Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen (1686)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen
Afbeelding van Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangenToon afbeelding van titelpagina van Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.31 MB)

ebook (59.64 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen

(1686)–Hendrik Ghijsen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den xxxiij Psalm.



illustratie

 
Singt vroolik in den naam des Heeren,
 
Gy die door hem rechtvaardig zijt,
 
O gy oprechten, wilt hem eeren,
 
Want u betaamt sijn lof altijd.
 
Looft den Heer met snaaren,
 
Harp, en Luit wilt paaren;
 
God sijn eere geeft,
 
Singt hem lof-sangs-psalmen,
 
Laat het speel-tuig galmen,
 
Dat tien snaaren heeft.
 
 
 
2 Singt hem op nieuw, om hem te danken,
 
Een lied, dat nooit ver-ouden zal,
 
Speelt wel, en doet uw spel-geklanken,
 
Elk om het best, met bly geschal.
 
Want het woord des Heeren,
 
Dat hy ons doet leeren,
 
Is recht, waar, en soet.
 
Yder kan bemerken
 
Dat ook al sijn werken
 
Zijn getrouw, en goed.
 
 
 
3 Gerechtigheid, en recht te pleegen,
 
Is booven al hem lief, en waard;
 
Des Heeren goedigheid, en seegen,
 
Vervult al-om de gansche aard'.
 
Door het woord
[Folio F1r]
[fol. F1r]


illustratie

 
des Heeren
 
Zijn, tot sijner eeren,
 
d'Heemelen gesticht;
 
Door sijns geests vermoogen
 
Zijn des Heemels boogen
 
Met haar heir verlicht.

j. Pause

 
4 De waat'ren van de Zeen, en Meeren
 
Heeft hy, als op een hoop, vergaart;
 
Hy stelt den afgrond, naa begeeren,
 
Schat-kaamers, daar hys' in bewaart.
 
Laat al 't aardsche weesen,
 
Voor den Heere vreesen,
 
Die't zo wijs beschikt.
 
Al wat op der aarde
 
Woont, en hier vergaarde,
 
Zy voor hem verschrikt.
 
 
 
5 Want wat de Heere heeft gesprooken,
 
Het is 'er straks van stonden aan,
 
Dat hy gebied, heeft nooit ontbrooken,
 
Maar fluks zo siet men 't voor hem staan.
 
Wat de Heidens saamen,
 
In hun raad beraamen,
 
Doet de Heer te niet.
 
Wat de volken denken,
 
Om sijn raad te krenken,
 
Breekt hy dat men 't siet.
 
 
 
6 Maar den alwijsen raad des Heeren
 
Staat eeuwig, in sijn volle kracht;
 
Sijn herts-gedachten, en begeeren
 
Staan, van geslachte, tot geslacht.
 
Saalig, en vol eere
 
Is het volk, wiens Heere
 
God almagtig is;
 
't Volk, by hem verkooren,
 
Zal niet gaan verlooren,
 
't Is sijn erfenis.

ij. Pause.

 
7 De Heere God, schouwt. uit den heemel,
 
Laat naa om
[Folio F1v]
[fol. F1v]


illustratie

 
laag sijn oogen gaan,
 
En siet, met opmerk, al 't geweemel,
 
En doen van 's menschen kinders aan.
 
Van sijn vaste wooning,
 
Siet hy uit, als Kooning,
 
Op der aarden ne'er,
 
Alles wel te deegen,
 
Wat d'inwoonders pleegen,
 
En doen, voor sijn eer.
 
 
 
8 Hy, die alleen formeert van binnen,
 
Hun aller hert, en ingewand,
 
Let ook seer nauw op het beginnen,
 
En al de werken van hun hand.
 
Men siet nooit behouden,
 
Kooningen, die bouwden,
 
Op een heir van magt:
 
Geen der groote helde',
 
Schoon al sterk te velde,
 
Red sich, door sijn kracht.
 
 
 
9 Die op het paard sich wil verlaaten,
 
Ter ooverwinning in den nood,
 
Bedriegt sich selfs, het kan niet baaten,
 
Al is sijn sterkte noch zo groot.
 
Siet, des Heeren oogen
 
Zijn, met meededoogen,
 
Oover die hem vreest;
 
Die, tot hem geloopen,
 
Op sijn goedheid hoopen,
 
Zulke sterkt sijn geest.

iij. Pause.

 
10 God zalse, die hem vreesen, spaaren,
 
Hun zielen redden van de dood,
 
Om hen in 't leeven te bewaaren,
 
In dieren tijd, en hongers nood.
 
Onse zielen trachten
 
Op den Heer te wachten,
 
Hem verbeiden wy:
 
Onse hulp in 't lijden,
[Folio F2r]
[fol. F2r]


illustratie

 
Onse schild in 't strijden,
 
Is geen mensch, maar hy.
 
 
 
11 Ons hert verblijd sich uitermaaten,
 
In God is onse vreugd gewis;
 
Om dat wy ons op hem verlaaten,
 
Wiens naam volkoomen heilig is.
 
Laat op ons de straalen
 
Uwer goedheid daalen,
 
Goedertieren Heer:
 
Want op u wy bouwen,
 
Onses hoops vertrouwen,
 
En op niemant meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken