij op zijn uurwerk ziet en daarna het telegrambewijs afteekent, zeg mijnen kamerknecht, dat hij een zwart lakensch pak, een schoon hemd en verdere benoodigdheden op mijne kamer gereed legge. Ik vertrek om drie ure met den sneltrein naar Roux.

Nauwelijks is de knecht vertrokken of mijnheer Lemonnier mompelt ontevreden:

- Eene Meeting! Werkstaking! Om den drommel, de

[pagina 109]
[p. 109]

mensch heeft met het werkvolk nooit gedaan! Maar, ik wil ooggetuige van de zaak zijn. t' Is waar, de daghuren zijn merkelijk verminderd; misschien is het nog tijd om de werklieden tot goede gevoelens te brengen en eene werkstaking te voorkomen. Er dient voor den werkman iets gedaan te worden. Meester zijn is lastig; altijd hoofdbrekerij en tegenkanting!

- Wat mag dat nu zijn?

Hiermede neemt mijnheer Lemonnier het hem bestelde dagblad, ontdoet het van zijnen omslag en leest den titel:

- Tiens, tiens, tiens!... ‘Le Devin Belge’. Zeker een blad waarvan men mij een proefnummer zendt.

Vluchtig overziet hij de krant.

- Wat is dat? ‘Aristocratische Zedeleer’ aardige rubriek! mompelt hij, en vat de lezing van het artikel aan.

Eerst blijft hij onverschillig; doch naarmate hij zijne lektuur voortzet neemt zijne aandacht toe. Als kon hij zijne oogen niet gelooven, zet hij zijnen gouden bril op, wellicht om zekerder te zijn, dat zijne oogen niet schemeren en hij niet kwalijk leest. Tot tweemaal toe begint hij de lezing van het artikel.

- Wat heeft dat te beduiden? vraagt hij zichzelven verwonderd af. Men schijnt mij persoonlijk te bedoelen. Omstreken van Zwanenburg!... een meisje verdwenen voor ongeveer twintig jaren... Inderdaad!

Maar,... hunne luimen en driften bot vieren op slachtoffers, die zij nadien minachten, met smaad bezien en verstooten, als waren zij slechts ongedierte.

- Laster! zegt Lemonnier, Vuige laster!... Welhoe?... Ik gaf mijn half fortuin, kon ik het arme meisje en haar ongelukkig kind opsporen!

Eensklaps gloeit zijn aangezicht; koortsachtig richt hij zich op en stapt drie vier malen zijne werkkamer op en neder.

- Laster! herhaalt hij. Vuige laster!... Maar, wie is de lasteraar? En hoe weet hij meer van eene zaak, die mij betreft, dan ik zelf er ooit ben van te weet geko-

[pagina 110]
[p. 110]

men? Dit geheim vergt onderzoek en opheldering.

Mijnheer Lemonnier, alhoewel gewoonlijk een hoogst kalm man, is door dat onverwachte nieuws zoozeer uit het veld geslagen, als ware het bedoelde meisje uit het artikel, in persoon voor hem verschenen.

Later getuigden zijne dienaren, dat zij hem nooit zoo ontsteld, zoo opgewonden, zoo prikkelbaar, zoo gansch anders dan hij gewoonlijk was, gezien hadden, dan den namiddag, waarop hij zoo schielijk om drie ure naar Roux vertrok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken