Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij Saartje (ca. 1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij Saartje
Afbeelding van Bij SaartjeToon afbeelding van titelpagina van Bij Saartje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.80 MB)

Scans (19.47 MB)

ebook (6.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Wildschut



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij Saartje

(ca. 1910)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hans en Grietje.

Hans en Grietje waren twee arme weeskinderen. Hunne ouders waren vroeg gestorven, en niemand zorgde voor hen. Zoo gingen zij dan de wijde wereld in en kwamen op een dag in eene hut, waarin een arm huisgezin woonde.

Toen de vrouw in de hut van de kleinen hoorde, dat zij geen vader en geen moeder meer hadden, zeide zij tot haren man: ‘Laat ons die kinderen toch hier houden en vader en moeder voor hen zijn.’

De man echter schudde het hoofd en bromde: ‘We

[pagina 86]
[p. 86]

hebben zelve pas kost en kleeding: hoe zouden we dan nog vreemde kinderen in huis nemen?’

De vrouw evenwel hield niet op met bidden, tot de man eindelijk ‘Ja’ zei.

De kinderen waren zoo blij als wat, toen ze hoorden, dat ze daar blijven mochten. ‘We willen ook heel goed oppassen,’ riep Hans, en Grietje zei: ‘Ge zult nooit verdriet van ons hebben.’

De arme menschen hadden zelve ook twee kinderen; maar die waren nog klein en er moest op gepast worden. Dit deed Grietje dan ook met alle zorg, terwijl de vrouw in den tuin arbeidde. Kleine Hans echter hoedde de koe en de geit.

Als de kinderen anders niet te doen hadden, gingen ze ook wel in het bosch, om boschbessen te zoeken, die ze dan naar de stad brachten en daar verkochten. Zij brachten daarvoor soms nog al een aardig stuivertje mee naar huis, en daar ze in alles zoo braaf en oppassend waren, zei de vrouw wel vaak: ‘De zegen is in ons huis gekomen, sinds wij die arme kinderen hebben opgenomen; want God beloont iedere goede daad.’

Eens gingen de twee weer met bessen naar de stad. Onderweg kwamen zij een oud moedertje tegen, en dat vroeg hun om een stukje brood. De kinderen hadden ieder eene sneê roggebrood in den zak; maar dat gaven zij willig aan de arme oude vrouw, die zoo'n bitter gebrek scheen te lijden.

‘We hebben niet veel,’ zei Hans; ‘maar wat wij hebben, dat geven we graag.’

‘We gaan nu naar de stad,’ zei Grietje, ‘om daar deze bessen te verkoopen. Van 't geld mogen we twee duiten voor ons houden; als ge wachten wilt, dan

[pagina 87]
[p. 87]

breng ik u daar een lekker krentebroodje voor meê.’

‘Goed,’ zei het moedertje; ‘ik wil dan daar onder dien boom gaan zitten en wachten, tot ge weerom komt.’

De kinderen gingen nu naar de stad, die niet ver meer was, en kwamen na een uur terug. Het twee duits krentebolletje hadden ze meegebracht.

Toen ze nu echter weer bij den boom kwamen, schrikten ze; want ze zagen daar een mooi rozenpriëel, dat ze nooit tevoren op die plaats gezien hadden. Uit dit priëel kwam eene schoone dame op hen toe. Twee duiven vlogen op hare schouders en een reetje huppelde aan hare zijde.

‘Lieve kinderen,’ sprak de dame, ‘gij hebt een arm oud moedertje gevoed, en ik wil je daarvoor weer iets geven. Hier hebt ge mooie appelen; gaat daar nu stil mee naar huis.’

De kinderen dankten vriendelijk en gingen naar huis. Toen zij in de hut kwamen, gaven zij de appelen aan vader en moeder en vertelden veel van de schoone dame; maar van het oude moedertje zeiden zij niets.

's Avonds wou men de appels eten, maar bij de eerste sneê vielen er een heele boel blinkende goudstukken uit. De goede menschen wisten zoo heusch niet, wat zij zagen; en de kinderen moesten nu alles haarklein vertellen, ook wat met dat oude moedertje was gebeurd.

Vader en moeder vouwden de handen en dankten God voor den rijken zegen, dien hij hun had doen toekomen. De man kocht nu een grooter huis met veld en akker daarbij; Hans en Grietje moesten op school gaan, om terdeeg wat te leeren, en allen leefden blij en tevreden tot hun einde toe.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken