Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Acolastus (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Acolastus
Afbeelding van AcolastusToon afbeelding van titelpagina van Acolastus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (2.87 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Editeur

P. Minderaa



Genre

poëzie
drama

Subgenre

blijspel / komedie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Acolastus

(1956)–Guilielmus Gnapheus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Latijnse tekst met Nederlandse vertaling


Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

Actvs II.

Scena I.

Pantolabus. Pamphagus.
Octonarii omnes.
 
pantolabus:
 
Nαί miser ego sum, qui, quod, edam, quaero et id aegre invenio. GulamGa naar voetnoot361. (390).Ga naar voetnoot361. (390).
 
Habeo extrema fame paene strangulatam, venter inedia
 
Exhaustus est, stomachus latrat, tum pendulae marcent genae.
 
Pol dentes pruriunt, me nullus est ieiuniosiorGa naar voetnoot364/5. (393/4).
365[regelnummer]
Neque magis effractus fame. Scabri rubigine
 
Dentes, labiaque in cena situ loquuntur me famelicum.Ga naar voetnoot366. (395/96).
 
Quare hunc haberem praesentem deum, placaret qui mihi
 
Ventrem iratum. Parasiticae artis gnarum optem dari obviam,
 
Quem sectari liceat, postquam in fumum cineremque versa sunt,
370[regelnummer]
Quae possedi, omnia. Vel e flamma non gravarer impiger
 
Cibum petere. O Fortuna, ut nunquam perpetuo bona es! Sed hic
 
Ne est Pamphagus, meo quem iuvi beneficio toties? Is est.
[pagina 101]
[p. 101]

Tweede bedrijf. Eerste toneel.

Pantolabus. Pamphagus.
(iambische zesvoeters)
 
pantolabus:
390[regelnummer]
Ellendig ben ik, 'k zoek naar eten, vind het nauwlijks.
 
Mijn strot stikt door de felle honger, van het vasten
 
staat hol de buik, de maag blaft, wangen hangen slap.
 
Hémel! Mijn tanden jeuken, niemand is zó nuchter,
 
zó van het hongeren kapot. Tanden roest-schilfrig
395[regelnummer]
en lippen grauw-verweerd tonen den hongerlijder.
 
Daarom, een helpend god zou zijn, wie deed bedarenGa naar voetnoot367. (396).
 
mijn kwade buik. 'k Wou dat ik iemand tegenkwam
 
knap in de tafelschuimerskunst, die 'k kon nálopen,
 
nu alles wat ik had in rook en as verkeerde.Ga naar voetnoot369. (399).
400[regelnummer]
Zelfs uit het vuur zou 'k rap graag eten willen halen.Ga naar voetnoot370/1. (400).
 
Ach, dat je gunst, Fortuin, nooit duurzaam is! Maar wat,Ga naar voetnoot371. (401).
 
is dat niet Pamphagus, die ik zo dikwijls hielpGa naar voetnoot373. (402).
 
met mijn weldaden? Werklijk ja, hij is het zelf!
[pagina 102]
[p. 102]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Quis hic novus subsistit hospes? Pantolabus est. InsolensGa naar voetnoot373. (404).
 
Istuc quidem facit. Non possum, quin salutem et conloquar.Ga naar voetnoot374. (406).
375[regelnummer]
O salve plurimum merito tuo, vir optime!Ga naar voetnoot375/6. (407).
 
pantolabus:
 
Pamphage,
 
Salve plus millies!Ga naar voetnoot376. (408).
 
pamphagus:
 
Quid hic negotii tibi? An venis
 
Obsonatum ad forum cuppedinis? Atqui ea est provinciaGa naar voetnoot377. (409).
 
Parasitorum.
 
pantolabus:
 
Memini. Sed eo res rediit, ut transcurso opus
 
Mihi sit ad ordinem vestrum.
 
pamphagus:
 
Ad nostrum ordinem? Quid audio?
 
pantolabus:
380[regelnummer]
Sic fors fert.
 
pamphagus:
 
Sed turpe est nimis a bubus ad asinos transcendere.
[pagina 103]
[p. 103]
 
pamphagus:
 
Wie is die ongewone gast, die daar blijft staan?
405[regelnummer]
Pantolabus! Die is dat werkje niet gewoon.
 
Ik kan niet anders dan hem groeten en aanspreken.
 
Dag beste kerel! 't Ga je goed, want jij verdient het.
 
pantolabus:
 
Ik wens 't jou duizendvoud
 
pamphagus:
 
Wat heb je hier te doen?
 
Kom je op de lekkernijenmarkt voor het dessert?
410[regelnummer]
Maar dat is 't rijk der tafelschuimers.
 
pantolabus:
 
Ja dat weet ik,
 
Maar 't kwam met mij zover, dat ik moet overlopen
 
tot jullie soort.Ga naar voetnoot379. (412).
 
pamphagus:
 
Wat hoor 'k, tot onze soort?
 
pantolabus:
 
Zo staat het.
 
pamphagus:
 
Maar dat is toch te erg, dé ossen voor de ezelsGa naar voetnoot380. (413).
 
te wisslen.
[pagina 104]
[p. 104]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Ut sit. Durum telum necessitas.Ga naar voetnoot381. (414).
 
pamphagus:
 
Nihilne est ampluis
 
Rei?
 
pantolabus:
 
Nihil quicquam; abligurivi omnia. Hinc memet foro
 
Subducens lateo domi hunc totum mensem, ibi vappam
 
bibo, panem
 
Atrum voro, inedia ringor, cochlearum instar, vivens miser.
 
pamphagus:
385[regelnummer]
O me ter felicem, cui tam acre bellum cum penia haud fuit,
 
Qui suetus sum ut mures alienum semper adrodere cibum.
 
Quid? An non te piget tam acerbae sortis?
 
pantolabus:
 
Non tantum quidem
 
Pigeret, si modo tuam disciplinam nunc sectarier
 
Liceret.
 
pamphagus:
 
Forsitan liceret, si potis esses adsequi.
 
pantolabus:
390[regelnummer]
Conarer, ut possem, Pamphage; venter, magister ingeni,
 
Meos conatus iuverit.
[pagina 105]
[p. 105]
 
pantolabus:
 
Mooglijk, maar de nood kiest harde wapens.
 
pamphagus:
415[regelnummer]
Héb je dan niets meer?Ga naar voetnoot382. (415).
 
pantolabus:
 
Niets, 'k heb alles opgesnoept,
 
'k mijd daarom 't net publiek, 'k zit al een maand in huis
 
ik drink verschaalde wijn, ik vreet alleen zwart brood,Ga naar voetnoot383/4. (417/18).
 
ik grom van honger, 'k leef ellendig als een slak.
 
pamphagus:
 
Wat prijs 'k mezelf driewerf gelukkig, dat ik nooit
420[regelnummer]
zo bitter met de armoe streed, ik ben gewoon
 
steeds als de muizen aan een anders spijs te knagen.Ga naar voetnoot386. (421).
 
Maar zeg, verdriet je 't niet, dat zuur bestaan?
 
pantolabus:
 
't Zou minder
 
verdrieten mij, als ik jouw onderwijs mocht volgen.
 
pamphagus:
 
Dat mocht misschien, als je in staat was 't te verstaan.
 
pantolabus:
425[regelnummer]
Ik zou proberen het te kunnen Pamphagus; de maag,Ga naar voetnoot390. (425).
 
de meester van 't verstand, zou m'in mijn pogen helpen.
[pagina 106]
[p. 106]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Sed nescio, quam feliciter.
 
pantolabus:
 
Hem, me vide, ut prolixe agis! Rape me sodes, collegioGa naar voetnoot392 vlg. (428 vlg.).
 
Tuo inauctorandum, rape, postquam nullam plane artem
 
calleo,
 
Qua possim vivere οἰϰόσιτς.
 
pamphagus:
 
Au, non sunt inlotis sacra haec
395[regelnummer]
Manibus tractanda.
 
pantolabus:
 
Satisne lotus sim, qui corruger fame?
 
pamphagus:
 
Specimen tuae des artis oportet, dehinc nostris comitiis
 
Indictis, si voles, nomen dabis cum plausu et gloria.
 
pantolabus:
 
Ea lege, obsecro, me discipulum habe tibi, cui profui,
 
Re salva saepe, nisi immemor es beneficii accepti.
 
pamphagus:
 
Immemor?
400[regelnummer]
Age, suscipio te parasitastrum.
[pagina 107]
[p. 107]
 
pamphagus:
 
Ik twijfel of 't gelukkig uitvalt.
 
pantolabus:
 
Kom nu, zie m'eens aan,
 
zo vriendlijk als je bent. Haal asjeblieft me snel
 
bij jou in 't gilde, huur me in, daar 'k geen verstand heb
430[regelnummer]
van enig vak, waarvan 'k thuiszittend leven kan.
 
pamphagus:
 
Met ongewassen hand mag dit gewijde werk
 
niet worden aangevat.
 
pantolabus:
 
Ben 'k niet genoeg gewassen,
 
waar 'k schrompel van de honger?
 
pamphagus:
 
Je behoort een proefstuk
 
te geven van je kunsten, daarna zul je, zogewenst,
435[regelnummer]
in de vergaadring van het gilde met applaus
 
en lof als lid worden geboekt.
 
pantolabus:
 
Ik smeek je dan
 
op die conditie in de leer te mogen komen
 
bij jou, die 'k in mijn goede tijd zo dikwijls hielp,
 
als je d'ontvangen weldaan niet vergeten bent.
 
pamphagus:
440[regelnummer]
Vergeten? Kom ik neem je aan als schuimersknechtjeGa naar voetnoot400. (440).
[pagina 108]
[p. 108]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Habeo pol gratiam. Quid, est,
 
Quod me nunc vis facere?Ga naar voetnoot402. (443).
 
pamphagus:
 
Ut me observes sedulo.
 
pantolabus:
 
Qui dum?
 
pamphagus:
 
Seria
 
Curanda sunt.
 
pantolabus:
 
Quid seria? Securus quonam ferrer pede,
 
Seria curavi nunquam, nisi seria ventris negotia
 
Appellites.Ga naar voetnoot404. (445 vlg.).
 
pamphagus:
 
Scilicet.
 
pantolabus:
 
Istuc persuadeas Catonibus
405[regelnummer]
Rigidisque σοφοῖς, si quid vales oratione.
 
pamphagus:
 
Pro suo
 
Illi sapiant ingenio, non equidem invideo, nobis item
 
Palatum neutiquam desipit. Hic et nos φιλόσοφοι sumus
[pagina 109]
[p. 109]
 
pantolabus:
 
Heb dank, bij Pollux! En wat wil je, dat 'k nu doen ga?
 
pamphagus:
 
Let ijverig op mij!
 
pantolabus:
 
Waartoe?
 
pamphagus:
 
't Geldt ernstige zaken
 
pantolabus:
 
Wat ernstig? Onbekommerd, waar mijn voet mij heendroeg,
 
heb ik nooit d'ernst betracht, tenzij je ernstig noemt
445[regelnummer]
de zaken van de maag.
 
pamphagus:
 
Allicht!
 
pantolabus:
 
Bewijs dat aan
 
de Cato's en de strenge wijze', als je kunt pleiten.Ga naar voetnoot404. (446).
 
pamphagus:
 
Laat die maar wijs zijn naar hun aard, 'k misgun het niet
 
maar ons verhemelt' is ook geenszins zot. Hier, man,
 
zijn wij ook filosofen, uit Aesopus' schoolGa naar voetnoot407. (449).
[pagina 110]
[p. 110]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Aesopici Gnathonicique, cuius sectae plurimosGa naar voetnoot408. (452 vlg.).
 
Clientes in forum producimus.
 
pantolabus:
 
Quibus sed ducibus
410[regelnummer]
Freti?
 
pamphagus:
 
Magnis: Epicuro, Aristippo, Catiis et Apiciis.
 
pantolabus:
 
Duces illi haud sunt paenitendi per genium; perdoctus es,
 
Laudo. Sed ad seria redi.
 
pamphagus:
 
Recte. Nescis, quae viderim
 
Insomnia.
 
pantolabus:
 
Falsa?
 
pamphagus:
 
Non opinor. Post medium noctis ferunt
 
Vera esse somnia, cum sumus purgatiores scilicet.
 
pantolabus:
415[regelnummer]
Intellego. Sed narra somnium.
[pagina 111]
[p. 111]
450[regelnummer]
en Gnatho's; velen voeren wij uit diens gevolg
 
ter markt.
 
pantolabus:
 
Wie zijn voor jullie de vertrouwde leiders?
 
pamphagus:
 
Grote figuren, Epicurus, Aristippus,
 
mannen als Catius en als Apicius.
 
pantolabus:
 
Dat, bij mijn genius, zijn leiders, die je nooit
455[regelnummer]
berouwen zullen, jij bent knap hoor, alle lof!
 
maar keer terug tot d'ernst.Ga naar voetnoot412 vlg. (456 vlg.).
 
pamphagus:
 
Juist, weet je wat voor droom
 
ik had?
 
pantolabus:
 
Bedrieglijk zeker?
 
pamphagus:
 
Ik geloof van niet.
 
Men zegt na middernacht zijn onze dromen waar,Ga naar voetnoot413/14. (458).
 
wanneer de maag wat minder vol is.Ga naar voetnoot414. (459).
 
pantolabus:
 
Dat begrijp ik.
460[regelnummer]
Vertel je droom dan.
[pagina 112]
[p. 112]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Hodie constrato in toro
 
Videbar ad mensam plenam lautusque nnctusque accumbere.
 
Cerealem dixisses cenam: hinc velut e pleno cornu datum,Ga naar voetnoot417. (462).
 
Et quod ederem et quod potarem. Inde adeo, in digitos pedis mihi
 
Standum erat, ut de summo quicquam peterem. Vis dicam?
 
Dis quidem
420[regelnummer]
Videbar, cui adfluerent bonae undique deliciae.
 
pantolabus:
 
Tam grata sunt,
 
Quae memoras, ut dentes venterque hinc gestiant mihi.
 
Vigilans
 
Vis ausim optare, dormiens quae somnias.
 
pamphagus:
 
Tum nescio
 
Quid visus talorum iactus portendat ominis boni.Ga naar voetnoot423. (472).
 
pantolabus:
 
Vah somnium hominis! Quae narrat?
 
pamphagus:
 
Quid hoc? Satin tibi placet?
 
pantolabus:
425[regelnummer]
Vereor, ne laevus hic augur sis.
[pagina 113]
[p. 113]
 
pamphagus:
 
Wel ik zag mezelf vandaag
 
aanliggen op een rustbed aan een volle tafel,
 
gewassen en gezalfd, een feestmaal zou je zeggen.
 
Als uit een hoorn des overvloeds werd daar geschonken
 
te eten en te drinken. Op mijn tenen moest ik staan
465[regelnummer]
- zoveel was 't - om van bovenaf me iets te pakken.
 
Wil je het nader horen? 'k Leek op een der goden
 
voor wie van alle kant toestroomden lekkernijen.
 
pantolabus:
 
Zo heerlijk is wat je daar opsomt, dat mijn tanden
 
en maag ervan gaan smakken. Wakend durf ik dat
470[regelnummer]
ternauwernood te wensen wat jij slapend droomt.
 
pamphagus:
 
Hoor verder! 'k Weet niet wat mij voor geluksaanwijzing
 
de dobbelstenenworp, die ik toen zag, voorspelt.
 
pantolabus:
 
Bah wat zegt ons een mensendroom!
 
pamphagus:
 
Zeg, wat bedoel je;
 
bevalt 't je niet genoeg?
 
pantolabus:
 
Ik maak me bang, dat jij
475[regelnummer]
hier 'n linkse augur bent.Ga naar voetnoot425. (475).
[pagina 114]
[p. 114]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Nil credis, nisi quod vides?
 
Abi in malam crucem dignus, quem nunquam sanctaGa naar voetnoot426. (476).
 
Saturitas
 
Beet, cum istac tua incredulitate.
 
pantolabus:
 
Obsecro, famelicum
 
Meum ventrem fac somniis tuis satures, si quid habent
 
Rei.Ga naar voetnoot429/30. (480/1).
 
pamphagus:
 
Inrides?
 
pantolabus:
 
Non rideam, quod carbonarias opes
430[regelnummer]
Pro germanis ostentes, somniis felix? Ridiculum!
 
pamphagus:
 
Age,
 
Ridiculum sit, quando ita lubet! Porro, quam non sim
 
stultulus
 
Vates, videbis, dum fiam hinc cellarius cuiuspiam
 
Nummatioris domini, opulentia cuius construxero
 
Tam largum ventri commeatum, ut si regum sim maximus.
 
pantolabus:
435[regelnummer]
Hic, credo, vigilans somniat. Pamphage, beatum me in tuo
 
Regno tum, quaeso, facias.
[pagina 115]
[p. 115]
 
pamphagus:
 
Hou je dan niets voor waar
 
dan wat je ziet? Loop naar de duivel, nooit verdien je
 
met je ongeloof, dat jou de heilge zatheid zaligt.
 
pantolabus:
 
'k Smeek dat je met die dromen, als ze iets vermogen
 
mijn hongerbuik verzadigt!
 
pamphagus:
 
Maak je 't nu belachlijk?
 
pantolabus:
480[regelnummer]
Zou ik niet lachen, dat je schatten, die maar lucht zijn,
 
als echte toont, met dromen ons geluk wilt brengen?
 
Het ís belachelijk!
 
pamphagus:
 
Voor mijn part, als 't jou lust.
 
Maar anderzijds, dat 'k niet zo'n zot profeet ben,
 
dat zul je zien, als ik van nu de keldermeester
485[regelnummer]
word van een schatrijk heer, van uit wiens overvloedGa naar voetnoot433. (485).
 
ik voor mijn maag zo grote bergen spijs opeenhoop,
 
als was 'k de grootste vorst.Ga naar voetnoot434. (487).Ga naar voetnoot435. (487/8).
 
pantolabus:
 
(voor zichzelf)
Hij staat, lijkt mij, te dromen
 
met open ogen. Pamphagus, asjeblieft, maak mij
 
gelukkig in jouw rijk!
[pagina 116]
[p. 116]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Vel primus eris apud me, si probe
 
Aduleris.
 
pantolabus:
 
Sed unde plebiscita ordinis vestri petam?
 
pamphagus:
 
Unde, rogas? A Terentiano illo Gnathone principe
 
Viro.
 
Hic te opus fuerit interprete optimo: nemo artifex
440[regelnummer]
Nascitur.
 
pantolabus:
 
Operam meam tibi dico.
 
Age doctoris suscipe
 
Partes.
 
pamphagus:
 
Nolo arbitrum quemquam esse nobis. Sed pone
 
fabricam hanc!
 
Tutus locus est, ibi elementa dabo. Fac te docibilem probes
 
Discipulum.
 
pantolabus:
 
En aurem utramque surrigo ad magistri
 
dogmata.
[pagina 117]
[p. 117]
 
pamphagus:
 
Zelfs d'eerste zul je zijn,
490[regelnummer]
als je goed vleit.
 
pantolabus:
 
Waar haal 'k de wetten van jouw gilde?
 
pamphagus:
 
Waar, vraag je? Wel bij Gnatho, de beroemde leiderGa naar voetnoot437. (491).
 
de Terentiaan, maar hier zal je onmisbaar zijnGa naar voetnoot438. (492/3).
 
een puik uitlegger, niemand wordt artiest geboren.
 
pantolabus:
 
'k Beloof je ijvrig werk. Neem jij de rol van meester.
 
pamphagus:
495[regelnummer]
We moeten hierbij geen getuige. Achter die werkplaats
 
is wel een veilge plek, daar zet ik de beginslen
 
uiteen, toon jij je maar een leerzame discipel.
 
pantolabus:
 
Zie eens, ik spits mijn oren beî naar 's meesters leer!
[pagina 118]
[p. 118]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Actvs II. Scena II.

Philautus. Acolastus.
Senarii.
 
philautus:
 
Quid haec, Acolaste, prae ut ilia, quae pater dedit?Ga naar voetnoot443. (499).
 
acolastus:
445[regelnummer]
Pater futtilis est, somnium, iners: valeat! Magis
 
Tua me, Philaute, dicta stimulant.
 
philautus:
 
Fac tibi
 
Fidas! Quodcumque inciderit in mentem, voles.
 
Te ipso fruere! Spes omnis in te sit tibi!
 
Sic vives felix ac beatus.
 
acolastus:
 
Altius
450[regelnummer]
Haec cordi haerent, quam ut momento levi excidant.
 
philautus:
 
Macte es virtute.
 
acolastus:
 
Iam vale, Philaute mi!
 
philautus:
 
Vale, longum vale, Acolaste optime maxime!
[pagina 119]
[p. 119]

Tweede bedrijf. Tweede toneel.

Philautus. Acolastus.
(iambische vijfvoeters)
 
philautus:
 
Wat vindt je hiervan Acolastus, naast
500[regelnummer]
je vaders lessen?Ga naar voetnoot445/6. (500/501).
 
acolastus:
 
Hij is onbeduidend,
 
een slappe dromer, weg daarmee, joúw woorden,
 
Philautus, vuren m'aan.
 
philautus:
 
Bouw op jezelf!
 
Wat je maar inviel, wil dat en genietGa naar voetnoot447. (503).
 
j'eigen bestaan, verwacht toch alles van jezelf.
505[regelnummer]
Zo zul je vruchtbaar en gelukkig leven.
 
acolastus:
 
Dieper beklijft dat in mijn hart dan dat
 
't mij door een lichte invloed zou ontvallen.
 
philautus:
 
Geluk met deze moed!Ga naar voetnoot451 vlg. (508 vlg.).
 
acolastus:
 
Vaarwel Philautus!
 
philautus:
 
Vaarwel voor lang mijn beste Acolastus! (Philautus af)
[pagina 120]
[p. 120]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Quam me Philautus vi sua totum occupet,
 
Si maxime dicam, nemo credat tamen,
455[regelnummer]
Adeo in illum velut effusus sum pectore.
 
Quo fit, nulla ut hinc capiar paenitudine
 
Mei, ut mihi ignoscam et mihi placeam nimis.
 
Quis hoc statu me non beatum praedicet?
 
Superest, ut iter ingressus haec mea gaudia
460[regelnummer]
Tester festiva, quam paro, cantiuncula.
 
acolastus canit:
 
O dies festus niveo lapilloGa naar voetnoot461 vlg. (519 vlg.).Ga naar voetnoot461. (519).
 
Dignus, o lucis facies serena,
 
Qua licet demum positis suave
 
Vivere curis!
 
 
465[regelnummer]
Nunc iuvat laute Genium fovere,
 
Nunc iuvat sacrae Veneri litare,
 
Nunc iuvat ludos et amoena carni
 
Gaudia ferre.
 
 
 
Exsulat tergo monitor severus,
470[regelnummer]
Et iugum collo iacet, o, remotum,
 
Libero quovis pede iam licebit
 
Tendere gressus.
 
 
 
Qui tuli multos dominos iuventae,
 
Qui iugo solvi toties cupivi,
475[regelnummer]
Liber, emissus manibus parentis
 
Vivo beatus.
[pagina 121]
[p. 121]
 
acolastus:
510[regelnummer]
Al zou ik 't zweren, niemand zou 't geloven,
 
hoe die Philautus mij gans in zijn macht heeft.
 
Zozeer gaat heel mijn hart nu naar hem uit.
 
Daar volgt uit, dat van nu aan 'k nooit berouw
 
over mijzelf heb, m' elke daad vergeef
515[regelnummer]
en bovenmate met mij zelf content ben.
 
Wie zou niet m'in die staat gelukkig noemen?
 
'k Wil nu dan, waar 'k de tocht begin, mijn vreugd
 
betuigen met de inzet van een feestlied.
Acolastus zingt (sapphische strofen):
 
Dag van feest, het merk van een sneeuwwit teken
520[regelnummer]
waardig, en gij helder gelaat der zonne,
 
heden mag ik, los van de zorgen, eindlijk
 
't leven genieten.
 
 
 
Heerlijk nu de levenslust warm te koestren!Ga naar voetnoot465. (523).
 
Heerlijk nu te offren aan heilge Venus!
525[regelnummer]
Heerlijk nu aan spel en verrukklijk blij-zijn
 
't lichaam te wijden!
 
 
 
Achter blijft, gebannen, de strenge maner.
 
't Juk, de hals ontnomen, ligt neergesmeten.
 
'k Zal met vrije voet, waar ik wil, mijn schreden
530[regelnummer]
nu mogen richten.
 
 
 
Ik, die vele meesters der jeugd geduld heb,
 
los te zijn van 't juk zo gedurig wenste,
 
vrij ontkomen dwingende vaderhanden,
 
leef nu gelukkig.
[pagina 122]
[p. 122]
 
Gestiens adsit iuvenum corona,
 
Plaudat et sortem hanc mihi gratuletur,
 
Concinant Musae celebres canora
 
Carmina voce!

Actvs II. Scena III.

Pamphagus. Pantolabus. Acolastus.
Octonarii.
 
pamphagus:
 
Quid haec tibi videntur?Ga naar voetnoot480. (539).
 
pantolabus:
 
Rara profecto mysteria.
 
pamphagus:
 
Vide, ut contineas.
 
pantolabus:
 
Accurate omnia. Memorem me senties.
 
Sed unde escaria nobis est venatio? Ubi cadaver est,Ga naar voetnoot483/4. (542/3).
 
Quod adcurramus vultures? Nam vel lupo esurientior
485[regelnummer]
Sum.
 
pamphagus:
 
Quod de somnio iamiam dixi, meministin obsecro?
 
pantolabus:
 
Memini.
 
pamphagus:
 
Hinc te bene sperare iubeo.
[pagina 123]
[p. 123]
535[regelnummer]
Kom nu juublend, reikrans van jongelingen,
 
klapt en wenst geluk me, dat dit mijn deel werd.
 
Heft eenstemmig klankrijke liedren mee aan,
 
Roemrijke muzen!

Tweede bedrijf. Derde toneel.

Pamphagus. Pantolabus. Acolastus.
(iambische zesvoeters)
 
pamphagus:
 
Wat denk j'ervan
 
pantolabus:
 
't Zijn waarlijk vreemde, wondre zaken
 
pamphagus:
540[regelnummer]
Zie dat je 't vasthoudt!
 
pantolabus:
 
Alles, punctueel! Bemerken
 
zul je mijn best geheugen! Maar onze etensjacht
 
waar vangt die aan? Waar ligt het lijk, waar we als gieren
 
op af gaan moeten. 'k Heb meer honger dan een wolf!
 
pamphagus:
 
Bedenk nu, asjeblieft, wat 'k straks zei van mijn droom
 
pantolabus:
545[regelnummer]
Ik weet het.
 
pamphagus:
 
Heb dan goede hoop
[pagina 124]
[p. 124]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Sperare autem, cum nihil
 
Sit, quod edatur?
 
pamphagus:
 
Mane, mane! Non spem meram, sed
 
rem dabo.
 
pantolabus:
 
Promissis quis non dives esse possit?
 
pamphagus:
 
Offam faxo in os
 
Tibi obiecero: nisi enim me omen laetum fallit, nanciscimur
490[regelnummer]
Hodie herum, qualem volumus, qui nos accipiat lautissime.
 
Hem, ad Rostra te voco.
 
pantolabus:
 
Quid illo?
 
pamphagus:
 
Ut videam, num qui venerint
 
Legati aut hospites nobis.
 
pantolabus:
 
Malim ad cuppedinarios
 
Vocarier; nam differot fame.
 
pamphagus:
 
Ah, quam plumbeus es! Lucri
 
Bonus odor illinc adflavit nares meas.
 
pantolabus:
 
Si odoribus
495[regelnummer]
Et somniis ventrem pascas, quid adhuc famescere me sinis?
 
pamphagus:
 
Heus tu, ne spera communem tibi sortem, nisi sequeris.
[pagina 125]
[p. 125]
 
pantolabus:
 
Hoe moet ik hopen,
 
wanneer er niets te eten is?
 
pamphagus:
 
Wacht, wacht, 'k geef niet
 
slechts hoop, ook waar.
 
pantolabus:
 
Wie kon niet met beloften rijk zijn?
 
pamphagus:
 
Ik zal j'een kluif bereiden en je mond toewerpen.
 
Want als 't goed voorteken niet liegt, krijgen wij nu
550[regelnummer]
een heer, zoals we wensen, die ons gul ontvangt
 
Kom, naar de hoofdmarkt!Ga naar voetnoot491. (551).
 
pantolabus:
 
Waarom dáárheen?
 
pamphagus:
 
Om te zien,
 
of geen gezanten kwame' of vreemden, ons tot gastheer.
 
pantolabus:
 
Roep liever naar de fijne bakker, 'k barst van honger
 
pamphagus:
 
Wat ben jij stomp! Er waait een lekkre lucht van winst
555[regelnummer]
vandaar mijn neus toe.
 
pantolabus:
 
Zeg, als jij met geur en dromen
 
je maag voedt, waarom laat je mij dan almaar hongren?
 
pamphagus:
 
Hoor eens, hoop op geen aandeel, als je mij niet volgt.
[pagina 126]
[p. 126]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Sequor vel ad manes imos, si iusseris.
 
acolastus:
 
Nunc gaudeo
 
Superasse me viarum omnes crepidines. Cedant gravesGa naar voetnoot498. (559).
 
Curae, maeror facessat, optato in portu cum navigem.Ga naar voetnoot499. (561).
500[regelnummer]
Posthac quicquid libet, licebit protinus; sub pectore
 
Quicquid tacitus versabo, id in linguam, mox in manus
 
Licenter derivabitur, neque obstrepet quisquam meis
 
Studiis, ut hactenus obstitit durus pater, a quo me exsulem
 
Meapte sponte reddidi, ne sit corrector amplius.
505[regelnummer]
Iam id adfectabo, ut adsurgant omnes venienti, dexteras
 
Iniciant, comissatum ducant, denique delibutus utGa naar voetnoot506. (570).
 
Vivam perpetuis gaudiis. Tum vel multo auro adiunxero
 
Omnes mihi. Monarcha sic regnabo praepotens. Quid? An
 
Non albae filius gallinae iure censear, optimis
510[regelnummer]
Plane prognatus ovis? Nullis cessero, ne diis quidem,
 
Postquam meus Philautus subiecit mihi boni et mali
 
Rationes omnes, quas ad unguem teneo. Porro autem obviam
 
Optem dari hospitem amicum, qui me magnifice tractet, virum
 
Sane omnibus modis dignum, cui omnes optata omnia ferant.
515[regelnummer]
Quod si me nossent, qui siem, gregatim ad me concurrerent
 
Cuppedinarii, coqui, fartores, unguentarii,
 
Pomarius, piscator, auceps, leno cum scortis valens.
 
pamphagus:
 
Pantolabe, quem procul huc video adventare?
[pagina 127]
[p. 127]
 
pantolabus:
 
Ik volg als je beveelt tot 't diepste schimmenrijk.
 
acolastus:
(opkomend)
 
Hoe heerlijk dat 'k nu elke hindernis der reis
560[regelnummer]
te boven ben! Op zij nu ernstige zorgen, weg
 
verdriet, mijn schip is nu in de gewenste haven.
 
Wat 'k voortaan wens, zal daadlijk mogen; wat ik zwijgend
 
denk in mijn hart, vindt vrij zijn weg naar mond en hand.
 
Niemand verheft voortaan zijn stem tegen mijn lusten,
565[regelnummer]
zoals tot nu mijn strenge vader zich verzette,
 
van wie 'k mij eigenwillig balling maakte, opdat
 
hij mij niet meer bevit. Nu ga ik hiernaar streven,
 
dat allen opstaan bij mijn komst, mijn handen drukken,
 
m'in feeststoet begeleiden, eindlijk dat ik leef
570[regelnummer]
dronken van vreugd altijd. 'k Zal met mijn vele goud
 
allen beslist aan mij verbinden. Als een machtig vorst
 
zal ik regeren. Wat? Moet 'k niet terecht de zoonGa naar voetnoot509. (573).
 
geoordeeld worden van een witte hen, gesproten
 
uit opperbeste eieren? Voor niemand, zelfs geen goden
575[regelnummer]
ga ik opzij, nu mijn Philautus mij van goed en kwaad
 
volledig inzicht schonk, dat 'k nu haarfijn bezit.
 
'k Zou nu een vreemde als vriend ontmoeten willen, die
 
mij schitterend ontvangt, daar 'k alleszins verdien,
 
dat allen m'elke wens vervullen. Wisten z'immersGa naar voetnoot514. (579).
580[regelnummer]
maar wie ik ben, in troepen snelden z'allen aan,
 
koekbakkers, koks, poeliers en zalfverkopers, ookGa naar voetnoot515. (581).
 
wie fruit, vis, vogels vent, de kopplaar met zijn deernen!
 
pamphagus:
 
Pantolabus, wie zie 'k van ver hier naadren?
[pagina 128]
[p. 128]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Nescio, nisi
 
Ad mercatum venit hic peregrinus hospes, ut apparet.
 
pamphagus:
 
Bene
520[regelnummer]
Habet. Hinc nobis, quod spero, materia certi aucupii datur.
 
Exprompta nunc opus est astutia.
 
pantolabus:
 
Mi Pamphage, zonam habet.
 
pamphagus:
 
Zonam?
 
acolastus:
 
Sed neminem hic video.
 
pantolabus:
 
Audin, quid dicat?
 
pamphagus:
 
Vult noscier -
 
acolastus:
 
Quonam devertam, cogito.
 
pamphagus:
 
Et hospitem quaerit.
 
pantolabus:
 
Cinaedus est
525[regelnummer]
Ex vultu et filo corporis.
 
pamphagus:
 
Praeda haec nostris est unguibus
 
Digna. A tergo me huic inseram.
 
pantolabus:
 
Quid me autem?
[pagina 129]
[p. 129]
 
pantolabus:
 
't Schijnt
 
een vreemdling, die ter markt komt, anders weet ik 't niet.
 
pamphagus:
585[regelnummer]
Mooi, daar is de verbeide kans op zeekre vangst!
 
Nu slimmerds ons getoond!Ga naar voetnoot521. (586).
 
pantolabus:
 
Hij draagt een gordelbeurs
 
pamphagus:
 
Een beurs?
 
acolastus:
 
Maar 'k zie hier niemand
 
pantolabus:
 
Hoor je wat hij zegt?
 
pamphagus:
 
Hij wenst een kennismaking.
 
acolastus:
 
'k Peins, waar aan te kloppen.
 
pamphagus:
 
Hij zoekt een gastheer.Ga naar voetnoot524. (589).
 
pantolabus:
 
't Is een slappe losbol, kijk maar
590[regelnummer]
naar zijn gezicht en zijn figuur.
 
pamphagus:
 
Een waardge prooi
 
voor onze klauwen! 'k Klamp van achtten aan,
 
pantolabus:
 
En ik?
[pagina 130]
[p. 130]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pamphagus:
 
Fac, verbis meis
 
Subservias, ut hinc nostro in albo te dignum habeas locum.Ga naar voetnoot526/7. (592).
 
Hospes bone, hospes clare, iubeo te salvere plurimum.
 
pantolabus:
 
Propino tibi salutem plenis faucibus, vir optime.
 
pamphagus:
530[regelnummer]
Facete, laute, lepide istuc tene.
 
acolastus:
 
Vicissim comprecor
 
Vobis laeta omnia, quicumque estis.
 
pamphagus:
 
Magnam mehercle gratiam
 
Omnes merito habemus tuae isti humanitati.
 
pantolabus:
 
Vir bonus
 
Es ex habitu.
 
pamphagus:
 
Sed in his quam ob rem peregrinaris regionibus?
 
acolastus:
 
Huc me gravis tempestas impulit meorum adfectuum.
 
pamphagus:
 
Ecquo destinabas iter?
[pagina 131]
[p. 131]
 
pamphagus:
 
Steun jij mijn woorden, dat je nu in 't gildeboek
 
jezelf een plaats verdient,
(tot Acolastus)
Waarde, vereerde
 
vreemdling
 
mijn allerbeste groet!Ga naar voetnoot529. (594).
 
pantolabus:
 
Ik drink op uw geluk, o edel heer,
595[regelnummer]
uit volle keel.Ga naar voetnoot530. (595).
 
pamphagus:
 
Leuk, prachtig, slim, ga zo maar door!
 
acolastus:
 
Van mijn kant wens 'k u, wie u zijn moogt, alle voorspoed.
 
pamphagus:
 
Voorwaar, wij zijn u allen grote dank verschuldigd
 
voor zulke vriendlijkheid.
 
pantolabus:
 
Uw uiterlijk verraadt
 
een edel heer.
 
pamphagus:
 
Waarom bereist u deze streken?
 
acolastus:
600[regelnummer]
De zware storm van mijn verlangen dreef mij hierheen.
 
pamphagus:
 
Waarheen dacht u te reizen?
[pagina 132]
[p. 132]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Quolibet, ubi liceat meo
535[regelnummer]
Pro ingenio vivere.Ga naar voetnoot535. (601).
 
pamphagus:
 
Istuc hic licebit commodissime.
 
Si nescis, hic habitant omnis generis Veneres et Gratiae.
 
pantolabus:
 
Hic oenopolia, myropolia, pharmacopolia stabulant.
 
pamphagus:
 
Neque hic desiderabis musicum concentum.
 
pantolabus:
 
Gaudiis
 
Hic adflues.Ga naar voetnoot539. (608).
 
acolastus:
 
Sane auspicato, ut audio, huc detuli pedem,
540[regelnummer]
Ubi frontem exporrigam. Vobis nomen dabo.
 
pamphagus:
 
Nomen tuum
 
Quod est?
 
acolastus:
 
Nomen? Acolastus.
 
pamphagus:
 
Acolastus? Vah, nomen convenit!
[pagina 133]
[p. 133]
 
acolastus:
 
Waar ik maar mag leven
 
volgens mijn lusten.
 
pamphagus:
 
Hier zal dat u makklijk vrijstaan.
 
Als u 't niet wist, hier wonen Venussen en Gratiën
 
van alle slag.
 
pantolabus:
 
Wijnzaken, winkels van parfums
605[regelnummer]
en van gezondheidskruiden vindt u hier gevestigd.
 
pamphagus:
 
Ook aan concerten geen gebrek!
 
pantolabus:
 
Een overvloed
 
van pretjes wacht u hier.
 
acolastus:
 
Een goed gesternte voerde,
 
naar 'k hoor, mij hier, waar ik het voorhoofd mag ontrimplen.Ga naar voetnoot540. (608).
 
Maar, laat 'k mijn naam u noemen.
 
pamphagus:
 
Wel, hoe luidt die naam?
 
acolastus:
610[regelnummer]
Mijn naam? 't Is Acolastus
 
pamphagus:
 
Acolastus? Nu,
 
een naam die past.Ga naar voetnoot541. (611).
[pagina 134]
[p. 134]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Hem, noster es.
 
acolastus:
 
Certe, quod vester sim repertus, gaudeo.
 
Sed nullane spes est potiundi hic principatus?
 
pamphagus:
 
Maxime.
 
In primis ista corporis tui forma heroica placet,
545[regelnummer]
Tum mores, indoles, cultus et disserendi gratia
 
Magno te ortum loco arguunt.
 
pantolabus:
 
A capite ad talos pulcher es.
 
pamphagus:
 
Immo, dum te contemplamur fixius, divina elucet in
 
Te quaedam maiestas.
 
acolastus:
 
Nihil est in me, quin omnes plurimum
 
Id ament: vivo et regno.Ga naar voetnoot549. (621).
 
pantolabus:
 
Non sentit caudex palpum obtrudier.
 
pamphagus:
550[regelnummer]
Hem, regem hunc esse oportet.
 
pantolabus:
 
Scilicet, tot clarum dotibus.
[pagina 135]
[p. 135]
 
pantolabus:
 
Je bent de onze hoor!
 
acolastus:
 
Natuurlijk
 
ben 'k blij, in jullie kring te worden opgenomen
 
Maar mag 'k niet hopen hier de leiding te veroovren?
 
pamphagus:
 
Beslist; in d'eerste plaats bevalt ons je figuur.
615[regelnummer]
Die is heroisch, voorts getuigen zeden, inborst,
 
beschaving en welsprekendheid een hoge afkomst.
 
pantolabus:
 
Van top tot teen vind ik je prachtig.
 
pamphagus:
 
Sterker, als we
 
je strakker aanzien, schijnt een majesteit van goden
 
van j'af te stralen.
 
acolastus:
 
Niets is er aan mij, dat allen
620[regelnummer]
niet hoog beminnen, 'k Leef en heers.
 
pantolabus:
(ter zijde)
 
De lummel voelt niet
 
hoe vleitaal m'overstelpt.Ga naar voetnoot550. (621).
 
pamphagus:
 
Die man moet koning zijn!
 
pantolabus:
 
Vanzelf, iemand zo rijk begiftigd!
[pagina 136]
[p. 136]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Si nosceretis, quid mecum portem boni, tum istuc magis,
 
Scio, diceretis.
 
pamphagus:
 
Quid id est?
 
pantolabus:
 
Virtutes omnes narra tuas,
 
Ut hinc orneris.
 
acolastus:
 
Agedum, appendite zonam auro multo gravem.
 
pamphagus:
 
Hui, tam graves auro loculos?
 
pantolabus:
 
Quid audio? Aurumne habet?
 
pamphagus:
 
Habet.
 
pantolabus:
555[regelnummer]
Ego te, si nescis, auri ἐγϰώμιον possim docere.
 
acolastus:
 
Dic.
 
pantolabus:
 
Pulcherrima aurum faustitas mortahbus. Hoc te diis parem
 
Facit; hoc qui habet, repente honoratus, clarus, sapiens, item
 
Rex splendidus fit.
[pagina 137]
[p. 137]
 
acolastus:
 
Wisten jullie
 
wat ik aan goeds meebreng, je zou 't nog luider zeggen.
 
pamphagus:
 
Wat is 't?
 
pantolabus:
 
Vertel ons je voortreflijkheden alle,
625[regelnummer]
opdat j'er eer van hebt.
 
acolastus:
 
Kom dan, voel deze gordel
 
hoe zwaar hij weegt van 't vele goud.
 
pamphagus:
 
Wát, is die tas
 
zo zwaar van goud?
 
pantolabus:
 
Wat hoor ik, heeft ie goud?
 
pamphagus:
 
En of!
 
pantolabus:
 
Ik zou j'een lofzang op het goud, als die je niet
 
bekend is, leren kunnen.
 
acolastus:
 
Zeg hem op!
 
pantolabus:
 
Het goud
630[regelnummer]
is voor de mens het schoonst geluk. Het maakt je wel
 
een god gelijk; wie goud heeft die wordt onverwijld
 
geëerd, beroemd, een wijze, ook een schittrend koning.
[pagina 138]
[p. 138]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Per Iovem, haec dogmata Philauti dogmatis
 
Consentiunt. Quid prohibet, quin patiar me nomine regio
560[regelnummer]
Salutari?Ga naar voetnoot560. (635).
 
pantolabus:
 
Ter maxime rex, quin in clientelam tuam
 
Nos suscipis?
 
acolastus:
 
Suscipio. En vobis auctoramenta haec mea.
 
pamphagus:
 
Nunc me totum regi dedo.
 
pantolabus:
 
Et ego, quantus sum, illi mancipor.
 
Sic inter luscos regnabit strabus. Pulchrum spectaculum!
 
acolastus:
 
Quid hic stamus? Quid hic haeremus ieiuni? Quin tendimus
565[regelnummer]
Comissatum?
 
pantolabus:
 
Iam dudum est in patinis meus animus.
 
pamphagus:
 
Ubi vis,
 
Nihil moror.
 
acolastus:
 
Quo devertemus?
 
pamphagus:
 
Hospitem probum dabo.
[pagina 139]
[p. 139]
 
acolastus:
 
Hemel, die leer klopt met Philautus' overtuiging!
 
Wat let me, dat ik me als koning laat begroeten?
 
pantolabus:
635[regelnummer]
O driewerf grootste vorst, wilt g'ons wel in uw dienst
 
aanvaarden?
 
acolastus:
 
Ik aanvaard u. Zie hier is uw handgeld.
(hij geeft goudstukken)
 
pamphagus:
 
Nu wijd 'k mij heel mijn koning!
 
pantolabus:
 
Ik verkoop mij hem
 
met al wat 'k ben
(voor zichzelf)
. Zo zal de schele koning zijnGa naar voetnoot563. (638).
 
temidden der éénogigen, een prachtig schouwspel!
 
acolastus:
640[regelnummer]
Wat staan we hier? wat blijven we hier nuchter hangen:
 
We gaan toch eten?Ga naar voetnoot565. (641).
 
pantolabus:
 
Míjn hart zit al in de pan.
 
pamphagus:
 
Als u het wenst, 'k sta klaar.
 
acolastus:
 
Waar stappen we naarbinnen?
 
pamphagus:
 
'k Zal zorgen voor een beste gastheer.
[pagina 140]
[p. 140]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Dabit dignum patella operculum.
 
pamphagus:
 
Unde autem obsonabitur,
 
Quaeso, patrone optime?
 
pantolabus:
 
Recte.
 
acolastus:
 
Cape hoc argentum et appara
 
Cenam, quae cum pontificali certet.Ga naar voetnoot569. (646).
 
pamphagus:
 
Curabo, here.
 
acolastus:
 
Tum Venus,
570[regelnummer]
Bacchus, Ceres nostris volo intersint epulationibus.
 
pamphagus:
 
Fiet. Tibicines num nam cupis deducier e foro?
 
acolastus:
 
Etiam.
 
pamphagus:
 
Propero ad macellum. Heus Pantolabe, regem deducito
 
Cliens ad Sannionem nostrum, sed sublata sarcina.
 
Tenes?
[pagina 141]
[p. 141]
 
pantolabus:
 
Hij verschaft ons
 
een deksel als de pan verdient.
 
pamphagus:
 
Maar waarde meester,
645[regelnummer]
waar, als ik vragen mag, haal ik de spijs?
 
pantolabus:
 
Ja juist!
 
acolastus:
 
Hier heb je geld, maak ons een maal als voor een bisschop.
 
pamphagus:
 
'k Zal er voor zorgen, meester.Ga naar voetnoot570. (647).
 
acolastus:
 
Venus, Bacchus, Ceres,
 
wil 'k ook bij ons banket.
 
pamphagus:
 
Het komt in orde; wilt u,
 
dat 'k ook fluitspelers van de markt haal?
 
acolastus:
 
Ja dat ook.
 
pamphagus:
650[regelnummer]
Ik haast me naar de slager. Hé Pantolabus
 
breng jij als knecht de koning naar vriend Sannio,
 
maar draag jij z'n bagage. Snap je het?
[pagina 142]
[p. 142]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
pantolabus:
 
Sic.
 
acolastus:
 
Ubi manet ille vester?
 
pantolabus:
 
Ad Veneris fanum.
 
acolastus:
 
Bene est.
575[regelnummer]
Sustolle haec.Ga naar voetnoot575. (654).
 
pantolabus:
 
Quam pulchre procedo hodie! O fortunatum
 
hunc diem!

Actvs II. Scena IV.

 
Pamphagus solus.
Trochaici ϰαταληϰτιϰοί.
 
Ha ha he! Quam tutum hospitium confidentiae meaeGa naar voetnoot576. (655).
 
Mihi paravi! Quam promptum nactus sum deverticulum
 
Exercendis fucis, imposturis et sycophantiis!
 
Hinc mihi praesens lucrum est, abradi dimidium potest,
580[regelnummer]
Causabor caram esse annonam, ut conveniant ratiunculae
 
Accepti et dati. In rationibus nullis tenerier
 
Vinculis possum. Ad suffugia mille mihi rimae patent.
 
Nαί iste totus desipit, qui nobis auscultaverit,
 
Per quos velut in nassam inlectus, ad vivum usque eroditur.
585[regelnummer]
Intra casses nostros praeda est, quam usque venati sumus;
[pagina 143]
[p. 143]
 
pantolabus:
 
Accoord!
 
acolastus:
 
Waar woont hij, jullie vriend?
 
pantolabus:
 
Bij Venus' tempel.
 
acolastus:
 
Prachtig!
 
Draag dit!
(hij geeft zijn gordel en bagage)
 
pantolabus:
 
Hoe mooi schiet 'k op vandaag. Wat een geluksdag!

Tweede bedrijf. Vierde toneel.

 
Pamphagus alleen
(trochaeisch)
655[regelnummer]
Háhahá wat véilge hérberg voor mijn driestheidGa naar voetnoot576. (655)
 
heb ik me verschaft, wat kreeg 'k een hol, geschikt voor
 
fopperijen, knoeierijen, valse aanklacht.
 
Winst ligt hier te grijp, de helft kan afgetroggeld.
 
'k Geef de schuld aan 't dure graan, zodat de posten
660[regelnummer]
kloppen van wat 'k kreeg en uitgaf. Bij de reekningGa naar voetnoot580. (660).
 
kan er niets zijn dat me bindt; door duizend gaatjes
 
kan 'k ontsnappen. Ha! volmaakt gek was die kerel,
 
die crediet aan óns gaf. Nu, gelokt in 't fuikje,
 
wordt hij afgeknaagd tot 't been. Vast in de nettenGa naar voetnoot584. (664).
[pagina 144]
[p. 144]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Illa nostxis unguibus frustillatim discerpitur,
 
Quippe sic peram illam nunc multo aere turgidam ictibus
 
Vellicatim exenterabimus, vix ut inopi sietGa naar voetnoot588. (667).
 
Reliquus obolus emendo resti. Quantumvis gestitet
590[regelnummer]
Auri in loculis, universum id insumemus luxui.
 
Scilicet triumpho serio, postquam cellarius
 
Evasi potentis domini, id quod futurum insomnia
 
Dudum praedicabant omine laeto. Nunc tempus monet.
 
Ut procurram obsonatum. Prolixius satur meaGa naar voetnoot594. (674).
595[regelnummer]
Post erumpam gaudia. Heus, heus, gestientem Pamphagum
 
Nemo lanionum videt, nemo salutatum advenit?
 
Faxo iam ostenso auro, quod me habere nesciunt, simul
 
Ad me non accurrisse doleant obtrusis mercibus.

Actvs II. Scena V.

Acolastus. Pantolabus. Sannio. Syrus. Pamphagus.
Σϰάζοντες.
 
acolastus:
 
Ubinam aedes nostri sunt hospitis? Lassum
600[regelnummer]
Me longa reddidit profectio.
 
pantolabus:
 
Nobis
 
En imminent, here. Praecurram, ut fores totae
 
Pateant. Heus, heus, nemon hinc prodit? Insistam
 
Pulsare, nisi aperit ostium aliquis actutum.
[pagina 145]
[p. 145]
665[regelnummer]
zit de buit, die w'aldoor jaagden; met ons' klauwen
 
wordt die stuk na stuk uiteen gescheurd. Zijn reiszak
 
bol van 't vele geld, gaan we plukhare', uitweien,
 
dat hem arme, nauw een cent, een strop te kopen
 
overblijft. En wat aan goud hij maar in kas draagt,
670[regelnummer]
gaan w'aan overdaad verdoen. Dát is nu waarlijk
 
triompheren, nu 'k, een rijkaards keldermeester,
 
uit de brand ben. Ja mijn dromen, vreugd voorspellend,
 
hebben 't lang voorzegd. Maar kom, de tijd drijft
 
voort om spijzen in te kopen; straks als 'k zat ben,
675[regelnummer]
stort 'k mijn vreugde ruimer uit. Hé, ziet dan niemand
 
van de slagers Pamphagus die naar ze hunkert,
 
komt dan niemand hem begroeten? Wacht maar, 'k zal ze,
 
door te tonen 't goud dat zij bij mij niet zoeken,
 
't laten spijten, dat ze niet terstond op mij af
680[regelnummer]
aangestormd zijn om hun koopwaar op te dringen.Ga naar voetnoot598. (680).

Tweede bedrijf. Vijfde toneel.

Acolastus. Pantolabus. Sannio. Syrus. Pamphagus.
(iambische vijfvoeters)
 
acolastus:
 
Waar is nu 't huis van onze gastheer?. Moe
 
werd 'k van de lange tocht.
 
pantolabus:
 
Zie hier, vlak bij.
 
Ik ren vooruit zodat de deuren wijd
 
geopend zijn
(hij klopt)
Hé komt er niemand buiten?
685[regelnummer]
'k Blijf kloppen als niet daadlijk iemand opent.Ga naar voetnoot604. (685).
[pagina 146]
[p. 146]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
sannio:
 
Quis tam graviter pepulit meas fores?
 
pantolabus:
 
Vester.
 
sannio:
605[regelnummer]
Quis?
 
pantolabus:
 
Pantolabus.
 
sannio:
 
Pantolabus? Mortuum pridem
 
Credebam, ut quem toto non viderim mense.
 
pantolabus:
 
Non est.
 
sannio:
 
Is viso. Hem, vix te agnoscerem, vocem
 
Nisi nossem tuam. Unde quaeso ades? Num imis
 
Ex manibus?
 
pantolabus:
 
Narrandi id nunc locus non est.
 
sannio:
610[regelnummer]
Quid non?
 
pantolabus:
 
Quid? Huncine vides, obsecro?
 
sannio:
 
Cuias
 
Est, unde adduxti, et quo, qua gratia?
 
pantolabus:
 
Nostras
 
Est atque a Pamphago huc adducitur, nostin?
[pagina 147]
[p. 147]
 
sannio:
 
Wie bonst zo erg daar op mijn deur.
 
pantolabus:
 
Uw vriend.
 
sannio:
 
Wie?
 
pantolabus:
 
Ik, Pantolabus.
 
sannio:
 
Wat die? Ik hield
 
hem lang voor dood, 'k zag hem geen hele maand.
 
pantolabus:
 
Dat is ie niet!
 
sannio:
 
Ik zie 't. Ik zou je nauwlijks
690[regelnummer]
herkennen, kende ik niet je stem. Waar kom je
 
vandaan? Soms uit de onderwereld?Ga naar voetnoot609. (691/2).
 
pantolabus:
 
't Is hier niet
 
de plaats dat te vertellen.
 
sannio:
 
Waarom niet?
 
pantolabus:
 
Waarom? zie j'asjeblieft die heer dan niet?
 
sannio:
 
Wat is 't voor landsman, waarvandaan, waartoe,Ga naar voetnoot611/12. (694/95).
695[regelnummer]
om welke reden bracht j'hem hier?
 
pantolabus:
 
Mijnheer is
 
een landgenoot en wordt geïntroduceerd
 
door Pamphagus, die ken je toch?
[pagina 148]
[p. 148]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
sannio:
 
Quem?
 
pantolabus:
 
Pamphagus obsonatum abscessit, hic nummos
 
Dedit.
 
sannio:
 
Euge introducatur commodus sane
615[regelnummer]
Convivator. Syre, hem Syre! Sarcinam hanc aufer
 
Intro, tum mox redi. Plura habeo, quae mandem.
 
Optatus advenis, hospes optime. Accede
 
Ad nos. Omnis rei tibi copia hic fiet.
 
acolastus:
 
Nullasne habes Veneres?
 
sannio:
 
Etiam.
 
acolastus:
 
Iube accersi.
 
sannio:
620[regelnummer]
Quanti pretii mulieres?
 
acolastus:
 
Plurimi, forma
 
Modo sint praecellenti.
 
sannio:
 
Primariam sane
 
Dabo feminam. Hem Syre, audi, Laidem accerse!
 
syrus:
 
Iam?
 
sannio:
 
Iam.
[pagina 149]
[p. 149]
 
sannio:
 
Wie zeg je?
 
pantolabus:
 
Hij is inkopen doen voor 't maal, meneer hier
 
gaf 't geld.
 
sannio:
 
O prachtig, laat hem binnentreden,
700[regelnummer]
een welkom gast. Syrus, hé Syrus, breng
 
het reisgoed binnen. Kom dan gauw terug.
 
'k Heb meer opdrachten. Waarde heer, wees welkom!
 
Kom binnen bij ons. Hier is overvloed
 
van alles voor u klaar.
 
acolastus:
 
Heb je geen liefjes?
 
sannio:
705[regelnummer]
Ook dat.
 
acolastus:
 
Laat halen dan!
 
sannio:
 
Van welke prijs?
 
acolastus:
 
De duurste, als ze maar bijzonder mooi zijn.
 
sannio:
 
Ik lever u beslist een prima soort.
 
Hé Syrus, luister eens, laat Lais roepen.
 
syrus:
 
Meteen?
 
sannio:
 
Meteen!
[pagina 150]
[p. 150]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
syrus:
 
Causae quid dicam?
 
sannio:
 
Adesse amatorem.
 
pamphagus:
 
Ocius haec introducite, ut coquis dentur.
625[regelnummer]
Vos me sequimini, tibicines, intro!
 
syrus:
 
Wat moet 'k voor reden noemen?
 
sannio:
710[regelnummer]
Dat er een minnaar is.
 
pamphagus:
 
(komt op met kooplui en fluitspelers)
Brengt 't snel in huis
 
't moet naar de koks
(tot de fluitspelers)
en jullie, volgt mij binnen.
[tekstkritische noot]361. ed. I: invenio, gulam - 365. ed. I: fame, - 366. ed. I: incana; Bolte: in cena, Palsgrave: incava - 369. ed. I: sint.; Bolte: sunt. - 371. ed. I: es. - 372. ed. I: toties.
voetnoot361. (390).
Het eerste toneel van het tweede bedrijf is geschreven in octonarii. Om een indruk te behouden van dit meer langademig vers en om niet genoodzaakt te worden in de vertaling een veel groter aantal verzen te gebruiken, koos ik hier niet het vijfvoetig iambische vers, maar het zesvoetige.
voetnoot361. (390).
Vgl. Plaut. Capt. III, 1, 1: Miser homo est, qui ipse sibi quod edit quaerit et id aegre invenit. Het spreekt wel vanzelf dat bij de tafelschuimersfiguren Pantolabus en Pamphagus de reminiscenties aan Terentius en Plautus vele zijn, met name aan Gnatho uit de Eunuchus en met Ergasilus uit de Captivi.
Pantolabus (hij die alles pakt) is een goede naam voor een klaploper. Gnapheus ontleende de naam aan Horat. Satir. I, 8, waar hij vermeld wordt als een van twee scurrae (tafelschuimers), dezelfde term die Gnapheus in zijn lijst van dramatis personae gebruikt. Onze Pantolabus, een verboemeld rijkeluiszoontje is er hier echter, uit nood, pas kort op uit zich bij de schuimers aan te sluiten, die hem vroeger zo geplunderd hadden.
voetnoot364/5. (393/4).
Vgl. Plaut. Amph., 295: dentes pruriunt en Capt. 466: Neque ieiuniosiorem nec magis ecfertum fame vidi.
voetnoot366. (395/96).
Vgl. Ovid., Metam VIII, 804: Labra incana situ, scabrique rubigine dentes. Dit origineel laat er geen twijfel aan bestaan, dat de lezing incana in de eerste Antwerpse editie de juiste is. Palsgrave las incava en Bolte emendeerde onjuist: in cena. Aan Bolte die zo ijverig alle ontleningen aan Latijnse dichters naspeurde is dan ook de plaats in de Metam. ontgaan.
voetnoot367. (396).
Vgl. Terent. Phorm., 345: Ea qui praebet, non tu hunc habeas plane praesentem deum?
praesens = door zijn tegenwoordigheid (en daardoor onmiddellijk helpend.)
voetnoot369. (399).
Vgl. Horat. Epist. I, 15, 39: omne verterat in fumum et cinerem.
voetnoot370/1. (400).
Vgl. Terent. Eun. 491: E flamma petere te cibum posse arbitror. Met de flamma werd oorspronkelijk het vuur van een lijkverbranding bedoeld, zoals blijkt uit Erasmus' noot bij het adagium e flamma cibum petere, waarbij hij verwijst naar Catullus, Carm. 59: Uxor Meneni, saepe quam in sepulchretis/Vidistis ipso carpere e rogo coenam. Al kende Gnapheus deze aantekening van Erasmus, hij zal het vuur hier wel in algemene zin bedoeld hebben.
voetnoot371. (401).
Vgl. Terent. Hec. 406: O fortuna, ut numquam perpetuo es data (bona)!
voetnoot373. (402).
Pamphagus, hij die alles opeet, weer een typische naam voor een tafelschuimer, die Gnapheus ontleend kan hebben aan Erasmus of onmiddellijk aan Aristoteles' Ethica Nicomacheia, waar althans het adiect. πἀμφαγος gebruikt wordt. In Erasmus Colloquium De Captandis Sacerdotiis treedt echter een personage van deze naam op.
[tekstkritische noot]374. ed. I: possum. - 375. ed. I: optime. - 376. ed. I: millies. - 377. ed. I: Cuppedinis - 379. ed. I: ordinem quid
voetnoot373. (404).
Vgl. Vergil. Aen. IV, 10: Quis novus hic nostris successit sedibus hospes?
voetnoot374. (406).
Vgl. Terent. Adelph. 446: Operiam hominem hic, ut salutem et colloquar.
voetnoot375/6. (407).
salve de oorspronkelijke betekenis als heilwens speelt hier nog door de verzwakte als eenvoudige groet heen, wat weergegeven is door de dubbele vertaling: dag... 't ga je goed!
voetnoot376. (408).
Vgl. Terent. Andria V, 2, 8: Quid istic tibi negoti est?
voetnoot377. (409).
forum cuppedinis. In de eerste, Antwerpse editie staat Cuppedinis. De naam van het marktplein te Rome is nl. niet alleen een aanduiding van de koopwaar (markt der lust, vgl. cuppedia = lekkernijen); volgens Varro, aangehaald door Donatus in de commentaar op Terent. Eun. 256, zou het plein zijn naam hebben gekregen van Numerius Equitius Cupes, die er gewoond had. In ieder geval bedoelt Gnapheus de markt der fijne spijzen, waar dan ook de parasieten kwamen om voor hun beschermer in te kopen. Vgl. bij de verwondering van Pamphagus hier Pantolabus te treffen. Plaut. Capt. III, 1, 14: Ipsi obsonant, quae parasitorum ante erat provincia. Pamphagus vermoedt dus voorlopig met ergernis, dat Pantolabus, als een soort onderkruiper zelf komt inkopen.
provincia, tegelijk locaal en overdracht.: het domein, waarop de ambtsbezigheden (der parasieten) betrekking hebben.
voetnoot379. (412).
ad ordinem vestrum, ordo is hier eigenlijk onvertaalbaar. Het duidt wel aan een bepaald slag of soort (vgl. in de volgende regel de ossen en de ezels), maar heeft tegelijk de betekenis van rang en stand. Men zou, gezien het vervolg, waar van Pantolabus een proefstuk geëist wordt, gilde willen vertalen, waaraan Gnapheus zeker dacht, maar voor de ossen en ezels is dat woord hier nog te zwaar.
voetnoot380. (413).
Vgl. Plaut. Aulul. 235: Hoc magnumst periclum ab asinis ad boves transcendere. Hier gaat het overlopen in tegenovergestelde richting. Erasmus omschrijft in zijn Adagia ab asinis ad boves transcendere door: ex humiliore conditione ad ditiorum partes transire. Pantolabus zakt dus in Pamphagus oog juist af van de rijken naar de berooiden.
[tekstkritische noot]382. ed. I: quicquam (zonder;) - 385. ed. I: fuit. - 387. ed. I: Quid an... sortis (zonder?) - 389. ed. I: Liceret, - 390. ed. I: Pamphage,.... ingeni.
voetnoot381. (414).
Durum telum necessitas. Gnapheus ontleent de wending wel weer aan Erasmus, die bij Necessitas geeft: ingens telum necessitas. Als dit adagium inderdaad teruggaat op Livius IV, 28, 5: Necessitate, quae ultimum et maximum telum est, superiores estis, zal men aan moeten vullen est en niet bijv. adhibet. Dus: de nood is een geweldig wapen. In ons verband moet de betekenis echter zijn: de nood kiest harde wapens, d.w.z. de nood drijft mij er toe de strijd voor het bestaan op te nemen met de wapens der schuimers.
voetnoot382. (415).
abligurire, eig. aflikken, zo ook Terent. Eun. 235: patri qui abligurierat bona. Wij zouden nu zeggen: opsouperen.
voetnoot383/4. (417/18).
De passage herinnert sterk aan de klachten van Ergasilus in de Captivi, bijv. aldaar I, 1, 12-15: Quasi quom caletur, cocleae in occulto latent/Suo sibi suco vivunt, ros si non cadit/Item parasiti rebus prolatis latent/ In occulto miseri, victitant suco suo. Het thuis zitten en zwart brood slokken vindt men ook bij Terent. Eun. 939, waar het brood nog gesopt wordt in jus van de vorige dag (ex hesterno iure).
voetnoot386. (421).
Vgl. Plaut. Capt. 75: Quasi mures semper edimus alienum cibum.
voetnoot390. (425).
Vgl. Persius prol. 10: magister artis ingenique largitor venter.
[tekstkritische noot]392. ed. I: agis? - 395. ed. I: fame (zonder?) - 400. ed. I: gratiam,
voetnoot392 vlg. (428 vlg.).
Verschillende voorstellingen uit de oudheid en eigen tijd worden hier door Gnapheus gecombineerd. Pantolabus heeft tevoren al gevraagd Pamphagus' leerling te mogen worden. Bij collegium (392) zou men aan een priestercollege kunnen denken, gezien het gewijde werk, dat men niet met ongewassen handen aanvatten mag (sacra non illotis manibus tractanda (394/5), maar bij het te leveren proefstuk (specimen artis, 396) doelt Gnapheus duidelijk op de toelating tot een gilde (zo ook in comitiis indictis nomen dabis, 397).
voetnoot400. (440).
parasitaster eigenlijk een tafelschuimertje, het verkleinwoord bedoeld in de zin van iemand, die als jongen of knechtje, het vak begint te leren.
[tekstkritische noot]401. ed. I: fecere.; Bolte: facere? - 402. ed. I: pede,; Bolte: pede? - 405. ed. I: Sophôis... pro - 407. ed. I: philosophoi
voetnoot402. (443).
De vertaling hangt hier in hoge mate van de interpunctie af. In de eerste, Antwerpse druk staat achter pede een komma, zodat de zin doorloopt, zo ook bij Palsgrave. Bolte plaatst hier nogal vrijmoedig een vraagteken. De dubitatieve vraag ‘waarheen zou ik mij zonder zorg (moeten) wenden’, heeft echter weinig zin. Ik handhaaf dan ook de komma en vat quonam ferrer op als een indirecte vraag, afhankelijk van securus, al zou men na securus dan ook een komma wensen.
voetnoot404. (445 vlg.).
Van hieraf stelt Gnapheus de verhouding tussen de twee sprekers weer helemaal voor als die van leermeester en discipel en wel op 't gebied der wijsgerige ethica. Komisch verschijnt tussen hen Gnatho, de aartsschuimer uit Terentius' Eunuchus. Vgl. daarbij de voorstelling in Eun. 263: tamquam philosophorum habent disciplinae ex ipsis Vocabula, parasiti ita ut Gnathonici vocentur.
voetnoot404. (446).
Catonibus Palsgrave vatte dit meervoud op als ‘de beide Cato's’ nl. de Cato aan wien men de Disticha Moralia toeschreef en de stoïcijnse tegenstander van Caesar. Meer voor de hand ligt, daar die historische figuren toch niet te overreden zijn, de gewone vertaling van namen in 't meervoud ‘mannen als Cato’; onze vertaling de Cato's laat beide mogelijkheden open.
voetnoot407. (449).
Vgl. de boven aangehaalde vss. uit de Eun. 263/4.
[tekstkritische noot]411. ed. I: Magnis. - 412. ed. I: genium, - 415. ed. I: toro.
voetnoot408. (452 vlg.).
Behalve leerlingen van Gnatho, noemt Pamphagus de parasieten volgelingen van Aesopus, Epicurus, Aristippus en van mannen als Catius en Apicius. Epicurus en Aristippus zijn natuurlijk genoemd om hun hedonisme. Met Catius zal bedoeld zijn de Epicureïsche filosoof, die door Quintilianus wordt genoemd (X, 1, 124): ‘in Epicuriis levis quidem, sed non iniucundus tarnen auctori’ en van wie Porphyrio vermeldt: ‘Scripsit quattuor libros de rerum natura et de summo bono’. Marcus Gavius Apicius was een bon-vivant in de tijd van Augustus en Tiberius; hij verkwistte zijn geld en pleegde daarna met gif zelfmoord (Seneca, ad Helv. 10, 8). Carver in zijn commentaar op Palsgrave (blz. 220) zegt dat we van Apicius over hebben ‘a collection of notes’ De re Coquinaria (Teubner 1922); dit geschrift is echter betiteld Caelius Apicius (misschien beter Caelii, zodat de schrijver Caelius heet en Apicius de boektitel is), en zal wel tot de derde eeuw na Chr. behoren.
voetnoot412 vlg. (456 vlg.).
Pamphagus bereidt zijn nieuwe leerling een tantaluskwelling door het fantaseren van een luilekkeriandsdroom. Pantolabus oordeelt wel dat hij buiten zinnen is, maar is niettemin nu dubbel bereid in zijn dienst te treden.
voetnoot413/14. (458).
Vgl. Horat. Sat. I, 10, 33: Quirunus/post mediam noctem visus, cum somnia vera.
voetnoot414. (459).
purgatiores eigenlijk meer gereinigd. De gedachte zal wel zijn, dat in de voornacht, als we met volle maag zijn gaan slapen, wonderlijke dromen door de benauwde maag ontstaan, maar dat eerst na middernacht, wanneer die oorzaak in mindere mate aanwezig is, zinvolle dromen optreden.
[tekstkritische noot]416. ed. I: accumbere, - 417. ed. I: cenam, - 418. ed. I: pedis, - 422. ed. I: vix ausim optare dormiens quae somnias, Tum, nescio, - 424. ed. I: hominis, quae... quid... satin
voetnoot417. (462).
Cerealem cenam een weelderige maaltijd, zoals die op het feest van Ceres plaats vond. Vgl. ook Plaut. Menaechm. 101: Cerialis cenas dat.
voetnoot423. (472).
visus talorum iactus, de dobbelstenenworp, die 'k zag. Blijkbaar vertelt Pamphagus hier een tweede droom, waarin hij de dobbelstenen met gelukvoorspellend resultaat wierp. Een bij uitstek gelukkige worp was de iactus Veneris, waarbij elke steen (men dobbelde nl. met vier stenen, waarvan twee zijden rond waren en geen cijfer droegen) een ander getal aanwees
voetnoot425. (475).
laevus augur. laevus, links, zich aan de linkerkant vertonend, kan men eigenlijk niet van de augur maar van het voorteken zeggen. Het is dan nog dubbelzinnig, aangezien het teken van links bij de Romeinen (waar de augur zich richtte naar het zuiden en dus het gelukaanbrengend oosten links had) als gunstig gold, maar bij de Grieken (waar de waarzegger zich naar 't noorden richtte) juist andersom.
Ook in Lat. poëzie betekent laevus dikwijls: ongunstig; dat was vooral bij Terentius en Plautus, die Griekse originelen bewerkten, te verwachten en in hun gevolg ook bij Gnapheus. Zo is het zeker hier: doordat laevus hier niet van het teken, maar van de uitlegger wordt gezegd, betekent het tevens: links, dom. De woordspeling is in het Nederlands eigenlijk slechts weer te geven door een dubbele vertaling, zoals: een domme ongeluksprofeet. Ik heb het met een pregnant links gewaagd.
[tekstkritische noot]426. ed. I: crucem, - 427. ed. I: incrudelitate; Bolte: incredulitate - 430. ed. I. Germanis... Ridiculum. - 431. ed. I: lubet. - 433. ed. I: domini. - 435. ed. I: Pamphage.
voetnoot426. (476).
abi in malam crucem. In deze verwensing is de beperkte betekenis van crux (martelkruis) verwijd tot kwelling, ellende. Ons equivalent is: loop naar den duivel of -naar de bliksem. Bij Plautus en Terentius vond Gnapheus de wending meermalen.
sancta saturitas, vgl. Plaut. Capt. 877: Ita me amabit sancta Saturitas.
voetnoot429/30. (480/1).
carbonarias opes pro germanis ostentare Erasmus geeft in zijn Adagia de spreuk: Thesaurus carbones erant, en schrijft ter verklaring: in eos competit, qui spe sua frustantur, quique magnificis rebus expectatis meras nugas reperiunt. Ook Phaedrus (V, 6, 6) geeft als spreekwoord: carbonem, ut aiunt, pro thesauro invenire = in zijn verwachtingen bedrogen worden. Daar ‘schatten, die maar houtskool zijn’ in het Nederlands geen gebruikelijke wending is, koos ik, die maar lucht zijn’, hetgeen ook goed past bij de onwezenlijke droom.
voetnoot433. (485).
nummatioris domini eigenlijk van een meester, die bijzonder goed in zijn geld zit.
voetnoot434. (487).
regum maximus. Men bedenke dat rex, in de ruime zin gebruikt werd van de machtige, rijke patroon, terwijl er zo allerlei woordspelingen mogelijk waren met rex = koning. Vgl. vs. 135 beatum me in tuo regno facias.
voetnoot435. (487/8).
Vgl. Terent. Andr. 971: Num ille somniat ea, quae vigilans voluit?
[tekstkritische noot]438. ed. I: Unde rogas (zonder?) - 441. ed. I: hanc. (zonder!) - 442. ed. I: dabo, fac
voetnoot437. (491).
plebiscita ordinis. Hier gaan we weer van de sfeer van het rijk met rijn wetten (plebiscita) naar die van het gilde (ordo), waar men artifex (vs. 439) moet zijn.
voetnoot438. (492/3).
Terentiano illo Gnathone. Gnatho is de tafelschuimer per excellence in Terentius' Eunuchus; hij geeft zich in dat stuk ook uit als de grondvester van de school der schuimers.
[tekstkritische noot]445. ed. I: iners, valeat magis - 446. ed. I: stimulant, fac - 447. ed. I: Fidas, quodcumque... mentem voles - 448. ed. I: fruere -.. tibi. - 449. ed. I: beatus, altius - 451. ed. I: mi, - 452. ed. I: maxime.
voetnoot443. (499).
Dit tweede toneel schreef Gnapheus weer in de kortere senarii; dienovereenkomstig koos ik de iambische vijfvoeter.
voetnoot445/6. (500/501).
Vgl. Terent. Adelph. 395: ille futilis somnium en Heaut. 223: magis nunc me amicae dicta stimulant.
voetnoot447. (503).
Vgl. Terent. Heaut. 481: Quod quoique quomque incident in mentem, volet.
voetnoot451 vlg. (508 vlg.).
De rol van Philautus is hier uitgespeeld; hij heeft Acolastus slechts aangedreven tot de reis in de wereld die nu begint. Eigenlijk was hij niet anders dan de verpersoonlijking van Acolastus' eigenliefde.
[tekstkritische noot]460. ed. I: Tester, festiva quam paro contiuncula. - 461. ed. I: Dies - 464. ed. I: curis.
voetnoot461 vlg. (519 vlg.).
Het vreugdelied van Acolastus is geschreven in Sapphische strofen, die ook in de vertaling zijn behouden.
voetnoot461. (519).
niveo lapillo, met een sneeuwwit steentje; bij het stemmen over schuldig en onschuldig, was een wit steentje het symbool van onschuldig, een zwart voor schuldig. Van de Thraciërs vertelt Plinius (Nat. Hist. VII, 131) dat ze gelukkige dagen door witte, ongelukkige door zwarte steentjes merkten.
voetnoot465. (523).
Geniam fovere. Door de velerlei betekenissen van genius is het moeilijk met zekerheid uit te maken wat Gnapheus bedoelt. Palsgrave zette in margine van zijn vertaling als adagia onder elkaar: fovere genium, indulgere genio, defraudare genium. Erasmus citeert bij indulgere genio een noot van Servius op Vergil. Georgica I, 302: Quotiens voluptati operam damus, indulgere genio dicimur. Genius wordt hier dus opgevat als de in ons wonende natuurlijke levenskracht en -lust. Vgl. ook uitdrukkingen als genium curare vino = zich aan wijn te goed doen.

[tekstkritische noot]477. ed. I: gratuletur. - 478. ed. I: canora. - 482. ed. I: omnia, memorem
voetnoot480. (539).
Wat denk j'ervan? De vraag van Pamphagus grijpt terug op het gesprek van het tweede bedrijf, eerste toneel.
voetnoot483/4. (542/3).
Blijkbaar heeft Pamphagus in het vooronderstelde onderricht aan Pantolabus geleerd dat de parasieten als gieren op lijken azen. De laatste vraagt derhalve: waar is dan het lijk? Erasmus gebruikt het beeld passender van erfenisjagers (Si vultur es, cadaver expecta). Gnapheus ontleende het beeld allicht aan Erasmus, maar terwijl aanduidingen als hongerige jachthonden of wolven (o.m. in Plautus Captivi) zeer passend zijn valt 't beeld van de gier azend op een lijk uit dit kader.

[tekstkritische noot]487. ed. I: Mane, mane, non - 489. ed. I: obiecero, - 491. ed. I: rostra... quid - 492. ed. I: Cupediarios - 493. ed. I: Vocarier,... plumbeus es,
voetnoot491. (551).
ad Rostra eigenlijk naar het met scheepssnebben getooide spreekgestoelte op het forum, waaromheen zich het publieke leven afspeelde, waar speciaal ook voorname vreemdlingen kwamen. Ik koos als aequivalent de hoofdmarkt, men zou ook het raadhuis kunnen nemen.
[tekstkritische noot]498. ed. I: Superasse me,.. crepidines, cedant - 500. ed. I: protinus, - 506. ed. I: commessatum - 508. ed. I: Quid, an - 515. ed. I: noscent; Bolte: nossent
voetnoot498. (559).
crepidines eigenlijk gemetselde randen, bijv. van een kade.
voetnoot499. (561).
Vgl. Terent. Andr. 480: ego in portu navigo.
voetnoot506. (570).
delibutus gaudiis, eigenlijk bevochtigd; bij het beeld kan ook aan zalven zijn gedacht.
voetnoot509. (573).
albae filius gallinae, zoon van een witte kip. Men vindt de voor het Nederlands vreemde uitdrukking ook bij Iuvenalis, Sat. XIII, 141: Quia tu gallinae filius albae. Erasmus geeft als verklaring het verhaal, dat een adelaar voor Livia, na haar huwelijk met Augustus, een witte kip met lauwertak in de bek liet vallen.
voetnoot514. (579).
Vgl. Terent. Adelph. 978: Di tibi, omnia omnes demper optata offerant.
voetnoot515. (581).
Een zelfde soort opsomming in Terent. Eun. 256: Concurrunt laeti mi obviam cuppedinarii omnes/Cetarii, lanii, coqui, fartores, piscatores.
[tekstkritische noot]520. ed. I: Habet, hinc - 521. ed. I: tussen Pamphage en zonam een onduidelijke punt, na habet geen punt. - 523. ed. I: noscier. - 525. ed. I: praeda - 526. ed. I: quid... fac
voetnoot521. (586).
Vgl. Terent. Andr. 722: Nunc opus est tua... exprompta memoria atque astutia. Het Lat. opus est is in de imperatieve uitroepvorm van het Nederl. verwerkt.
voetnoot524. (589).
Cinaedus, Grieks ϰίναιδος, eigenlijk onnatuurlijke wellusteling.
[tekstkritische noot]529. ed. I: propino - 530. ed. I: facete... vicissim - 531. ed. I: magnam - 533. ed. I: habitu,
voetnoot526/7. (592).
Vgl. Terent. Andr. 735: Tu ut subservias Orationi, utcunque opus sit, verbis vide.
nostro in albo. Carver, bij Palsgrave, wil album opvatten als annales. Pamphagus, meent hij, verbeeldt zichzelf een senator te zijn met een staatsopdracht en hoopt dat zijn helper zich zijn plaats onder de beroemde tijdgenoten verdienen zal. Ligt het niet meer voor de hand, gezien vroegere toespelingen op het gilde, waarvoor Pantolabus zijn proefstuk leveren moet, aan het gildeboek te denken?
voetnoot529. (594).
Pantolabus wil het erg mooi maken, maar het toedrinken is hier natuurlijk absurd. Vgl. Plaut. Stich. III, 2: Propino tibi salutem plemis faucibus.
voetnoot530. (595).
Vgl. Terent. Eun. 427: Facete, lepide, laute nil supra.
[tekstkritische noot]535. ed. I: uinere; Bolte: vivere - 536. ed. I: Gratiae (zonder punt) - 537. ed. I: cinopolia; Bolte: oenopolia - 541. ed. I: convenit.
voetnoot535. (601).
pro ingenio vivere, zie de aantek. bij vs. 465: geniam fovere.
voetnoot539. (608).
Vgl. Terent. Andr. 807: Haud auspicato huc me appuli;/nam pol, si id scissem, nunquam huc tetulissem pedes.
voetnoot540. (608).
Terent. Adelph. 839: ecporrige frontem.
voetnoot541. (611).
nomen convenit. Het toepasselijk zijn van de naam geldt in het Ned. alleen, als men op de betekenis ‘de tuchteloze’ let. Al gaan dergelijke woordspelingen verloren, het is toch niet wel doenlijk de namen der dramatis personae alle te vernederlandsen.
[tekstkritische noot]543. ed. I: spes est,... Maxime, - 544. ed. I: primis.... placet. - 545. ed. I: Tum, mores, indoles, cultus, et disserendi gratia. - 547. ed. I: Imo - 548. ed. I: Te, - 549. ed. I: ament,
voetnoot549. (621).
Vgl. Plaut. Pseud. 945: Mihi obtrudere non potes palpum.
caudex, dit scheldwoord betekent eigenlijk boomstam (vgl. ons knuppel). Het is hetzelfde woord als codex, eigenlijk houten, met was bestreken tafeltje.
voetnoot550. (621).
rex. Het gehele verband maakt het wenselijk koning te vertalen, al schijnt de grote rijkdom voor het koning-zijn geen steekhoudende grond. Er schuilt hier weer een onvertaalbare woordspeling: rex werd nl. ook gebruikt van een rijk man, een voorname, rijke patroon. Zo spreekt in Plautus' Captivi een slaaf van zijn meester als meus rex.
[tekstkritische noot]551. ed. I: nosceretis (zonder komma).... tum, - 552. ed. I: est. (daarboven misschien vaag een vraagteken)... tuas (zonder komma) - 553. ed. I: gravem (zonder punt) - 554. ed. I: quid... habet - 555. ed. I: encomion - 557. ed. I: Facit,
[tekstkritische noot]558. ed. I: Iovem. - 559. ed. I: consensiunt... quin, - 560. ed. I: rex? - 562. ed. I: Regi - 563. ed. I: spectaculum. - 565. ed. I: Commessatum; Bolte: Comissatum
voetnoot560. (635).
ter maxime rex is eenvoudig een hyperbolische vleinaam. Hier aan een toespeling te denken aan Hermes Trismegistos, zoals Palsgrave deed, is te gezocht.
voetnoot563. (638).
inter luscos regnabit strabus, onder de eenogigen zal de schele koning zijn, herinnert aan het bekende ‘onder blinden is eenoog koning’. Een mengvorm is het adagium van Erasmus: inter caecos regnat strabus. Of Gnapheus zijn versie van het spreekwoord bij anderen vond, kon ik niet uitmaken.
voetnoot565. (641).
Vgl. Terent. Eun. 816: Iamdudum animus est in patinis.
[tekstkritische noot]566. ed. I: devertemus. hospitem - 567. ed. I: obsonabitur (zonder komma) - 573. ed. I: sarcina, - 574. ed. I: ad
voetnoot569. (646).
cenam, quae cum pontificali certet. De term pontificalis heeft natuurlijk in de eerste plaats betrekking op de Romeinse pontifex. Gnapheus had ook hier een antiek voorbeeld in Horat. Carm. II, 14; waar gesproken wordt van mero, pontificum potiore coenis. Erasmus haalt dit Horatius-citaat ook aan bij de pontificalis coena. Gnapheus zal er echter tevens een (ondeugende?) toespeling mee hebben willen maken op weelderige bisschopsmalen. Ook Palsgrave vertaalde, ‘a pontifical or bishops feaste’.
voetnoot570. (647).
Venus, Bacchus, Ceres het beroemde drietal dat het feest beheerst en waaruit niemand kan gemist worden, vgl. Terent. Eun. 732: Sine Cerere et Libero friget Venus.
[tekstkritische noot]575. ed. I: hodie?... diem. - boven 576, ed. I: katalecticoi - 576. ed. I: he? - 577. ed. I: paravi? - 578. ed. I: Sycophantiis? - 579. ed. I: potest. - 583. ed. I: auscultaverit? - 584. ed. I: uinum; Bolte: vivum... eroditur? - 585. ed. I: nostros,... sumus (zonder;)
voetnoot575. (654).
Vgl. Terent. Adelph.: Syre, processisti hodie pulchre; Andr. 956: O faustum et felicem hunc diem.

voetnoot576. (655).
confidentia hier niet (zelf)vertrouwen, maar in peioratieve zin: brutaliteit.

voetnoot576. (655)
Vgl. Plaut. Capt. 523: Nec confidentiae usquam hospitiumst nec devorticulum dolis.
voetnoot580. (660).
Vgl. Plaut. Most. 304: Bene igitur ratio accepti atque expensi inter nos convenit.
voetnoot584. (664).
Vgl. Plaut. Bacch. 242: Detondebo auro usque ad vivam cutem. Ad vivum, tot op het levend vlees past bij detondere, maar minder bij erodere, waar men denkt aan een afknagen juist van het vlees tot op het been. Ook de volgende beelden (het met de klauwen verscheuren van de buit) wijzen in die richting. Blijkbaar had Gnapheus de plaats van Plautus in de gedachten en werd zijn eigen vers een combinatie van twee beelden: afscheuren tot op het levend vlees, afknagen tot op het bot.
[tekstkritische noot]587. ed. I: turgidam, - 588. ed. I: Vellicatin; Bolte: Vellicatim - 589. ed. I: emundo; Bolte: emendo - 593. ed. I: monet, - vs 593 staat in ed. I tweemaal afgedrukt - 594. ed. I: obsonatum,.. satur, - 597. ed. I: nesciunt (zonder komma) - 602. ed. I: insistam
voetnoot588. (667).
exenterare v.h. wild gezegd: de ingewanden er uit halen, uitweien.
voetnoot594. (674).
obsonare, hoewel obsonium vooral toespijs, dessert is, wordt het werkwoord hier en passim in het stuk toch algemener gebruikt in de zin van (lekkere) spijzen inkopen. Trouwens Stephanus definieert obsonium: quicquid ultra panem et vinum in cibo adiicitur.

voetnoot598. (680).
obtrusis mercibus vat ik op als dat. finalis: tot het opdringen van hun koopwaar, of als abi. modi.

voetnoot604. (685).
Vgl. Terent. Adelph. V, 3, 2: Quisnam a me pepulit tam graviter fores?
[tekstkritische noot]604. ed. I: fores. - 608. ed. I: noscem; Bolte: nossem - 608. ed. I: ades, num 612. ed. I: Est,
voetnoot609. (691/2).
Vgl. Terent. Andria 354 Alia multa, quae nunc non est narrandi locus.
voetnoot611/12. (694/95).
cuias, nostras: uit welk land, uit ons land (of tijd).
[tekstkritische noot]613. ed. I: obsonatum, abscessit (zonder komma) - 615. ed. I hem Syre? - 616. ed. I: redi, plura - 619. ed. I: iube - 620. ed. I: plurimi - 622. ed. I: accerse. - 623. ed. I: Iam? iam... adesse
[tekstkritische noot]625. ed. I: sequemini; Bolte: sequimini... intro. - 630. ed. I: gynecαio; Bolte: gynaeceo.. pedes - 636. ed. I: loci, - 640. ed. I: nαί; Bolte: ναί

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken