Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorphosis naturalis (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorphosis naturalis
Afbeelding van Metamorphosis naturalisToon afbeelding van titelpagina van Metamorphosis naturalis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.35 MB)

ebook (8.61 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorphosis naturalis

(1660)–J. Goedaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Ofte historische beschryvinghe vanden oirspronk, aerd, eygenschappen ende vreemde veranderinghen der wormen, rupsen, maeden, vliegen, witjens, byen, motten ende dierghelijcke dierkens meer


Vorige Volgende

II. Ondervindinge.

GElijck yder voghel sijnen bysonderen aerdt, heeft ten aensien van sijn gestalte, eygenschappen, plaetsen in welcke sy haer onthouden ende, soo voorts; so mede ten aensien van haer voedtsel ende oirspronck, welcke in verghelijckinghe gestelt zijnde, inde dieren somtijts geheel contrary is. Want daer den Paradijs-voghel gesegt wort sijn woon-plaets inde lucht te hebben, ende sijn aes uyt de wolcken te haelen; so sietmen in tegendeel dat den Hoepentoep sijn voedsel soeckt uyt de vuyligheydt die van menschen ende beesten af-gaet. Dit kan noch klaerder af-ghenomen werden uyt dese made, die wy om de on-

[pagina *3]
[p. *3]


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]

reynigheydt van haeren oirspronck ende vuyle stoffe uyt welcke sy voort kompt, de swijn-made ghenaempt hebben. Want sy onthoudt haer inde vuyle ende stincke ryolen ende heymelickheden in welcke sy oock haren oirspronck heeft uyt een verrottinge die in een vochtige ende warme stoffe aldaer veroirsaeckt wert.

Den langen steert die desen worm heeft, bewaert hem dat hy in het voort-kruypen niet om en rolt, want so haest hy gewaer wort dat hy rollen soude, so weet hy dat door het krommen des steerts daedelick te verhinderen.

Desen worm heeft sich tot veranderinghe beginnen te stellen den 26 Augusti, tot welcken eynde sy ghewoonelick kruypen inde gerren ende

[pagina 22]
[p. 22]

groeven van oude muyren. Sy verblijven in haere veranderinghe den tijdt van seven-thien dagen. Want na dat ick hem daer dus lange hadde sien inliggen, so is daer uyt voort-gekomen een tamme bye Ga naar voetnootd ghelijck af-gebeeldt

[pagina 23]
[p. 23]

is inde tweede af-beeldinge by de letteren A. B. C. waer van A. de maede, B. de veranderinge der selfde, ende C.

[pagina 24]
[p. 24]

de bye vertoont die daer uyt ghekomen is. Welcke in het eerste my scheen sonder vleugels te wesen, want in plaetse vande selve sach ick twee witte plecken van grootte ontrent gelijck een spelden-hooft, als in malkander gevouwen. Doch de bye begon dadelick die witte plaetsen met haer achterste pooten geduyrich uyt te strijcken, ende heeft de selve inden tijdt van ontrent twee uyren so net uyt-gepolystert, datse tot volkomene ende fatsoenelicke vleugelen geworden zijn.

Het voedtsel van dese bye is de soetigheydt diese haelt uyt de bloemen vanden carduus sylvestris, daerse dickmael op gevonden wort. Oock eten dese byen suycker, ende konnen daer mede eenen langhen tijdt in het

[pagina *5]
[p. *5]


illustratie

[pagina 25]
[p. 25]

leven gehouden worden. Sy en zijn niet seer hongerigh, ja konnen den tijdt van een-en-twintigh dagen sonder eenigh voedtsel in het leven blijven: een teycken dat haere ingebooren warmpte seer wel gematight is teghen haere natuyrelicke vochtigheydt.

voetnootd
Het schijnt een vreemde saeck te wesen dat de Byen, (die so uyt-nemende vernuftich zijn ende van welckers wonderlicke wercken ende regeeringhe seer veel, maer echter noyt genoech na waerdigheydt ende waerheydt geschreven is:) uyt sulcken gheringhen stoffe ende onreyne vuyligheydt voort-komen. Het is nochtans seecker (seght Jonstonus in sijn natuyrelicke Historie lib. 1. de insectis) dat uyt verrotte Stieren, Ossen, Koeyen ende Kalvers de Byen geboren worden. Daer wort by-gevoegt dat de Koningen ende Hooft-officieren uyt de hersenen, maer de ghemeene byen uyt het vleesch haren oirspronck nemen. Insgelijx mede uyt het merch van het rugge been: doch dat die uyt de hersenen komen de schoonste, voorsichtichste, sterckste ende grootste bevonden worden.
Vande gewoonlicke voortelinge der Byen wort seer verschillig gevoelt ende geschreven; men siet niet dat tot dat werk de mannekens met de wijfkens t'samen komen. Jonstono teste loco citato, apum coitus visus est nunquam. Sommige meenen dat de koningen alleene de mannekens zyn ende saedt geven tot de voorteelinghe, ende dat se daerom grooter zyn. Den geleerden Vossius schrijft vande voort-settinghe der byen, uyt verhael der gene die met de byen om-gaen, aldus. Den Koningh der byen set syn saedt in yder huysken. Dat saedt heeft de gedaente van een wit blaesken, uyt welcke een wit wormken voort-compt het saedt van slaep-kruydt niet onghelijck. Rontom dit blaesken wort vande gemeene byen uyt den daeuw gedaen een taeye witte vochtigheyd. So dat dese witte vochtigheyt te verghelijcken is by het wit van een ey, maer het saedt des Koninx by het geele des eys. Na dat de gemelde blaeskens met dese taeye vochtigheyt omcingelt zyn. so broeyen de broeyd-byen de selfde uyt. Daerna beginnen sy allenxkens meer en meer te swellen, tot datter eyndelick sulcke wormkens uyt-komen ghelijckmen uyt de vette kaesen siet te voorschijn komen. Ten laetsten worden daer uyt voort-gebracht volmaeckte byen, het velleken open-splijtende, binnen den tijt van thien, twaelf of meer dagen, na dat het bequaem weder is. Siet lib. 4. de idololatria cap. 66. pag. 1531. om dat de byen gesamentlick als in een regeeringe leven, so hebbense in onse duytsche tale daer van haer naem gekregen, om datse by een leven. So dat byen, so veel is als by-een. Om te beter ervarentheydt te nemen van haer voorteelinge, regeringe ende wercken, so dunckt my, datmen daer toe behoorde te gebruycken byen-korven van glas of eenige doorluchtige stoffe gemaeckt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken