Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt (1559)

Informatie terzijde

Titelpagina van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt
Afbeelding van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemtToon afbeelding van titelpagina van Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt

(1559)–Cornelis van Ghistele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 87v]
[fol. 87v]

Hier beghint de antvvoorde, die Iason scrijft tot Medea.
Ghemaect door den Translateur.

 
V Te antwoordene sou my betamen wel
 
V Medea, die zijt vol desolatien,
 
Maer die hem sculdich kent, mach hem schamen wel
 
Om te makene hier tegen, groote arguatien
 
Qualijck vindende eenige excusatien
 
Om my seluen stoutelijck te defenderen.
 
VVant uwen ghetrouwen dienst sonder fraudatien
 
En can ick niet te vollen ghelauderen.
 
VVant sonder v, wie sout negeren,
 
Souden my de fenijnighe draken
 
Fellick vernielt hebben sonder resisteren.
 
VVie sou sulcken dienst dan connen ghelaken?
 
Hierom wil ick mijn antwoorde cort maken
 
Die v voor mijn behulpersse noch houwe
 
Bekinnende v ionste, en mijn ontrouwe.
 
 
[Folio 88r]
[fol. 88r]
 
Ghy verhaelt oock alle de weldaden
 
Die ghy my ionstelijck hebt bewesen
 
Binnen uwen lande sonder versmaden,
 
Daer ghy om weerdich zijt te worden gepresen:
 
Maer ghy en verhaelt niet by desen,
 
Van de wreetheyt die ghy nu binnen onsen lande
 
Hebt bedreuen, wie hoorde oyt lesen
 
Van meerder boosheyt in tsweerelts warande.
 
Hebdy niet des Conincx hof gestelt in brande,
 
Ia en al dat zijnen huyse was aencleuende:
 
En dan mijn twee kinderen (noyt meerder schande)
 
Voor mijnen ooghen vernielt al leuende,
 
Ia dat alle mijn leden werden beuende
 
Ghelijck een riet, duer sulck aenschouwen:
 
En sou hier duer, mijn liefde tuwaerts dan nz vercouwen?
 
 
 
Ghy schonct Creusa mijn ghesellinne
 
Een coffer tscheen groot van prijse te zijne:
 
Maer niet dan valsche toouerije en was daer inne
 
Om Creons rijck te brengen te ruijne.
 
Al hebdy my eerst onthaelt met blijen schijne,
 
Ghy hebt my hier valscheyt betoont daer teghen:
 
Maer nochtans sal ick tot elcken termijne
 
Ghelijck die verstandige plegen)
 
Vionste tot my waerts hooger wegen
 
Dan v inborstige quaetheyt die ghy nu hebt gebaert,
 
Daer ghy niet dan schande duer en hebt vercreghen
 
En ghetoont uwen valschen fenijnighen aert
 
Om dat ick by Creusa nu ben ghepaert
 
En v trouwe aen dzije hebbe moeten setten,
 
Dat God gheuoecht heeft, en can niemant beletten.
 
 
[Folio 88v]
[fol. 88v]
 
Die ionste die ghi my eerst hebt betoont
 
En de groote duecht, wel weert geacht.
 
Die hebdy, al waerdy een coninginne gecroont
 
Duer v felheyt nu, al tot schanden gebracht.
 
Onwijselijck hebdy certeyn geweest bedacht
 
Dat ghi sulcken boosheyt in dees contreyen
 
Al tot mijnen spijte hebt gewracht.
 
Twas een groote duecht weert om verbreyen
 
Dat ghy met my ouer berghen, valeyen
 
Quaemt gereyst, my ionnende tgulden Vlies rijckelijc.
 
Dies ghy uwen vader niet en dorst verbeyen
 
Hem ontuliende seer practijckelijck.
 
Maer v quaetheyt die hier nu is blijckelijck
 
Ontsuyuert die duecht met groot verseeren:
 
Vleste wercken, de eerste onteeren.
 
 
 
Om dat ick, eens Conincx dochtere bestaen hebbe
 
Te trouwene, hebdy al dit quaet bedreuen:
 
Dwelck ick om beters wille ghedaen hebbe.
 
Hoe mocht my meerder eere worden na geschreuen?
 
En ghy sout hier duere een vrouwe verheuen
 
Gewordẽ hebbẽ, en mijn kinderẽ, van grooter macht.
 
Al waerdy van Creon wt zijn lant verdreuen
 
Dat quam duer v quaet sprekẽ, dwelc sulcx heeft gewracht,
 
Haddy patientich, en met sinnen sacht
 
Dit verdragen al tot uwer baten
 
VVaer sulcks geschiet (hier op nu acht)
 
Gheensins en souwick v hebben verlaten,
 
Maer ick souv eerlijck voor alle staten
 
Onderhouwen hebben, als een vrouwe van weerdẽ,
 
Die mijn salicheyt hebt geweest op der eerden.
 
 
[Folio 89r]
[fol. 89r]
 
Creusa en was ooc niet soo onuerstandich
 
Dat sy sulcks met quaden oogen sou hebben ghesien:
 
VVel wetende dat ick tgulden Vlies valiandich
 
Duer v hulpe alleen, heb moeten bespien:
 
Maer sy sou v voor haer sustere duer dien
 
Ghehouwen hebben, dit was haer vermeten:
 
Ia alle ons gheslachte (sonder misschien)
 
Sou duer haer (hoe verre gheseten)
 
Verbetert gheweest hebben, dat moetty wel weten,
 
En sulcks soudy met goetheyt al hebben ghewonnen
 
Denct dan hoet my heeft gespeten
 
Dat ghy sulcken wreetheyt hebt begonnen.
 
Nochtans en wil ick gheen quaet v toe ionnen
 
Soo lange als ghy zijn sult in tsweerelts eruen
 
Met quaet wenschen, en can men geen duecht verweruen.
 
 
 
En al en hebbick trouwelijck niet volbracht
 
Tgheen dat ick v gheloeft hebbe, in voorledẽ stonden,
 
Om dat ghy my helpen sout aen tgulden vacht,
 
En worde daerom, nu meyneedich beuonden:
 
Hebben mijn ionghe sonen, die vriendelijcke monden
 
Die onschuldich waren in dese sake
 
Dat moeten becoopen met des doots wonden?
 
VVaerom hebdy oock ghebaert v wrake
 
(Daer ick oock groote ongenuchte om make)
 
Op Creon, en zijn dochter amiabele
 
Die niet dan ionste (soo ghy hoorde aen elcks sprake)
 
My en betoonden als de notabele?
 
Duncket v dan zijn een werck laudabele
 
Dat ghy donbeschuldighe ghebracht hebt in lijen?
 
VVaer voor sullen hem dan donnoosele mijen?
 
 
[Folio 89v]
[fol. 89v]
 
Ga naar margenoot+ Maer want ghy soo vast voor v genomen hadt
 
Met alsulcken quaetheyt te wrekene v leet:
 
Ick wou wel dat ghy tot my gecomen hadt,
 
En uwen fellen nijt, en v toornicheyt heet,
 
Hadt die op my doch met sinnen wreet
 
Stoutelijck ghewroken: want ick alleene
 
Teghen v misdaen hebbe, soo ghy wel weet,
 
VVat vermochten eylaes de kinderkens cleene
 
Dat de vader zijn trouwe reene
 
Hadde ghecroockt: had my metter spoet
 
Duersteken, of andersins ghebracht in sdoots weene:
 
So soudy duer mijn doot hebben behoet
 
Ons ionge kinderen, die ghy in haer bloet.
 
Soo deerlijck versmoort hebt, en ghenomen dleuen.
 
Hier hebbick v mijn sins meeninge geschreuen.

Hier eyndt dese Epistele.

margenoot+
Hęt Seneca in Medea

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken