Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De vreemdeling.

‘Zal mijne berekening falen?’ vroeg hij halfluide, terwijl hij met groote stappen de kapel op en neder liep. ‘Kan ik dit meisje vertrouwen? Zal zij juist zoo spreken als ik het haar heb gezegd? Dwaas die ik ben, waarom heb ik hare ijdelheid niet wat gestreeld, en haar evenals den vorigen keer nog eens voorgespiegeld hoe groot ik haar zou kunnen maken? Zij stribbelde nu tegen; en bij onze eerste samenkomst glinsterden hare oogen van genoegen, toen ik haar vertelde, dat zij meer pracht om zich zou zien dan hare zoogenaamde prinses. 't Arme kind,’ vervolgde hij, schamper lachende, ‘zal toch spoedig genoeg inzien, welke soort van grootheid ik haar bezorg. Eene verbanning naar Siberië kon haar deel wel eens worden voor hare gehoorzaamheid aan mij... Ha, ha, ha, de luchts-gesteldheid van dat land zou haar zeker niet bevallen, on waarlijk zij is een te aardig bekje, dan dat ik het haar zou toewenschen. Maar als mijne plannen gelukken, als ik....Ha!’ riep hij op eens vroolijker, terwijl hij met zijne armen zwaaide, ‘welk eene schitterende toekomst ga ik dan tegemoet.’

‘Komt ge nog al niet eten?’ vroeg eene stem, die wel uit den grond scheen op te komen.

De vreemdeling gaf geen antwoord, maar trok zijn geestelijk gewaad uit, hing het aan een spijker op, en blies het kleine lampje uit, daarop begaf hij zich tastende naar den tegenovergestelden hoek der kapel, waar hij naar een valluik zocht. ‘Waar is het luik?’ riep hij woedend, omdat hij het niet dadelijk vond. ‘Daar voel ik

[pagina 12]
[p. 12]

het al,’ zeide hij en daalde naar beneden, waar eene oude vrouw hem wachtte. De kamer, of liever de ruimte, waar hij nu binnen-kwam, zag er al zeer ongezellig uit; wel brandde er in den grooten oven een goed dennenvuur, maar het vertrek was daardoor toch nog maar zeer matig verwarmd. Op den oven stonden eenige spijzen gereed, die de oude al een tijd lang met begeerige blikken had aangezien.

‘Ge spraakt luide,’ zeide de vrouw, ‘en gij komt zeer laat.’

‘Het is hier verduiveld koud,’ merkte hij brommend aan, en ging op de houten bank bij den oven liggen.

De oude vrouw legde nog eenige blokken bij het vuur en zeide toen, als om zich te verontschuldigen: ‘Ik durfde geen geruisch maken, terwijl het mogelijk was dat men mij kon hooren. Wie hadt gij bij u?’ voegde zij er schijnbaar achteloos bij.

‘Waarom eten wij geen visch?’ vroeg hij, nadat hij de spijzen in oogenschouw had genomen. ‘Gij weet, het is in de vasten.’

‘Bij den heiligen Nicolaas!’ riep zij blijkbaar verschrikt uit, ‘ik dacht er niet aan, en...’

‘Denk voortaan beter aan uwe godsdienstplichten.’

‘Maar ik had al zooveel moeite om deze spijzen te krijgen, het geld is zoo schaars, alles is zoo duur, en...’

‘Maak mij niet boos,’ bromde de vreemdeling, ‘ik begrijp zeer goed wat ge wilt zeggen; uwe gierige ziel denkt nog wat bijeen te kunnen schrapen, maar geloof niet dat gij mij zult kunnen bedriegen.’

De oude vrouw scheen geneigd om boos te worden, maar nog voor zij het met zichzelve eens was op welke wijze zij haar toorn zou uiten, vervolgde hij luchthartig: ‘Komaan! moedertje, geen ruwe woorden meer tusschen zulke goede vrienden als wij zijn. Op dit oogenblik heb ik uwe diensten noodig, maar zeer spoedig zult gij ze dubbel of driedubbel beloond krijgen, en later, als ge aan deze dagen terugdenkt, zult ge kunnen zeggen, dat ge aan den Staat een dienst hebt bewezen.’

De oude vrouw glimlachte even en ging toen naar eene kast, waaruit zij een fleschje met brandewijn nam. ‘Drink,’ zeide zij, het hem toereikende, ‘dat zal u goed doen.’

De man dronk lachende, omdat hij de bedoeling der oude begreep, doch zette na eenige teugen de flesch naast zich neder en zeide: ‘Voor heden genoeg, de brandewijn maakt de tong te los, en doet dingen vertellen die beter gezwegen zijn.’

[pagina 13]
[p. 13]

‘Slimme vogel,’ pruttelde de oude en zette de flesch, nadat zij die zelve eenige malen aan hare lippen gebracht had, weder in de kast.

De vreemdeling had intusschen den rooden aarden schotel, waarin de zeer vette soep opgedaan of mogelijk ook toebereid was, naar zich toe getrokken en at met blijkbaren smaak; daarna liet hij zich de schaal met vleesch geven, die hij alle eer aandeed, terwiji zij het overschot van de soep opat.

Het vleesch, dat met veel olie en uien toebereid zeker ieder onzer lezers gewalgd zou hebben, smaakte hem zoo goed, dat hij er het oudje zijne tevredenheid over betuigde.

‘Weet gij wat men daar buiten zegt?’ vroeg zij.

‘Welnu?’

‘Dat de keizerin vermoord is door een officier van het leger, Tschoglokoff genaamd.’

‘Onzin.’

‘Is het dan zoo niet?’ vroeg de vrouw belangstellend.

‘Wel neen, de arme jongen is verraden voordat hij zijn voornemen ten uitvoer had kunnen brengen,’ hernam de vreemdeling, zich welbehagelijk op den oven uitstrekkende. ‘Draag zorg mij bij tijds te wekken,’ beval hij, terwijl hij spoedig daarop zijne oogen sloot en in slaap viel.

De oude vrouw scheen voldaan te zijn, tenminste zij knikte herhaalde malen vroolijk met haar hoofd, terwijl zij eerst tot den laatsten kruimel toe opat wat de man had overgelaten en toen zorgvuldig het valluik sloot. ‘Ik heb mij niet bedrogen in mijne veronderstelling, dat ik met een zeer voornaam persoon te doen heb,’ dacht zij, en ging zoo dicht mogelijk ineen gehurkt achter den oven zitten, waar zij spoedig in een even gerusten slaap viel als hij, met wien zij nu al eenige weken hier woonde, zonder dat zij wist wie hij was of wat zijne bedoelingen waren.

Hare geschiedenis is zeer kort. Zij woonde geheel alleen in een klein huisje in het bosch dicht bij Petersburg. Eens op een avond gelastte een vermomd persoon haar dat zij hem naar Petersburg moest volgen, en daar zij geheel alleen was, en dus aan geen tegenstand kon denken, had zij spoedig met behulp van den gemaskerde haar inboeltje bij elkander gepast. Hij had eene slede bij zich, zette haar daarop met al hare bezittingen, en bracht haar naar dit verblijf, zonder iets anders te zeggen, dan dat zij hier eenigen tijd moest

[pagina 14]
[p. 14]

blijven om hem van dienst te zijn, en dat zij, ingeval zij haar plicht deed, die bestond in bedienen en zwijgen, koninklijk beloond zou worden.

Die belofte streelde haar, en met den slaafschen geest en de domme lusteloosheid, die aan de meeste Russen van lage geboorte eigen is, had zij zich spoedig aan haar nieuw leven gewend. Daar zij gewoon was alleen te zijn, kostte het haar geene moeite het bevel van stilzwijgendheid na te komen, behalve bij de boodschappen die zij te doen had. Zij beschouwde haar heer met een soort van eerbied, en ofschoon zij zich soms, zooals dezen avond het geval was, eenige meerdere vrijheid veroorloofde, bleef zij toch te bescheiden, of mogelijk te onverschillig, om hem naar zijne bedoelingen te vragen. ‘Hij was een zeer voornaam persoon,’ dat stond bij haar vast, ‘en den een of anderen tijd zou zij er iets groots van beleven.’ Met die gedachte sliep zij de meeste avonden en ook nu weer gerust in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken