Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Acolastus (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Acolastus
Afbeelding van AcolastusToon afbeelding van titelpagina van Acolastus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

Scans (2.87 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Editeur

P. Minderaa



Genre

poëzie
drama

Subgenre

blijspel / komedie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Acolastus

(1956)–Guilielmus Gnapheus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Latijnse tekst met Nederlandse vertaling


Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Actvs I.

Scena I.

Pelargus. Eubulus.
Senarii omnes.
 
pelargus:
 
Nunc demum sentio, quanta sit felicitasGa naar voetnoot71. (76).
 
Et quanta quies, habuisse liberos patri
 
Per omnia obsequentes. Ego quoad pro meo
 
Animo moderarer filium annis parvulum,
75[regelnummer]
Praeterea tam bene conditum, ut nihil amplius
 
In eo desiderare posses, tum quidem
 
Vivebam velut utramque in aurem dormiens,
 
Immo mihi plaudebam, qui gnatum haberem praeditum
 
Tali ingenio et modestia, unde gaudium
80[regelnummer]
Possem mihi polliceri perpetuum et bene
 
Stabile. At nunc, postquam detecta hypocrisi malus
 
Aperte coepit esse adeoque id institit,
 
Manu ut mea emittatur, vah, quae cogito!
 
Quibus nunc sollicitor rebus, ne ille hinc sibi
85[regelnummer]
Primam fenestram ad nequitiam patefeceritGa naar voetnoot85/90.
 
Neve servus peccati evaserit ex libero,
 
Patris imperium lene dum male sanus abicit,
 
Id quod de ipso speraveram nunquam fore.
 
Hoc illud est, quod vulgo consuevit frequens
[pagina 65]
[p. 65]

Eerste bedrijf.
Eerste toneel.

Pelargus. Eubulus.
 
pelargus alleen:
 
Nu eerst besef 'k de omvang van 't geluk
 
en van de rust vader te zijn van kind'ren
 
in alles volgzaam. Vroeger immers leefd' ik,
 
als wie op beide oren slapen kan,Ga naar voetnoot77. (79).
80[regelnummer]
zolang 'k naar eigen wens mijn zoon kon leiden
 
een knaapje nog en zó goed van karakter,
 
dat er niets meer te wensen bleef. Ja, sterker,
 
ik prees me, een zoon te hebben, toegerust
 
met zúlk een inborst en bescheidenheid,Ga naar voetnoot78/79. (84/85).
85[regelnummer]
dat 'k mij van hem een duurzaam en betrouwbaar
 
pleizier beloofde. Maar sinds hij, 't masker afgelegd,Ga naar voetnoot81. (86).
 
openlijk slecht werd en zó hevig doorzet
 
van mijn gezag bevrijd te worden, ach hoe tob ik!Ga naar voetnoot83. (88).Ga naar voetnoot83/84. (88/89).
 
Wat zorgen kwellen mij! 'k Moet hiervan duchten,
90[regelnummer]
dat hij naar 't kwaad een eerste venster opent
 
en van een vrij mens slaaf wordt van de zonde,
 
nu hij, zó dwaas, mijn zachte heerschappij
 
van zich werpt, wat 'k van hem juist nooit verwacht had.
 
Hier toont zich wat de volksmond pleegt te zeggen,
[pagina 66]
[p. 66]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

90[regelnummer]
Dici: Penuriam multo melius feras
 
Quam saturitatem. Nam illa multos continet
 
In officio, haec vero ad proterviam meum
 
Perpellit filium, quandoquidem malit
 
Errare quolibet ex sua libidine
95[regelnummer]
Paterno quam sinu foverier amplius.
 
Nαί ille haud scit, quam praesens sibi accersat malum.
 
Sed quid? Sinam vero a me abire filium,
 
Quem destinaveram heredem regno meo?
 
Id Eubulus forsan meus non suaserit,
100[regelnummer]
Quo consule semper usus sum feliciter.
 
eubulus:
 
Non possum, quod meum ingenium est, quin sedulo
 
Agam, laborem, in officio sim pro meo
 
Pelargo, cui ceu Theseus quispiam Herculi
 
Coniunctus sum, idque ob morum similitudinem,
105[regelnummer]
Quae ut inter nos est fere consentanea,
 
Ita mutuum amorem conciliet oportet. Hinc
 
Adeo nullum elabi diem patior, meum
 
Quin illi deferam officium. Illuc scilicet
 
Mihi iter est.
 
pelargus:
 
Cuius hic vocem audire videor?
110[regelnummer]
Num Eubuli? Is est ipsus, per tempus advenit.
 
Videon te, Eubule mi, meo animo maxime
 
Nunc exspectate?
 
eubulus:
 
Eho, quid tam, quaeso, tristis es?
 
pelargus:
 
Haud simplex est malum, quod me sollicitum habet.
[pagina 67]
[p. 67]
95[regelnummer]
dat men veel beter d'armoede verdraagt
 
dan de verzadiging. D'eerste houdt velen
 
bij plichtsbetrachting, d'and're drijft mijn zoon
 
tot driestheid, daar hij immers liever dwaalt
 
naar zijn begeerte, wáár 't hem lust, dan langer
100[regelnummer]
de koest'ring t'ondergaan van vaders schoot.
 
Hij weet niet welk een dreigend kwaad hij oproept!Ga naar voetnoot96. (101).
 
Maar hoe? Moet 'k werk'lijk toestaan, dat hij gaat,
 
die ik tot erf bestemd had in mijn rijk?
 
Dat raadt m'allicht mijn vriend Eubulus niet,
105[regelnummer]
wiens voorslag 'k steeds tot mijn geluk gevolgd heb.
 
eubulus opkomend:
 
Ik kan niet anders, - dat's mijn aard - , dan snel
 
hand'len, me moeite geven, op mijn post zijn
 
voor mijn Pelargus, met wie 'k mij vereend voel
 
als Theseus met zijn Hercules; gelijkgeaardheid,Ga naar voetnoot103. (109).
110[regelnummer]
die toch een paar als wij zijn één van zin maakt,
 
moet zó tot wederzijdse liefde drijven. Daarom
 
laat ik geen enk'le dag vergaan of 'k bied
 
aan hem mijn dienst. Dus dáárheen gaat mijn weg
 
ook nu.
 
pelargus:
 
Wiens stem geloof ik daar te horen?
15[regelnummer]
't Is toch Eubulus niet? Hij zelf! hij komt op tijd!
 
Zie 'k jou daar mijn Eubulus, die mijn hart
 
nu 't meest verwacht?
 
eubulus:
 
Hallo! waarom zo droevig?
 
pelargus:
 
't Is geen eenvoudig kwaad, dat mij bekommert.
[pagina 68]
[p. 68]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
eubulus:
 
Quidnam est?
 
pelargus:
 
Eubule mi, nihil.
 
eubulus:
 
Quin die, quid est?
 
pelargus:
115[regelnummer]
De filio num nam audisti?
 
eubulus:
 
Quid is studet?
 
pelargus:
 
Alienum sese facere a patria domo.
 
eubulus:
 
Tuusne filius?
 
pelargus:
 
Meus.
 
eubulus:
 
Quid audio?
 
pelargus:
 
Minor ille natu hanc mihi movet tragoediam.
 
Qui utinam ex me natus non esset!
 
eubulus:
 
Bona verba! Sed
120[regelnummer]
Unde istuc, quaeso, huic venit in mentem, nisi
 
Indignis ille abs te sit tractatus modis?
 
pelargus:
 
Immo, ne nimis dignis, vereor, Eubule.
[pagina 69]
[p. 69]
 
eubulus:
 
Wat is 't?
 
pelargus:
 
Ach niets mijn vriend.
 
eubulus:
 
Kom spreek het uit!
 
pelargus:
120[regelnummer]
Je weet niets van mijn zoon?
 
eubulus:
 
Wat heeft die voor?
 
pelargus:
 
Zich te vervreemden van zijns vaders huis.
 
eubulus:
 
Joúw zoon?
 
pelargus:
 
De mijne, ja!
 
eubulus:
 
Wat hoor ik nú?
 
pelargus:
 
Ja hij, de jongste, is oorzaak van dit treurspel.
 
Was hij mijn kind maar niet!
 
eubulus:
 
Beheers je woorden!Ga naar voetnoot119. (124)
125[regelnummer]
Maar zeg, hoe kwam dit in hem op, tenzij
 
je onverdiend hem hard behandeld hebt.
 
pelargus:
 
'k Vrees eer, 't was beter dan hij waard was.
[pagina 70]
[p. 70]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
eubulus:
 
Qui?
 
pelargus:
 
Dicam. Istunc ex me natum eduxi a parvulo,Ga naar voetnoot123/24. (128/29).
 
Habui, amavi ut meum, in eo me oblecto, illius
125[regelnummer]
Salutem curo, nil praetermitto, ut queam
 
Prodesse. Studium omne meum illius commodo
 
Consecro. Denique velut in sinu meo
 
Eum foveo unice carum, nunquam ut meam
 
Benignitatem senserit in se claudier.Ga naar voetnoot129. (135).
130[regelnummer]
Optare quicquid ausus est, habuit; meis
 
Bonis voluit frui, voluit recto pede
 
Incedere. Liberum illi factum est quolibet
 
Mentem suam inclinare, quolibet manum
 
Extendere; tantum ne rebellaret mihi,
135[regelnummer]
Dedi mandatum, huic pareret iussi, Vbi
 
His studiis ilium mihi firmissime puto et
 
Perpetuo devinctum fore, evenit, bonae
 
Condicionis taedium ut acciperet; hinc viamGa naar voetnoot138. (144).
 
Occepit comminisci, qua se emancipet
140[regelnummer]
Paterno iure. Philautus eam glaciem secat,
 
Meditatis rationibus illinc proficiscitur
 
Recta ad me. ‘Heus tu, pater’, inquit, 'aetas quae mea
 
Sit, ipse vides. Satis sub imperio tuo
 
Egi, valet mihi iudicium, valet ingeni
145[regelnummer]
Vigor, meas vires volo experirier.
 
Tam grandem detineri me patris iugo
[pagina 71]
[p. 71]
 
eubulus:
 
Hoe dan?
 
pelargus:
 
Hoor. 'k Heb hem grootgebracht, mijn eigen bloed
 
van jongsaf, 'k hield hem en beminde hem als mijn eigen.
130[regelnummer]
Hij is mijn vreugd, zijn welzijn al mijn zorg,
 
Niets laat ik na om hem te kunnen helpen,
 
voor zijn geluk besteed ik al mijn ijver.
 
Ja 'k koester hem, mij boven alles dierbaar,
 
als in mijn eigen hart, zodat hij nooit
135[regelnummer]
't gevoel had dat voor hem mijn liefde een grens heeft.
 
Al wat hij wensen dorst, hij kreeg 't. Hij wilde
 
genieten van mijn goed, zijn eigen weg gaan.
 
'k Gaf hem de vrijheid naar al wat hem lustte
 
zijn geest te richten en zijn hand te strekken.
140[regelnummer]
'k Gaf slechts de opdracht, dat hij nooit opstandig
 
werd tegen mij, 'k eiste hier gehoorzaamheid.
 
Maar toen 'k hem dacht door deze opzet hecht,
 
duurzaam aan mij verbonden, toen gebeurde het,
 
dat hij genoeg kreeg van dit goed verdrag,
145[regelnummer]
een weg ging zoeken om zich vrij te maken
 
van 't vaderlijk gezag. Philautus brak hier 't ijs.Ga naar voetnoot140. (146).
 
Hij overlegt zijn plan, begeeft zich dan
 
terstond tot mij. ‘Gij ziet toch zelf wel’, zegt hij
 
‘vader, hoe oud ik ben. 'k Leef lang genoeg
150[regelnummer]
onder uw wet; mijn oordeel en mijn inzicht
 
zijn sterk genoeg, 'k wil d'eigen kracht beproeven.
 
Dat ik, zo groot, buk onder 's vaders juk
[pagina 72]
[p. 72]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Insciria est; aequales, qui sunt mei ordinis,
 
Ad unum omnes gaudent dudum repudium
 
Dedisse patribus, quorum iniustitia gravis
150[regelnummer]
Est filiis. Per me satis sapio, nihil
 
Custodis egeo. Proinde volo, debitaeGa naar voetnoot151. (158).
 
Substantiae mihi scribatur portio,
 
Nisi nullis legibus teneri te putas.'
 
Haec illius erat luctuosa oratio.
 
eubulus:
155[regelnummer]
Satis superbe omnia. Quid tu ibi?
 
pelargus:
 
Primum velut
 
Attonitus haesi, post mihi redditus ‘Adeon’,
 
Inquam, 'vel inhumanus tibi vel durus fui,
 
Ut te mea iniustitia eiciat? Otii,
 
Credo, tibi obrepsit saturitas, hinc tui
160[regelnummer]
Te paenitet, hinc praesentis te sortis piget.
 
Nunc vis conscribi a me substantiam tibi,
 
Nunc vertere solum vis: vide, ne, quam tibi
 
Istuc sedet cordi, tam multum incommodet!
 
Solent enim subita consilia ducere
165[regelnummer]
Secum comitem praesentem paenitentiam.
 
Non desunt exempla, quibus, quod ago, comprobem,
 
Nisi, si pattern non audias, frustta audias
 
Exempla. Porro quis tam confidens fuit,
 
Qui te corrumpere sit aggressus? Aut male
170[regelnummer]
Odoror aut Philautus consultor fuit.
[pagina 73]
[p. 73]
 
getuigt van onverstand, mijn makkers, allen,
 
zijn blij, dat zij reeds lang gebroken hebben
155[regelnummer]
met vaders, van wie d'onrechtvaardigheid
 
de zonen zwaar valt. Zelf ben 'k wijs genoeg,
 
'k Heb geen bewaker nodig. Dus verlang ik
 
dat mij 't verschuldigd kindsdeel wordt betekend,
 
tenzij g'u door geen wet gebonden acht’.
160[regelnummer]
Zo luidde heel zijn jammerlijk betoog.
 
eubulus:
 
Dat 's alles trots genoeg! Wat was jouw antwoord?
 
pelargus:
 
Eerst, stond ik stom, getroffen door de bliksem,
 
Dan, tot mezelf gekomen, vroeg ik: ‘Was ik
 
dan zó onmens'lijk en zó hard voor je,
165[regelnummer]
dat 't onrecht je verjaagt van huis? Mijns inziens
 
heeft zatheid van het nietsdoen je bekropen,
 
je schaamt je daarom voor jezelf, je lot
 
verdrietje, 't kindsdeel wil je nu betaald zien;
 
je wilt nu 't land uit, maar zie toe, dat wat
170[regelnummer]
je hart nu wenst, niet straks je grootlijks schaadt.
 
Want overijlde plannen plegen 't klaarstaandGa naar voetnoot165. (171).
 
berouw als makker met zich mee te voeren.
 
Met menig voorbeeld kon 'k mijn stelling staven,
 
maar vruchtloos hoorde je 't, als d'eigen vaderGa naar voetnoot167. (174).
175[regelnummer]
geen oor vindt. Wie was overigens zo brutaal,
 
dat hij 't bestond jouw hoofd op hol te brengen?
 
Mijn speurzin faalt, als niet Philautus j'aandreef.
[pagina 74]
[p. 74]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Is frigidam suffudit, strenuus quidemGa naar voetnoot171. (178).
 
Ille et cordatus monitor, bene si quid monet,
 
Qui te ad scopulos e tranquillo inferat. Nocens
 
Profecto pestis τῆς φιλαυτίας malum,
175[regelnummer]
Quod, quo magis fuco quodam suo tegit
 
Venenum, hoc est nocentius. Quam blandula
 
Siren Philautus a fronte, at post senseris
 
Dulcis veneni aculeum. Longe hinc fuge,
 
Mi fili, si modo tua tibi cordi est salus!'
180[regelnummer]
Sic dixi.
 
eubulus:
 
Quid? Num his ille quietus redditur?
 
pelargus:
 
Nihil minus. Immo coepit hinc magis
 
Atque magis ius suum urgere et leges bonas
 
Inclamare, quibus contendunt ephebiam
 
Transmissos solvi iure patrio.
 
eubulus:
 
Sed quibus
185[regelnummer]
Tandem verbis convenit inter vos?
 
pelargus:
 
Nihil
 
Convenit. Hoc tantum respondi, me amplius
 
Super his deliberare velle. Nunc mihi
 
Quid consulis faciundum esse, Eubule optime?
[pagina 75]
[p. 75]
 
Hij stookte j'op, hij, wel een vaardig raadsman
 
en een verstandig, als hij 't goede aanprijst,
180[regelnummer]
die nu uit kalme zee je op klippen drijft.Ga naar voetnoot173. (180).
 
Voorzeker 't kwaad der eigenliefde is
 
een schadelijk verderf. Hoe meer 't zijn gif
 
dekt met blanketsel, des te meer het schaadt.
 
Hoe 'n lokkende Sirene is PhilautusGa naar voetnoot177. (184).
185[regelnummer]
wanneer je hem aanziet; later voel j'allicht
 
d'angel van 't zoete gif. Vlucht ver daarvan
 
mijn zoon, als 't eigen heil je gaat ter harte’!
 
Zo sprak 'k.
 
eubulus:
 
Bedaarde hij niet door die woorden?
 
pelargus:
 
Neen, allerminst, hij ging toen meer en meer
190[regelnummer]
aandringen op zijn recht, de goede wetten
 
te hulp aanroepen, waardoor, naar men zegt,
 
wie mondig werd van 's vaders wet bevrijd wordt.Ga naar voetnoot183/184. (192).
 
eubulus:
 
Maar wat kwaamt ge eindlijk samen overeen?
 
pelargus:
 
Niets kwamen w'overeen, 'k heb slechts geantwoord,
195[regelnummer]
dat 'k nader nog de zaak wou overwegen.
 
Wat, beste Eubulus, raadt gij nu te doen?
[pagina 76]
[p. 76]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
eubulus:
 
Dicam. Principio, quando obstinate fugam
190[regelnummer]
Parat, memineris hoc vere dictum a σοφοῖς:
 
Invitum si retineas, exire incitas.
 
Sine eum modo suo animo obsequi, ut sibi notior
 
Paulo post redditus videat, protervia
 
Sua quo reciderit malorum. Dehinc tuas
195[regelnummer]
Sub alas si recurrent atque supplicem
 
In gratiam tum admiseris, certe hinc magis
 
Tibi filium adligaveris, ac dudum fuit.
 
Sic sentiet, quanto sit praesidio pater
 
Ei, qui vel tandem resipiscat perditus,
200[regelnummer]
Ut taceam, quod bonitas tua hinc evaserit
 
Longe commendatissima, si sese exserat
 
In immerentes et facilem et piam et bonam.
 
pelargus:
 
Quid? Censen igitur numerandam pecuniam,
 
Qua ablegetur?
 
eubulus:
 
Scilicet.
 
pelargus:
 
Os durum!
 
eubulus:
 
Postulat
205[regelnummer]
Istuc res ipsa, ratio, iuraque publica.
 
Faciundum est.
 
pelargus:
 
Quid? Non mihi ius est lasciviam
 
Illius, obsecro, retundere?
[pagina 77]
[p. 77]
 
eubulus:
 
Luister, herinner je vooreerst het woord,
 
der wijzen, nu hij star zijn vlucht beraamt:Ga naar voetnoot191. (198).
 
‘vasthouden, wie niet wil wordt drang tot heengaan’,
200[regelnummer]
Laat hem zijn lusten volge' opdat hij inzie,
 
als hij na korte tijd zélf-kennis kreeg,
 
tot welk een graad van ramp hij door zijn driestheid
 
verviel, en jij, wanneer hij daarna keerde
 
onder je vleug'len en als smekeling
205[regelnummer]
in je genade werd aanvaard, van dan af
 
hem meer dan ooit als zoon aan je zult binden.Ga naar voetnoot196/7 (206).
 
Zo zal hij voelen tot hoe grote zegen
 
de vader voor de zoon is, die verloren,
 
eens tot bezinning kwam. Daarbij verzwijg ik,
210[regelnummer]
dat straks je goedheid wordt op 't hoogst geprezen,
 
als zij zich willig, liefderijk en edel
 
bleek uit te strekken tot wie 't niet verdienden.
 
pelargus:
 
Wat? Meen je dus dat 't geld moet uitbetaald,
 
dat hem verbant?Ga naar voetnoot204. (214).
 
eubulus:
 
Zo is 't.
 
pelargus:
 
Je woord is hard.
 
eubulus:
215[regelnummer]
Zo eist 't de zaak, de rede en de wetten;
 
Het moet geschieden.
 
pelargus:
 
Heb 'k dan niet, ik bid je,
 
de plicht zijn ongebondenheid te breid'len?
[pagina 78]
[p. 78]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
eubulus:
 
Non habes
 
Necesse pro imperio tuo omnia agere. Quin
 
Sine, abeat.
 
pelargus:
 
Quando ita vis, faciam. Magis tibi
210[regelnummer]
Credam quam animo meo.
 
eubulus:
 
Sed heus, ne saevius
 
Gnatum tractes, tantum obiurgato amantius
 
Pariterque moneas, quid cavere oporteat
 
Periculi.
 
pelargus:
 
Meminero; modo ad aerarium
 
Ilium exspectabo, dum redeat. Quid tu interim?
 
eubulus:
215[regelnummer]
Domum eo.
 
pelargus:
 
Quid quod te oro?
 
eubulus:
 
Quid?
 
pelargus:
 
Ut ne sit mihi
 
Te consultore diu carendum!
 
eubulus:
 
Vah, quasi
 
Unquam diu carueris.
 
pelargus:
 
Dii boni, ut sapit
 
Eubulus, ut prudenter consulit, ut videt
[pagina 79]
[p. 79]
 
eubulus:
 
Je hoeft niet steeds te hand'len als gebiederGa naar voetnoot208. (218).
 
Kom laat hem gaan!
 
pelargus:
 
Ik doe 't, daar jij het wenst.
220[regelnummer]
In jou heb 'k meer vertrouwen dan in me zelf.
 
eubulus:
 
Doch handel niet je zoon niet al te wreed.
 
Berisp hem slechts met liefde en vermaan hem
 
voor wat gevaren hij zich hoeden moet.
 
pelargus:
 
'k Zal er aan denken; nu ga 'k hem afwachten
225[regelnummer]
bij 't schathuis tot hij komt. En wat doe jij?
 
eubulus:
 
'k Ga huiswaarts.
 
pelargus:
 
Wat wilde ik nog vragen?
 
eubulus:
 
Wat dan?
 
pelargus:
 
Dat ik je raad niet lang ontberen moet.
 
eubulus:
 
Bah, alsof j'ooit die lang ontbeerde.
(Eubulus af)
 
pelargus:
 
Goede goden!
 
Hoe wijs, hoe schrander raadsman is Eubulus,
[pagina 80]
[p. 80]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Omnia! Ianum bifrontem hunc vere dixeris;
220[regelnummer]
Tam in occipitio quoque oculos multos habet.Ga naar voetnoot220. (232).
 
Huius consilium ut ex animo meo parum
 
Sit, fecisse tamen non pigebit forsitan.
 
Nunc ut diei gnato dictae tempus est:
 
Rationes omnes concinnabo ad calculos.Ga naar voetnoot224. (236).

Actvs I. Scena II.

Acolastus. Philautus.
Trochoid catalectici.
 
acolastus:
225[regelnummer]
Me nisi animus fallit, omnia succedent bene.Ga naar voetnoot225.
 
philautus:
 
Sed patris
 
Vim et facundiam vereor ut fortiter feras.
 
acolastus:
 
Egon?
 
Offirmato animo meam rem agam.
 
philautus:
 
Tantum cave, suis
 
Ne te saevis dictis protelet!
 
acolastus:
 
Protelet? Omnia
 
Mea mihi meditata sunt; nihil formidem congredi
230[regelnummer]
Vel cum tribus oratoribus.
[pagina 81]
[p. 81]
230[regelnummer]
hoe ziet hij alles! Hém mag men naar waarheid
 
een Janus met twee aangezichten noemen!
 
Zelfs in zijn achterhoofd heeft hij veel ogen.
 
Al is zijn raad te weinig naar mijn aard,
 
't gedaan te hebben zal licht niet berouwen.
235[regelnummer]
Kom, daar 't nu 't uur is voor mijn zoon bepaald,
 
ga ik op 't bord de rekening opmaken.

Tweede toneel.

Acolastus. Philautus.
(trochaeische versmaat)
 
acolastus:
 
Alles gaat naar wens vergis 'k mij niet.
 
philautus:
 
Te vrezen
 
blijft, of jij je vaders overredingskracht wel
 
dapper 't hoofd kunt bieden.Ga naar voetnoot226. (238)
 
acolastus:
 
Ik niet? Vast besloten,
240[regelnummer]
zet 'k mijn zaak door.
 
philautus:
 
Pas maar op, dat hij met wrede
 
woorden je niet wegjaagt!Ga naar voetnoot228. (241)
 
acolastus:
 
Wegjaagt? Alles heb ik
 
overwogen. 'k Zou niet bang zijn zelfs met drie stuksGa naar voetnoot229. (241/2)
 
pleiters slaags te raken.
[pagina 82]
[p. 82]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
philautus:
 
At iam credo, satis diu
 
Rem tuam deliberasse patrem. Quid respondeat,
 
Vise!Ga naar voetnoot232/33.Ga naar voetnoot232 (245)
 
acolastus:
 
Aggrediar.
 
philautus:
 
Hem, macte animo! I sane, quo tua te vocat
 
Virtus! I pede fausto! - Miror, si res ex sententia
 
Huic cesserit. Aut fallor aut repelletur, ne causam agat.
235[regelnummer]
Tam meas rationes omnes hic Pelargus abicit;
 
Quare cum illo fatah pugno odio.
 
acolastus:
 
Philaute mi, heus,
 
Heus, Philaute!
 
philautus:
 
Quis me?
 
acolastus:
 
Cor mihi salire iam incipit
 
philautus:
 
Hem, quidum, Acolaste?
 
acolastus:
 
Quia pater aerario adsidet suum
 
Censum supputans, ut opinor. Quippe auribus meis
240[regelnummer]
Hausi tinnitum ad fores placide adsistens nostras.
[pagina 83]
[p. 83]
 
philautus:
 
Lang genoeg, geloof ik,
 
dacht je vader na; ga nu zijn antwoord halen.
 
acolastus:
245[regelnummer]
'k Ga ten aanval.
 
philautus:
 
Mooi, jij durft, ga waar je moed roept!
 
Voorspoed op je tocht! (Acolastus af) 't Benieuwt mij of zijn opzet
 
slagen zal naar wens, want óf 'k vergis mij deerlijk,
 
óf hij krijgt de bons, dat 't plan in duigen valt.
 
Zó verwerpelijk acht Pelargus héél mijn denkwijs.
250[regelnummer]
'k Vecht met hem daarom in doodlijk haten.
 
acolastus:
 
Hé daar!
 
Hé, Philautus!
 
philautus:
 
Wie daar?
 
acolastus:
 
't Hart springt me op van blijheid.
 
philautus:
 
Hé, waaróm dat Acolastus?
 
acolastus:
 
Bij zijn geldkist
 
zat m'n vader, naar 'k vermoed, zijn geld bereeknend,
 
Immers 'k hoorde duidlijk 't klinken, toen ik zachtjes
255[regelnummer]
aan de deuren staan kwam.
[pagina 84]
[p. 84]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
philautus:
 
Bene
 
Est. Tu intro inrumpe ad senem, exspectabo te domi meae.

Actvs I. Scena III.

Acolastus. Pelargus.
Trimetri.
 
acolastus:
 
Nunc quod futurum est, conligo: nunquam dabit
 
Pecuniam pater, nisi moneat prius,
 
Ut ne profundam, perdam, confiringam male
245[regelnummer]
Rem omnem, idque aget vero vultu; tam mihi timet.
 
Sed nescit, quam surdo narrabit fabulam.Ga naar voetnoot246. (262).
 
Ego faciam tamen, ut pulchre respondeam
 
Illius verbis alia quam cogitem loquens,
 
Meus dum dinumeret mihi argentum senex.
250[regelnummer]
Sic inludendi sunt patres isti, nimis
 
Rigidi in nos iudices. Sic imperium cadit,
 
Quod vi magis quam benevolentia adserunt.
 
Ut sim omnibus gratus pro frugi nomine,Ga naar voetnoot253. (271).
 
Mihi quod pater inditum voluit, ex re meus
255[regelnummer]
Philautus aliud subdidit concinnius,
 
Acolastus siquidem et esse et dici gaudeo.
 
Satis adhuc cessatum est; adire eum volo.
[pagina 85]
[p. 85]
 
philautus:
 
Dát is prachtig!
 
Gauw, dring bij de oude binnen. 'k Wacht je thuis op.

Derde toneel.

Acolastus. Pelargus.
(iambische maat)
 
acolastus:
 
Nu overweeg ik al wat komt: mijn vader
 
geeft nooit het geld als hij niet eerst vermaand heeft
 
niet alles te verkwisten, te verdoen
260[regelnummer]
en stuk te slaan; hij zal dat doen met ernst.
 
Zo is hij voor mijn heil bezorgd, maar weet niet
 
tot welk een dove hij zijn woord zal richten.
 
Ik span mij echter in tot mooie woorden
 
ten antwoord, anders sprekend dan ik denk,
265[regelnummer]
mits d'oude maar het zilver voor mij uittelt.
 
Zo moet men wel die vaders, al te strenge
 
rechters voor ons, bedriegen en zo stort
 
't bewind ineen, dat zij zich door geweld
 
toeëignen meer dan door welwillendheid.
270[regelnummer]
Opdat ik allen zou bevallen schonk Philautus
 
inplaats van ‘de Rechtschapene’ (de naam
 
die vader geven wilde) mij een andre
 
die meer reëel is en mij beter past,
 
daar 'k immers er pleizier in heb te zijn
275[regelnummer]
en ook te heten dus ‘de Tuchteloze’.Ga naar voetnoot256. (275).
 
Maar lang genoeg getalmd, 'k wil hem aanspreken.
[pagina 86]
[p. 86]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Adsum, pater, ut, quid vel tandem respondeas,
 
Audiam. Itane rationes studiose conficis
260[regelnummer]
Omnes, ut portionem conscribas mihi?
 
pelargus:
 
Nempe ut hariolare, fili.Ga naar voetnoot261. (280).
 
acolastus:
 
Amo te plurimum
 
Et non neglexisse habeo in primis gratiam.
 
pelargus:
 
Quod o cum salute tua fiat!
 
acolastus:
 
Fiet, pater.
 
Ne quid time! Sed obsecro, quantum dabis?
 
pelargus:
265[regelnummer]
Adeon tibi in pecunia est animus, nihil
 
Ut imperes isti tuae libidini?
 
Fili, id adeo edico tibi: nisi quieveris,
 
Reducam calculum.
 
acolastus:
 
Recte, pater; obsecro,
 
Perge!
 
pelargus:
 
Ut pergam, ne me obturbaris pessime,
270[regelnummer]
Concede istorsum aliquantisper, dum te vocem.
[pagina 87]
[p. 87]
(tot Pelargus:)
 
Hier ben ik vader om wat g'eindlijk antwoordt
 
te horen. Telt ge ijvrig zo de posten
 
bijeen om mij mijn kindsdeel uit te schrijven?
 
pelargus:
280[regelnummer]
Zeker mijn zoon, je raadt je eigen voordeel.Ga naar voetnoot261/2. (281/2).
 
acolastus:
 
'k Heb u heel lief en dank u boven al,
 
dat u mij niet hebt veronachtzaamd, vader.
 
pelargus:
 
Moge het geschieden tot je heil!
 
acolastus:
 
Dat zal het!
 
Vrees daarvoor niet. Maar 'k smeek u, hoeveel geeft u?
 
pelargus:
285[regelnummer]
Is zo op geld je hart gesteld, dat ge
 
in genen dele intoomt die begeerte?
 
Mijn zoon ik maak, dit zeg ik je met nadruk,Ga naar voetnoot267. (287).
 
de reekning ongedaan, tenzij ge kalm zijt.
 
acolastus:
 
Goed vader, maar ik smeek u dat gij voortgaat.Ga naar voetnoot268. (289).
 
pelargus:
290[regelnummer]
Ga dan, opdat ik voort kan gaan, en, slechtaard,
 
jij mij niet in de war brengt, voor een tijd
 
naar binnen tot ik roep.
[pagina 88]
[p. 88]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Faciam. Hem, quid egi? Nunc male metuo miser,
 
Ne non aes omne reddat, vel quod avidior
 
Est ad rem vel quod est commotus. Ineptias
 
Hominis! Nescis tractare aegrotum animum patris,Ga naar voetnoot274. (298).
275[regelnummer]
Quem debebas meminisse tam inritabilem.
 
pelargus:
 
Ehodum ad me, fili! Nunc utrum vis sub meo
 
Praesidio degere an peregrinari foris?
 
Fac cordate respondeas!
 
acolastus:
 
Pater, foras
 
Me animus vocat.
 
pelargus:
 
Pravus sane. Quid, si sinas
280[regelnummer]
Te exorari, ut maneas domi meis bonis
 
Fruiturus perpetuo? Certe patrem foris
 
Tu nusquam invenias gentium.
 
acolastus:
 
Credo, pater,
 
Sed proficiscendum est, decretum stat: me feras!
 
pelargus:
 
Non possum tam blande, mi fili, dicere,
285[regelnummer]
Ut animum mutes?
[pagina 89]
[p. 89]
 
acolastus:
(hij gaat ter zijde)
 
Ik zal het doen
 
Ho! wat heb 'k aangericht! Ik arme drommel,
 
'k ben lelijk bang, dat hij nu al mijn geld
295[regelnummer]
mij niet betaalt, 't zij omdat hij te gierig
 
is op het geld, 't zij dat hij zich geraakt voelt.
 
O menselijke dwaasheid, weet je niet
 
hoe te behandlen 't kranke vaderhart,
 
waarvan je je herinnren moest hoe licht
300[regelnummer]
't geprikkeld wordt?
 
pelargus:
 
Hola, kom bij mij, zoon.
 
Wil je nu leven onder mijn bescherming,
 
of als een vreemdling in het buitenland?
 
Antwoord verstandig.
 
acolastus:
 
Vader, naar de verte
 
roept mij mijn hart.
 
pelargus:
 
Een boos hart. Als je nu eens
305[regelnummer]
je liet verbidden thuis te blijven, waar jeGa naar voetnoot279. (305).
 
steeds zou genieten van mijn goed. Dat 's zeker:
 
nergens ter wereld zal j' een vader vinden.Ga naar voetnoot282. (307).
 
acolastus:
 
'k Geloof het vader, maar vertrekken móet ik,
 
't besluit staat vast. Verdraag mij!
 
pelargus:
 
Ach, mijn zoon,
310[regelnummer]
kan 'k niet zo vriendlijk spreken, dat ge uw plan
 
verandert?
[pagina 90]
[p. 90]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Operam omnem ludis, pater.Ga naar voetnoot285. (311).
 
Potius tentabo, quid possim vel legibus,Ga naar voetnoot286. (312).
 
Ut istuc cum tua dicam pace interim,
 
Si, quod rogo, non impetrem cum gratia.
 
pelargus:
 
Quando obstinate operam video te dare, meumGa naar voetnoot289. (315).
290[regelnummer]
Ut tibi iugum excutias, alioqui amabile,
 
Age, non libet tecum pugnare, sed habe
 
Hanc zonam tibi: decern talentum rem tenet.
 
Ea est substantiae tuae aequa portio.
 
Quid gestis, gnate mi? Ah nescis, quid gaudeas.
295[regelnummer]
Crede hoc mihi, si quid unquam monui bene:
 
Acerbius flebis, quod temere niteris.
 
Ego saeculum hoc novi, quibus sit moribus,
 
Tum te pernovi, quo sis ingenio; tuum
 
Si animum vicisti potius quam animus te, sino,Ga naar voetnoot299/300.
300[regelnummer]
Ut gaudeas. Verum quoniam video secus
 
Te esse habitum, non possum, quin deplorem tuam
 
Stultitiam pariterque doleam te abscedere.
 
acolastus:
 
Pater, obsecro, ne quid te excrucies mea
 
Causa; nullam peperero tibi aegritudinem.
 
pelargus:
305[regelnummer]
Utinam!
[pagina 91]
[p. 91]
 
acolastus:
 
Vader, al uw moeite wordt verspeeld,
 
'k Zal liever zien, wat 'k met de wet vermag,
 
- om dat met uw verlof maar vast te zeggen -
 
als ik, wat 'k wens, niet krijg met goede wil.
 
pelargus:
315[regelnummer]
Daar 'k zie dat je hardnekkig er op toelegt
 
mijn juk, al is 't beminlijk, af te schudden,
 
welaan het lust mij niet met je te strijden,
 
neem deze beurs, bevattend tien talenten,Ga naar voetnoot292. (318).
 
dat is jouw billijk kindsdeel van mijn geld.
(Acolastus springt op van vreugde)
320[regelnummer]
Wat juich je zoon? Je weet niet wát je blij maakt.
 
Gaf 'k ooit je goede raad, geloof dan dit:
 
Bewenen zul je bitter wat je roekloos
 
nu najaagt. 'k Ken de zeden dezer eeuwGa naar voetnoot297. (323).
 
en jouw karakter ook. Als je overwinnaar
325[regelnummer]
bent van 't begerig hart, liever dan slaaf,
 
dán mag je blij zijn; nu ik echter zie,
 
hoe anders 't nietje staat, nu moet 'k bewenen
 
je dwaasheid en betreuren dat je gaat.
 
acolastus:
 
Vader, ik smeek u, martel u om mij niet,
330[regelnummer]
'k zal over u geen enkle kommer brengen.
 
pelargus:
 
Ach was dat waar!
[pagina 92]
[p. 92]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Certe, pater. Nunquid me vis?
 
pelargus:
 
Puer,
 
Hem aegre propter me consistis, video, pedes
 
Tibi pruriunt ardentque fugam. Sed haec prius
 
A me si imperia capesses, multa in pectoreGa naar voetnoot308-313. (335-340).
 
Tuo bona considebunt. Principio tuam
310[regelnummer]
Mentem fac nullis artibus imbuas, nisiGa naar voetnoot310. (337).
 
Quarum in me exemplar advertis, meis item
 
Fac vivas moribus, ut qui paenitendum habent
 
Nihil. Volo, tuo animo haudquaquam servias,
 
Quem praestat semper habere suspectum. Cave,
315[regelnummer]
Devertas ad nequiora a praeceptis meis.
 
Postremo habe hoc tibi monumentum ut regulam,
 
Ad quam mores, vitam et mentem instituas tuam.
 
Haec sedulo verses, haec mente tractites,
 
Haec pro Cynosura quapiam limet oculus.
320[regelnummer]
Haec sint tibi ceu lapis Lydius, ad quem probe
 
Tete explores, ut, qui sis, noscas intime.
 
Ab iis enim si quid vel vita vel animus
 
Deliret, peccatum id quidem esse memineris.
[pagina 93]
[p. 93]
 
acolastus:
 
't Is zeker vader! Is er
 
nog iets dat gij mij zeggen wilt?
 
pelargus:
 
Mijn kind
 
met moeite, ik zie het wel, staat ge nog naast me,
 
je voeten jeuken, branden om te vluchten.
335[regelnummer]
Maar neem van mij eerst deze opdracht aan,
 
veel goeds blijft in je hart dan wonen. Eerstens
 
gewen je geest aan geen principes dan
 
waarvan j'in mij een voorbeeld ziet, leef ook
 
volgens mijn zeden, die berouw uitsluiten.
340[regelnummer]
Wees in géén opzicht slaaf van j'eigen oordeel,
 
't Is beter, dat je 't steeds mistrouwt en hoed je
 
van mijn gebod tot slechtheid je af te wenden.
 
Tenslotte neem dit aandenken als maatstafGa naar voetnoot316. (343).
 
waarnaar je zede, leve' en geest moet richten.
(hij geeft hem een bijbel)
345[regelnummer]
Bepeins en onderzoek dit alles naarstig.
 
Je oog moet dít steeds als zijn leidstar volgen.Ga naar voetnoot319. (346).
 
Dit zij je toetssteen, waaraan je jezelfGa naar voetnoot320. (347).
 
wel onderzoekt, opdat je 't eigen wezen
 
diep-in verstaan leert, want als van dit spoor
350[regelnummer]
in iets je leven of je denken afwijkt,Ga naar voetnoot323. (350).
 
bedenk dan, dat het zeker zonde is.
[pagina 94]
[p. 94]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Est praeterea, quod vis?
 
pelargus:
 
Ut perpetuo bene
325[regelnummer]
Valeas.Ga naar voetnoot325/6. (353/4).
 
acolastus:
 
Valebis igitur, mi parens.
 
pelargus:
 
Vale,
 
Vale, inquam, gnate mi, gnate, aeternum vale!
 
Quae haec est miseria! Pro deum atque hominum fidem,
 
Itan divelli a me, quod erat carissimum!
 
Oh, quem luctum paras, quas curas inicis
330[regelnummer]
Patri, ipse securus nimis! Pulchre quidem
 
Tuam rem abiens stabilivisti. Sed nescis, ah
 
Nescis, serus, quos exitus vesper vehat.
 
Sane illud demiror, qui fiat, ut, mihi
 
Cum maxime peccet gnatus, nequeam tamen
335[regelnummer]
Acerbiore in eum esse animo. Ut nunc res ferunt,
 
Utinam tam possem filii obliviscier,
 
Quam ille, o dementiam, me aversatur libens!
 
Huc, huc calamitatis scilicet tuo,
 
Philaute, consilio inferor. O dolor gravis!
[pagina 95]
[p. 95]
 
acolastus:
 
Hebt u nog andre wensen?
 
pelargus:
 
Dat je immer
 
wel varen moogt!
 
acolastus:
 
Vaarwel dan vader!
 
pelargus:
 
Vaarwel,
 
nog eens: mijn zoon, voor eeuwig, dierbre zoon, vaarwel!Ga naar voetnoot326. (354).
(Acolastus af)
355[regelnummer]
Welk een ellende is dit, - oh, gode' en mensen -Ga naar voetnoot327. (355).
 
dat zo mij 't dierbaarst deel wordt afgerukt!
 
Wat rouw bereidt gij, welke zorgen stort gij
 
over je vader, zelf maar al te zorgloos!
 
Heengaand heb je wel schoon je plan gegrond,Ga naar voetnoot331. (359).
360[regelnummer]
maar weten doe je niet, ach niet, wat afloopGa naar voetnoot332. (360).
 
de late avond brengt. Voorwaar 't verbaast me,
 
hoe ik, al zondigt dit mijn kind op 't ergst,
 
geen groter bitterheid in 't hart hem toedraag.
 
Kon ik, nu 't dús liep, hem maar zó vergeten,
365[regelnummer]
als hij, de dwaas, zich willens van mij keert!
 
In deze diepte van ellende kwam ik,
 
Philautus, door jouw raad. Ach zware smart!
[pagina 96]
[p. 96]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Actvs I. Scena IV.

Acolastus. Philautus.
Σϰάζοντες.
 
acolastus:
340[regelnummer]
Nunquis me vivit fortunatior? NunquisGa naar voetnoot340. (368).Ga naar voetnoot340. (368).
 
Fortunae filius dici magis debet
 
Ex merito quam ego, cui contigere pro voto
 
Omnia?
 
philautus:
 
Quis hic beatum venditat sese? Hem,
 
Aurumne habes, Acolaste?
 
acolastus:
 
Habeam, rogas? Zona
345[regelnummer]
Vide ut tumeat.
 
philautus:
 
Ho, ho! Talenta quot?
 
acolastus:
 
Decem.
 
philautus:
 
Hui, tantamne auri vim?
 
acolastus:
 
Tantam.
 
philautus:
 
Unde, quaeso te,
 
Patri ista largitas?
[pagina 97]
[p. 97]

Vierde toneel.

Acolastus. Philautus.
 
acolastus:
 
Er leeft toch zeker geen gelukk'ger man
 
dan ik, of een die met meer recht mag heten
370[regelnummer]
Zoon der fortuin, dan ik, wien alles toeviel
 
naar wens?Ga naar voetnoot343. (371).
 
philautus:
 
Wie etaleert de rijkaard hier?
 
Hé, Acolastus, heb je 't goud?
 
acolastus:
 
Het hébben?
 
Ziehier die dikke beurs!
 
philautus:
 
Hoeveel talenten?
 
acolastus:
 
Tien!Ga naar voetnoot344. (374).
 
philautus:
 
Deksels, zo'n macht goud?
 
acolastus:
 
Zo'n macht!
 
philautus:
375[regelnummer]
Hoe kwam als 'k vragen mag papa zo gul?Ga naar voetnoot346. (376).
[pagina 98]
[p. 98]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
acolastus:
 
Quia arte tractabam
 
Virum doli ignarum.Ga naar voetnoot347. (376).
 
philautus:
 
O lepidum caput, laudo.
 
Praesidium forte expugnasti hodie. Quid restat,
350[regelnummer]
Nisi ut triumphum agamus intus?
 
acolastus:
 
Accedo
 
Tuae sententiae.
 
philautus:
 
Sed quid libri hic gestas?
 
acolastus:
 
Id pignoris pater mihi relinquebat.
 
philautus:
 
Phy, bibliorum codex est: valeat! Insiste
 
Tuas tibi res curare, nempe, quo pacto
355[regelnummer]
Iter tuum instituas, peregre profecturus.
 
Codex non aeque inimicus, atque hic est nobis.
 
Ego tibi mox alia instillaro praecepta.
 
acolastus:
 
Sed mihi graviter pater est interminatus, ne
 
Haec a me amitterem.
 
philautus:
 
Istaec verba sunt, mitte!
360[regelnummer]
Quin concedimus intro?
 
acolastus:
 
Impera et puta factum!
[pagina 99]
[p. 99]
 
acolastus:
 
Omdat ik de argeloze listig aangreep.
 
philautus:
 
Jou slimme rot, mijn compliment! Jij nam
 
vandaag het fort, wat rest ons dan daarbinnenGa naar voetnoot348. (378).
 
triumf te vieren?
 
acolastus:
 
Dat ben 'k met je eens.
 
philautus:
380[regelnummer]
Maar wat voor boek sjouw je daar mee?
 
acolastus:
 
Als pand
 
liet vader dit mij na.
 
philautus:
 
Zozo, de bijbel!
 
Vaarwel daarmee, ga j'eigen zaak bezorgen,
 
naamlijk, hoe je de reis inricht, nu 't plan is
 
van huis ver weg te gaan. Dat boek aangaande,
385[regelnummer]
geen ander is ons beiden zó vijandig.
 
Ik druppel gauw je andre regels in.
 
acolastus:
 
Maar vader dreigde: 'k mocht het niet verliezen.
 
philautus:
 
Ach, dat zijn woorden, laat ze waaien! Kom,
 
gaan we in huis?Ga naar voetnoot360. (389).
 
acolastus:
 
Beveel en 't is gedaan.
[tekstkritische noot]74. Bolte: parvulum (zonder komma) - 78. ed. I: Imo - 81. ed. I: nunc postquam detecta hypocrisi, - 83. ed. I: cogito? - 84. ed. I: rebus? - 87. ed. I: abicit.
voetnoot71. (76).
Pelargus. Hoe Gnapheus er toe kwam deze naam voor de vader te kiezen is onzeker. Hangt hij samen met een Grieks werkwoord πελαργᾶν? Diogenes Laertius schrijft in zijn leven van Pythagoras (XX):ἐϰάλει δὲ τὸ νουθετεῖν πελαργᾶν. πελαργᾶν zou dus vermanen betekenen (afgezien van het feit, dat volgens moderne uitgevers πελαργᾶν foutief is overgeleverd voor πεδαρτᾶν, van welke mening Gnapheus natuurlijk niet op de hoogte was. Vgl. de noot bij Pelargus op blz. 185 van Palsgrave's Acolastus, uitg. door P.L. Carver Ph. D., London 1937).
Eubulus. Over de oorsprong van deze naam zijn allerlei gissingen geopperd, m.i. onnodig, daar hij (de goede raadsman) voor zich zelf spreekt en best een eigen vinding van Gnapheus kon zijn. Wel is opvallend, dat in Erasmus' Colloquia een figuur Eubulus voorkomt, die een dame, vooringenomen tegen het huwelijk, raadgeeft, terwijl elders (De Captandis Sacerdotdis) ook Gnapheus' Pamphagus verschijnt. De mening van J. Dover Wilson (The Library 1900, X, blz. 337) dat de naam ontleend is aan Aristoteles' Ethica Nicomacheia (VI. 8), op zichzelf aantrekkelijk omdat Aristofeles ook de woorden ἀϰολαστία, φίλαυτος en πάμφαγος gebruikt, lijkt ver gezocht, als Gnapheus hem al in de Colloquia vond.
voetnoot85/90.
Vgl. Terentius Heaut. III, 1, 72: quantam fenestram ad nequitiam patefeceris.
voetnoot77. (79).
velut utramque in aurem dormiens. De uitdrukking op beide oren slapen is ontleend aan Terentius, Heaut. II, 3, 101: in aurem utramvis otiose ut dormias. In 't Frans bewaard (dormir sur les deux oreilles) komt men de wending, waarschijnlijk uit het Frans, nog bij moderne Vlaamse schrijvers tegen (bijv. in de journalistiek van K.v.d. Woestijne).
voetnoot78/79. (84/85).
qui quatum haberem..... etc. vgl. Terentius, Andrea I, 1, 71: qui quatum haberem tali ingenio praeditum.
voetnoot81. (86).
detecta hypocrisi eigenlijk: nadat het toneelspel ontdekt was.
voetnoot83. (88).
manu emitrere de gewone term bij de vrijlating van slaven.
voetnoot83/84. (88/89).
vah quae cogito! Quibus nunc sollicitor rebus, vgl. Terentius, Adelphi, I, 1, 10: quae cogito/et quibus nunc sollicitor rebus.
[tekstkritische noot]90. ed. I: Dici, penuriam - 95. ed. I: amplius, - 97. ed. I: Sed quid? sinam - 99. ed. I: suaserit. - 101. ed. I: (quod meum ingenium est) - 103. ed. I: pelargo - 106. ed. I: oportet, hinc; ed. I: consiliet; Bolte: conciliet - 110. ed. I: is est - 112. ed. I: Eho. - 113. ed. I: habet (zonder punt)
voetnoot96. (101).
Vgl. Plautus, Amphitr. 327: Illic homo a me sibi malam rem arcessit jumento suo.
voetnoot103. (109).
cui Theseus quispiam Herculi coniunctus sum, waarschijnlijk denkt Gnapheus hier aan de kameraadschap van Theseus en Hercules in Seneca's Hercules Furens.
[tekstkritische noot]115. ed. I: quid - 119. ed. I: esset. verba. - 120. ed. I: mentem? - 121. ed. I: modis. - 122. ed. I: Imo
voetnoot119. (124)
Bona verba! (scil. quaeso). Zo bij Terentius, Andria, L, 2, 3. De toevoeging quaeso bij Terentius doet mij kiezen voor de vertaling Beheers je woorden. Zonder quaeso zou men het ook als ironisch-verwijtend kunnen lezen: Fraaie woorden zijn dat!
[tekstkritische noot]130. ed. I: habuit, - 132. ed. I: Incedere liberum illi factum est, - 134. ed. I: Extendere, - 138. ed. I: acciperet, - 140. ed. I: secat. - 142. ed. I: zonder aanhalingstekens. Dit in 't vervolg zo bij alle aangehaalde woorden. - 146. ed. I: iugo? - 147. ed. I: Inscitia est, aequales qui - 148. ed. I: gaudent.
voetnoot123/24. (128/29).
Vgl. Terentius, Adelphi I. 1. 23: Eduxi a parvolo, habui, amavi pro meo. In eo me oblecto; solum id est carum mihi.
voetnoot129. (135).
Vgl. Terentius, Eunuch. I, 2, 83: Nuncubi meain benignitatem sensisti in te claudier?
voetnoot138. (144).
bonae condicionis van dit goed, voor hem voordelig, tussen ons beiden gesloten verdrag; men kan bona condicio ook opvatten als ‘zijn gelukkige positie’.
voetnoot140. (146).
Philautus, verpersoonlijking van de zelf-liefde als de boze geest van Acolastus, hier eerst voorgesteld als een vriend die dan ook in het tweede en vierde toneel van het eerste en in het tweede van het vierde bedrijf optreedt. Even later (vs. 174) gebruikt Gnapheus echter het Griekse abstractum ϕλαντία. Gnapheus schijnt de eerste te zijn, die deze naam voor een toneelpersonage bezigt; later komen er meer voor bijv. in Grimalds Archipropheta (1548), waar een Farizeeër zo heet en in het eveneens op het verloren-zoon-motief gebouwde stuk Glasse of Government van Gascoigne. Van andere aard is de Philautus in Lyly's Euphues. (zie Inleiding blz. 30). glaciem secat. Erasmus schrijft. Scindere glaciem, est aperire viam, et in incipiendo negocio priorem esse.
[tekstkritische noot]151. ed. I: Proinde, volo daebita - 152. ed. I: portio. - 156. ed. I: tussen haesi en post een hoge komma; ed. I: redditus. - 161. ed. I: tibi. - 162. ed. I: vis, - 163. ed. I: Istuc sedet cordis tam; Bolte: Istuc sedet cordi, tam... In het exemplaar te Upsala van de ed. I is cordis met inkt verbeterd in cordi. - 163. ed. I: incommodet, - 165. ed. I: secum, - 166. ed. I: comprobem. - 170. ed. I: fuit (zonder punt)
voetnoot151. (158).
debita substantia, het mij verschuldigd vermogensdeel, kindsdeel. De gehele voorstelling van zaken in deze Terentiaanse opzet brengt mee, dat de vader verplicht is het kind zijn deel te geven van het vermogen. Vandaar dat in de volgende regel op wetsbepalingen wordt gezinspeeld, evenals verderop in vs. 182 (leges bonas) en 205 (iuraque publica). De hier gegeven voorstelling gaat uit van de onderstelling, dat de volwassen geworden zoon van een rijke vader ook nog tijdens diens leven rechtens aanspraak maken kan op een deel van het vermogen. Dit past slecht bij de gedachte van een goddelijke vader die uit vrije wil handelt. Erasmus formuleert het in zijn Paraphrase aldus: Pater indulgens partitus est inter duos filios substantiam,... non tamen sine spe profectus.
voetnoot165. (171).
praesentem kan men verbinden met comitem: als steeds aanwezige makker. Maar ook met poenitentiam, waarbij het dan eer krachtig werkzaam betekent.
voetnoot167. (174).
Vgl. Terentius Heaut. 202: hem quem ferret, si parentem non ferret suom?
[tekstkritische noot]173. ed. I: inferat, nocens - 174. ed. I: Profecto τῆς φυλαυτίας; Bolte voegde pestis in naar de 2de druk - 176. ed. I: nocentius, - 176. ed. I: blandulus; Bolte: blandula naar de 2de druk - 178. ed. I: aculeum, longe - 179, ed. I: salus. - 180. ed. I: Quid num - 181. ed. I: Imo - 186. ed. I: Convenit, hoc
voetnoot171. (178).
frigidam suffudit eigenlijk: hij goot er koud water onder. Erasmus zag in deze metafoor een beeld uit de smidse: probabilius est translatum ab officinis aerariis, ubi fabri subinde frigidam ignem aspergunt, quo ignis sit vehementior. Vandaar mijn vertaling: opstoken.
voetnoot173. (180).
Vgl. Terentius, Phormio IV, 4, 8: qui te ad scopulum e tranquillo auferat.
voetnoot177. (184).
Siren, gezien de angel met venijn van de volgende regel zullen aan Gnapheus hier niet de gewone verleidende zangsters van de klassieke mythologie voor ogen gestaan hebben, maar denkt hij eer aan een zeemonster. Estienne definieert dan ook Siren als ‘monstrum maris’.
voetnoot183/184. (192).
ephebiam transmissos. Carver wijst er in de commentaar bij Palsgrave's bewerking op, dat Gnapheus hier allicht niet zonder bedoeling het Griekse woord ephebia kiest, daarmee zinspelend op de staatsinrichting te Athene, waar de jonge mannen met hun achttiende jaar de status van zelfstandig burger verkregen.
[tekstkritische noot]189. ed. I: Dicam principio - 190. ed. I: σοφοῖς. (zonder:) - 194. ed. I: malorum, dehinc - 195. ed. I: supplicem. - 199. ed. I: perditus. - 203. ed. I: censen - 204. ed. I: os durum. - 206. ed. I: non
voetnoot191. (198).
invitum si retineas, exire incitas letterlijke aanhaling uit de Sententiae van Publilius Syrus.
voetnoot196/7 (206).
Vgl. Terentius, Adelph V, 3, 58: eo pacto prorsum illic alligaris filium.
voetnoot204. (214).
Os durum, als in Terentius, Eun. IV, 7, 36.
[tekstkritische noot]208. ed. I: agere, quin - 209. ed. I: quando.. faciam, magis - 213. ed. I: Meminero, - 216. ed. I: carendum
voetnoot208. (218).
Vgl. Terentius, Adelphi I, 1, 26: Non necesse habeo omnia/Pro meo iure agere.
[tekstkritische noot]219. ed. I: Omnia?... dixeris, (Omnia aan't slot van 218) - 222. ed. I: forsitan, - 223. ed. I: tempus est, - 228. ed. I: protelet. - 229. ed. I: sunt,
voetnoot220. (232).
in occiptio oculus multos habet, een eigenaardige voorstelling van Janus met twee aangezichten, vgl. echter Plautus, Aulul. 64: quae in occipitio quoque habet oculus pessuma.
voetnoot224. (236).
rationes concinnabo, naar gelang men raciones opvat als geldposten of (abstract) als rekening, kan men vertalen: ik zal de posten bijeentellen of ik zal de rekening gereed maken.

voetnoot225.
Het tweede toneel van het eerste bedrijf heeft Gnapheus in trochaeici catalectici geschreven; om de wisseling van metra althans te benaderen, is voor de vertaling ook een trochaeische maat gebruikt.

voetnoot226. (238)
Vgl. Terentius, Andria 276: haud verear, si in te sit solum situm: sed ut vim queas ferre.
voetnoot228. (241)
Vgl. Terent. Phorm. 213: Ne te iratus suis saevidicis dictis protelet.
voetnoot229. (241/2)
Vgl. Terent., Phorm. 248: Meditata mihi sunt omnia mea incommoda.
[tekstkritische noot]232. ed. I: Vise.... animo, i, sane - 233. ed. I: Virtus, i fausto. (geen gedachtestreepje) - 234. ed. I: agat, - 235. ed. I: pelargus abicit. - 236. ed. I: mi. Heus - 237. ed. I: Philaute?
voetnoot232/33.
Vgl. Horatius. Epist. II, 2, 37: I bone, quo virtus tua te vocat, i pede fausto.
voetnoot232 (245)
macte animo. Carver, in de noten bij The Comedy of Acolastus (1937) wil vertalen: ‘o glorious of spirit’, omdat hij meent, dat vs. 232 en vs. 233 een combinatie zijn van de zojuist geciteerde regel uit Horat. Epist. én Sat 1, 2, 31: ‘macte virtute esto’, inquit sententia dia Catonis. Macte zou dan equivalent zijn van bone. Dit lijkt mij gezocht. De bekende wending macte virute, gelukgewenst met uw moed (of uw talent, deugdzaamheid)! behoefde Gnapheus niet aan deze plaats in Hor. Sat. te ontlenen; hij heeft ze m.i. in de variant macte animo eenvoudig aan zijn citaat uit Epist. II, 2, 37 toegevoegd. Mijn ietwat vrije vertaling (Mooi, jij durft!), vooral veroorzaakt door de eis van het metrum, dat de letterlijke vertaling niet verdraagt, geeft, dacht ik, de inhoud toch goed weer. Nog veel gezochter is Carvers opvatting van ex sententia in vs. 233, waarin hij uitsluitend een terugslag zien wil op inquit sententia dia Catonis. Hoogstens zou men van een woordspeling kunnen spreken door aan te nemen dat Gnapheus met ex sententia tegelijkertijd bedoelt naar wens en in overeenstemming met dat bekende gezegde, hetgeen dan evenzeer kan slaan op macte animo als op i pede fausto.
[tekstkritische noot]242. ed. I: conligo, - 245. ed. I: vultu, - 251. ed. I: iudices, - 255. ed. I: concinnius. - 257. ed. I: est,

voetnoot246. (262).
Vgl. Terent. Heaut, II, I, 10: haud scit quam mihi nunc surdo narret fabulam.
voetnoot253. (271).
Frugi, de Rechtschapene. Carver verwijst naar twee bronnen, die de keus van de naam Frugi kunnen verklaren, nl. Cicero. Tusc. Disp. III, 8, waar gezegd wordt, dat in de frugalitas drie deugden samengaan, fortitudo, iustitia en prudentia, en naar een plaats in de Sententiae van Publilius Syrus: Animo ventrique imperare debet, qui frugi esse volt Vooral in de zin van deze Sententia geeft frugi een duidelijke tegenstelling met Acolastus.

voetnoot256. (275).
Acolastus. De naam is afgeleid van het Griekse ϰολάζω = straffen, tuchtigen en betekent dus letterlijk hij die niet getuchtigd kan worden of zich niet door tucht laat verbeteren, d.i. de tuchteloze, teugelloze, de onverbeterlijke. Carver verwijst híer naar Arist. Ethic. Nicom. VII, 7. De Thesaurus geeft voor acolastus: Prodigus, intemperans, immodestus, lascivus, libidinosus, infraenis, immoderatus.
[tekstkritische noot]263. ed. I: fiat. fiet pater. - 264. ed. I: time. - 267. ed. I: tibi, - 268. ed. I: obsecro. (met hoge punt) - 269. ed. I: Perge. ut pergam?
voetnoot261. (280).
hariolari betekent: voor betaling waarzeggen, vandaar ook bazelen, zwetsen. Het is hier bijzonder op zijn plaats met al zijn nuances, men zou kunnen omschrijven; zoals gij, op je eigen voordeel bedacht, met je gezwets voorziet.
voetnoot261/2. (281/2).
Vgl. Terent. Phorm. 1, 2, 4: Amo te et non neglexisse habeo gratiam.
voetnoot267. (287).
Vgl. Terent. Eun. 806: Miles, nunc adeo edico tibi.
voetnoot268. (289).
Vgl. Terent. Andr. 363: Recte dicis, perge!
[tekstkritische noot]271. ed. I: faciam - 274. ed. I: Hominis, nescis - 276. ed. I: fili. - 278. ed. I: respondeas. - 279. ed. I: Quid si - 280. ed. I: bonis. - 283. ed. I: stat, me feras. Bolte tekent aan: me feras vielleicht aus mi foras verderbt?
voetnoot274. (298).
Vgl. Terent. Heaut. 100: neque ut animum decuit aegrotum adulescentuli tractare.
voetnoot279. (305).
Vgl. Terent., Heaut. 1050: sine te exorent.
voetnoot282. (307).
Vgl. Terent., Adelph. 540: fratrem nusquam invenio gentium.
[tekstkritische noot]287. ed. I: legibus. - 292. ed. I: tibi, - 295. ed. I: bene, - 298. ed. I: ingenio (zonder;) - 302. ed. I: abcaedere; Bolte: abscedere - 304. ed. I: Causa, - 305. ed. I: Vtinam
voetnoot285. (311).
Vgl. Terent., Phorm. 332: in illis opera luditur.
voetnoot286. (312).
De voorstelling, dat de zoon zich op de wet zal beroepen als de vader niet uit vrije wil toestemt, past weer wel in de antieke verhoudingen, maar niet in de evangelische gelijkenis.
voetnoot289. (315).
Vgl. Terent., Andr., 243: Itane obstinate dat operam, ut...
voetnoot299/300.
Vgl. Plaut., Trinumm. 308: sin ipse animum pepulit, vivit, victor victorum cluet.
voetnoot292. (318).
tien talenten. Met het noemen van dit bedrag sluit Gnapheus, zonder waarschijnlijk een bepaalde som op 't oog te hebben, zich weer aan de sfeer der bijbelse gelijkenissen aan.
voetnoot297. (323).
Vgl. Plaut., Trinumm. 283: novi ego hoc saeculum, moribus quibus sit.
[tekstkritische noot]306. ed. I: Hem? - 313. ed. I: v, Nihil, volo - 315. ed. I: Divertas - 319. ed. I Cynosurae; Bolte: Cynosura - 321. ed. I: ut qui sis noscas.
voetnoot308-313. (335-340).
De vermaningen van Pelargus herinneren sterk aan de passage in Plautus, Trinummus 293-301. Verschillende wendingen uit die passage komen hier ten dele in andere volgorde, terug; vgl. Trin. 299: Haec tibi si mea imperia capesses, Multa bona in pectore consident, En Trin. 293: His ego de artibus gratiam fario, Ne colas neve imbuas ingenium. Meo modo et moribus vivito antiquis! Quae ego tibi praecipio ea facito!
voetnoot310. (337).
nullis artibus imbuas. imbuere eigenlijk doordrenken met, vandaar doordringen van, gewennen aan. De betekenis van artes is, als zodikwijls, ook hier moeilijk te bepalen; het kan zowel theoretisch worden opgevat (regel, principe) als practisch (handelwijze). Het theoretische leek mij het best te passen bij het beeld van doordrenken met...
voetnoot316. (343).
hoc monumentum. Dat hiermee een bijbel wordt aangeduid blijkt uit de reactie van Philautus, vs. 353: bibliorum codex est. Het geven van die bijbel is misschien het meest krasse anachronisme in het stuk.
voetnoot319. (346).
Cynosura eigenlijk de hondestaart, dan de kleine beer, het Noordpoolgesternte, waarnaar de schippers zich richtten.
voetnoot320. (347).
lapis Lydius. Volgens Plinius, Nat. Hist. XXIII, 8, konden zij die met deze steen wisten te werken, nauwkeurig het gehalte van zand of zilver bepalen. Erasmus gebruikt de term overdrachtelijk, zeggend dat het aan mannen toevertrouwde gezag toetssteen is van hun karakter: Viris commissum imperium, Lydius, quod aiunt, lapis est.
voetnoot323. (350).
delirare is eigenlijk bij het ploegen van de voor afwijken.
[tekstkritische noot]324. ed. I: ut - 325. ed. I: aleas Valebis igitur mi parens. (Pelarg.). Vale. - 326. ed. I: aeternum vale. - 327. ed. I: miseria?... fidem? - 328. ed. I: carissimum? - 330. ed. I: nimis, pulchre - 333. ed. I: Sane, illud demiror, qui fiat ut mihi - 337. ed. I: libens. - 339. ed. I: inferor,... gravis.
voetnoot325/6. (353/4).
valeas, valebis, vale groet en heilwens in-enen, waarin de kans voor een woordspeling ligt, als in ons vaarwel, waar de heilwens echter nauwlijks meer bewust is.
voetnoot326. (354).
aeternum vale, voor eeuwig vaarwel. Gnapheus leeft zich sterk in de smart en de verwachtingen van de mens Pelargus in, en laat hem zijn eigen menselijke karakter en uitingen, ook al is hij in wezen symbool voor God de vader, in wiens mond men dit voor eeuwig vaarwel moeilijk zou kunnen denken. Hetzelfde is op te merken bij
voetnoot327. (355).
pro deum atque hominum fidem. Vgl. hier ook Terent. Adelph., 555: Quac haec est miseria.
voetnoot331. (359).
Vgl. Plaut. Capt. 452: Edepol rem meam constabilivi en Terent. Adelph. 771: Tuam rem constabilivisses.
voetnoot332. (360).
Vgl. Varro, Menipp. fr. 333: Nescis, quid serus vesper ferat.
[tekstkritische noot]343. ed. I: sese (zonder?) - 344. ed. I: Aurumne habes Acolaste? haheam (zetfout) rogas zona - 345. ed. I: ho, ho. - 347. ed. I: quia - 348. ed. I: laudo,
voetnoot340. (368).
Boven dit vierde toneel tekent Gnapheus voor het metrum aan: σϰάζοντες Het leek mij te gekunsteld in het Nederlands het komisch effect dezer hinkende verzen na te bootsen.
voetnoot340. (368).
Vgl. Terentius, Eunuch. 8, 1: Ecquis me vivit hodie fortunatior?
voetnoot343. (371).
venditat sese van de verkoper gezegd, die zijn koopwaar aantrekkelijk uitstalt. Stephanus omschreef het daarom al als ostentare. P.L. Carver in zijn commentaar op Palsgrave wijst er op, dat in Amerika heden to sell in deze betekenis wordt gebruikt (to sell a book, doctrine or policy). Ik koos als ons modern aequivalent etaleren.
voetnoot344. (374).
zona was bij de mannen een gordel met geldzak, gordelbeurs of geldriem.
voetnoot346. (376).
Vgl. Terent., Adelph. 985: Quae istaec subitast largitas?
[tekstkritische noot]349. ed. I: hodie, quid - 353. ed. I: est, valeat! insiste - 354. ed. I: curare. Nempe - 359. ed. I: mitte. - 360. ed. I: factum.
voetnoot347. (376).
Vgl. Terent., Heaut., 366: Haec arte tractabat virum; ars heeft hier de betekenis van handigheid, trucje. doli ignarum, de argeloze, eigenlijk hij die van trucjes geen verstand heeft, er niet opverdacht is.
voetnoot348. (378).
lepidum caput, dezelfde aanspraak in Terent., Adelph. 966 en (met verkleinwoordjes) Phorm., 531.
voetnoot360. (389).
Impera... volledig staat er: beveel en houd het er dan voor dat het al geschied is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken