Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwars door 't leven (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwars door 't leven
Afbeelding van Dwars door 't levenToon afbeelding van titelpagina van Dwars door 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (507.12 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwars door 't leven

(1887)–Edmond de Geest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Hoofdstuk XVI.
Waarin Louises belofte van gehoorzaamheid haar duur komt te staan, en bezadigdheid nogmaals over moedwil zegepraalt.

Nauwelijks zijn de bakken bovengehaald of de ingenieur Fanchon komt uit een der gaanderijen, en zich aan de spreekbuis plaatsende, roept hij:

- Hoeveel toeren doen de luchtpompen?

- Zeventig toeren per minuut!

- Doe er vijf-en-tachtig. Zet alle stoom bij. De lucht komt mij onzuiver voor!

- Al klaar!

- Verwittig den bestuurder, dat men zich wel wachte met vuur in de zuiveringskamer te gaan!

- Ik ben alleen in de machinekamer, de tweede machinist heeft het werk laten staan!

- Houd een oogenblik stil!

- Men verwittigt mij, dat mijnheer Lemonnier aangekomen is!

- Zeg, in voorhandig geval, aan mijnheer Lemonnier, dat ik het voor het oogenblik niet raadzaam vind in de mijn te komen!

- Goed!

Nauwelijks zijn deze woorden gewisseld of de machinist roept weer:

- Is alles klaar daaronder?

- Ja, wat verlangt gij?

- Mijnheer Lemonnier komt in de mijn!

- Is mijnheer van alles verwittigd?

[pagina 120]
[p. 120]

- Ja!

- Al klaar dan!

Terwijl bovengemelde berichten gewisseld werden, zijn een groot aantal werklieden van beide geslachten, schertsend tot op zekeren afstand van den koker der mijn gekomen.

- Zeker en vast meent dat meisje, dat zij eene baronnes is! zegt eene der mijnwerksters, terwijl zij met minachting op Louise Claessens wijst.

- Of eene markiezin! meent eene tweede.

- Zij zou niet gaarne doen gelijk de anderen: Jenever... foei! dat is te gemeen. Zij zou er haar maagdelijk keelgat aan branden! Voor een paar franken zou zij zich doodwerken. Weg met zulke loonbederfsters!

Met zekere vlugheid draait de spreekster haar achterste naar Louise, heft het rechter been op en geeft een slag op zeker lichaamsdeel met de uitdaging:

- Daar! dat is voor de loonbederfsters!

Een algemeen gelach, bejegent die grofheid.

- Dat meisje is van anderen deeg dan wij gemaakt! meent eene vierde werkster.

- 't Is jammer, dat mijnheer Lemonnier geen zoon heeft! Dat ware juist hare zaak.

- Laat dat meisje gerust, zegt Dook Jeneverspons. Elk doe naar believen!

- Dook, die zeker kans ziet om weer eens te twisten, wordt eenparig uitgefloten.

Dook Jeneverspons moet ook zijn woordje laten hooren! schreeuwt eene vrouw. Hij is weder vol als een ei!

- Nu, dan is het toch nog maar van het drinken, vrouw Moeial, zegt Dook, terwijl hij haar van top tot teen beziet en sluw tot de omstanders knipoogt.

De aangehaalde verzachtende omstandigheid wordt met een algemeen gelach bejegend.

- Vraagt nog eene Eva's dochter het woord?

- Jufvrouw Louise zal van mijnheer Lemonnier eenen prijs van goed gedrag krijgen, bevestigt eene reeds bejaar-

[pagina 121]
[p. 121]

de vrouw.

- Van rechtswege zijt gij Rozenmaagd, moeder Nooit-Gedeugen! weêrlegt Dook.

Tot nog toe heeft Louise, zwijgend en onderworpen, de schimpscheuten haver medewerksters aanhoord. Bleek en ter neergeslagen ziet er het arme meisje uit. Zij is op het punt te weenen. Eensklaps nochtans wendt zij zich half smeekend, tot hare ruwe gezellinnen:

- Verschooning vriendinnen, zegt ze, gij moogt spotten zooveel gij wilt, maar, ik kan mij niet verbinden mijn werk te laten staan. Ik heb eene moeder, die krank is en weduwe; zij heeft mijn loon noodig om te leven. Wat meer is, ik heb beloofd zonder hare toestemming niets te doen.

Nu gaat er geen gelach meer op, maar een woest geschater. Er ontstaat eene schermutseling van schimpscheuten, een kruisvuur van spotwoorden. Kan men inderdaad wel iets belachelijkers, kinderachtigers en meer onnoozel vinden dan een meisje van meer dan achttien jaren, die hare moeder nog gehoorzaamt als een kind dat nog ter school gaat? Neen, zoo iets gaat alle bedenking te boven!

En wonder genoeg de hevigste spotters zijn juist de moeders. En onder de moeders, die welke een kind onder het hart dragen!

Men moet echter zwangere vrouwen al eens eene kuur toegeven. Wonder genoeg nochtans! dergelijke vrouwen hebben zeer dikwijls kwade kuren of kinderachtige grillen, zelden luim of trek naar het goede.

Maar sluiten wij onze omschrijving.

Het spotten heeft een weinig opgehouden en de vervolging herneemt:

- Gij hebt gelijk, Wiesje porselein; uwe moeder zal u eenen suikerstok koopen, als ge braaf geweest zijt.

- Of eenen man kiezen! besluit een zwaarlijvig meisje.

Op het buitengewoon gerucht is mijnheer Fanchon ge-

[pagina 122]
[p. 122]

naderd en heeft de laatste spotwoorden gehoord.

- Ik duld die gekheden niet langer, zegt hij. Louise Claessens is een naarstig meisje en dat is waarlijk geene leden om haar te bespotten.... Verder, indien gij iets te verzoeken hebt, zult gij daartoe onmiddellijk gelegenheid krijgen, want mijnheer Lemonnier komt juist naar beneden.

Alsof die naam eene toovermacht bezat, volgt eene diepe stilte op het luidruchtig gejouw der werklieden.

Alleen Dook Jeneverspons zegt spottend:

Daar zal die heer zich wel voor wachten. De heeren zitten liever in koffiehuizen en schouwburgen, dan bij winterdag in deze zwarte grafkelders te komen.

Daar daalt de bak, en gelijk de ingenieur Fanchon het voorzegd heeft, mijnheer Lemonnier stapt er uit en treedt vastberaden op de werklieden toe:

- Wat is dat hier? vraagt hij aan mijnheer Fanchon.

- Mijnheer, de werklieden hebben daar zooeven den arbeid gestaakt en zijn, ik weet niet juist waarom, hier allen bijeen gekomen.

- Wat verlangt gij? vraagt mijnheer Lemonnier aan de werklieden.

De vraag blijft onbeantwoord.

- Welnu, ik herhaal het. Wat verlangt gij? Te Brussel gewaarschuwd, dat er weder sprake van werkstaking is, ben ik opzettelijk gekomen om uwe redenen van misnoegdheid te aanhooren en recht te doen aan uwe verzoeken, indien zij billijk zijn. Doch, ik moet u bekennen, dat uwe handelwijs mij in het geheel niet bevalt.

Half beschroomd en schoorvoetend treedt een werkman vooruit,

- Mijnheer, wij en hebben wij niets tegen 't werk, maar gij weet zoo goed als wij, dat de levensmiddelen duur zijn: de patatten zijn mislukt, het vriest de steenen uit den grond en de daghuren zijn klein.... zelfs dat mijne vrouw laatst 's nachts in 't kraam gekomen is van haar twaalfste kind, dat het een maand te vroeg was en dat

[pagina 123]
[p. 123]

er geen geld was om olie te halen en 't licht aan te steken, en dat Siska onze gebuurvrouw ons een kaarsken van 'nen stuiver leende, dat nog niet weergegeven is, want wij hebben nog niet gekunnen en dat mijn vrouw vier uren in den arbeid is gebleven en het kind 's anderen daags gestorven is, en dat ik mijn beste schoenen voor vier franken naar den berg gedragen heb en mijn andere te slecht zijn en ik het kind zelf naar 't kerkhof heb gedragen om onkost te vermijden en dat ik schier barrevoets naar mijn werk gekomen ben en dat het hard is, allez, mijnheer, van barrevoets op de steenen te loopen.

Inderdaad, de arme man staat, slechts met lompen aan zijne voeten, voor mijnheer Lemonnier, als een levend pleidooi der armoede en haveloosheid van sommige werklieden.

- Daar kan, mijn ziele Gods, geen borrel meer af! zegt Dook Jeneverspons, die ook een staaltje van zijne welsprekendheid geven wil. 't Is meer dan veertien dagen geleden, dat er een slok pequet door mijne keel gegaan is, en een borrel dat's de couragie van den werkman. Dat maakt warm bloed en dan gaat 't werk van zelf. Ja, ik herhaal het, er moet een borrel bij zijn.

- Man, zegt Lemonnier, gij zijt dronken.

- Abuis! mijnheer, abuis! zegt Dook. Ik zou nog op de schreef dansen.

Daar hij de proef op de som wil geven, trekt hij met zijnen voet eene lijn, met het ongelukkig gevolg echter, dat hij den vorm van zijnen rug in het kolenstof afdrukt.

Mijnheer Lemonnier laat Dook naar eenen paardenstal der koolmijn leiden, waar hij ongestoord over de gevolgen van drankontbering en lijndans-oefeningen nadenken kan. De eigenaar wendt zich daarna zeer ontroerd tot de werklieden, want de ongekunstelde taal van den armen bloed, den ongelukkigen huisvader, heeft hem diep getroffen, en zegt:

- Inderdaad alles is buitengewoon duur en ten gevolge van den kwijnenden toestand der nijverheid heb ik, tot

[pagina 124]
[p. 124]

mijn groot spijt, uwe daghuren moeten verminderen. Nu is er een weinig beternis in den handel en een opslag van loon is billijk. Voor alsnu echter kan het niet veel zijn, want de kolen, die nog gedolven worden, zijn reeds allen aan de oude, lage prijzen verkocht. Mijne verbintenissen loopen nog eene maand. Na dit tijdstip zal ik, in evenredigheid met de nieuwe prijzen, uw loon kunnen vermeerderen. Van heden af zult gij evenwel eene verhooging hebben van vijftien ten honderd.

- Wij weten niet of wij daarmede kunnen vrede nemen! zegt een werkman.

- En waarom niet?

- Wij hebben besloten de hand te leenen aan onze broeders in de andere putten om, door eene algemeene werkstaking, een algemeenen loonopslag te bekomen.

- Dwaling! vrienden; gij verkeert in dwaling! Eene werkstaking kan hoegenaamd geene aanleiding geven tot verbetering van uw lot. Door de buitengewone lage vervoertarieven tusschen Duitschland en België, en meer andere redenen, is de invoer der Pruisische kolen in België hoogst gemakkelijk. De nijverheidscrisis heeft vele kapitalen verslonden; wilt gij nu op het oogenblik der bestellingen uw werk staken, onmiddellijk zal de invoer van vreemde kolen merkelijk toenemen. Uw toestand, wel verre van te verbeteren, zal weldra nog slechter worden. Nu, het staat elkeen vrij de mijn te verlaten, maar geloof mij, het is niet zoozeer in mijn als in uw belang, dat ik spreek.

Deze woorden, waarin krachtdadigheid, benevens goedheid en waarheid doorstralen, maken op de werklieden eenen grooten indruk. Niemand kan den werkman het recht betwisten werk te aanvaarden of te weigeren, maar allen begrijpen, dat het voordeeliger is zich met de patroons in der minne te verstaan dan toevlucht te nemen tot middelen die meestal doelloos blijven en wel soms een gansch ander uitwerksel dan het voorgestelde, ten gevolge hebben. Dwaas is de gedachte den oogst te vernielen on-

[pagina 125]
[p. 125]

der voorwendsel hongersnood te voorkomen, of de nationale nijverheid te dooden met het inzicht den toestand der werklieden te verbeteren.

Nog eenige oogenblikken blijven de werklieden besluiteloos onder elkander beraadslagen.

Eindelijk hernemen zij hun werk. Waar bedreigingen doelloos zouden gebleven zijn, hebben zachtheid en welwillendheid gezegepraald. Overtuiging, het machtigste behoedmiddel der toekomst tegen alle maatschappelijke omwentelingen, heeft nogmaals de bovenhand behouden. Licht! immer licht!

- Kom, zegt mijnheer Lemonnier tot den ingenieur Fanchon, laten wij eene wandeling maken tot aan de koolgroeven. Ik wil het werk eens even nazien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken