Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten en rijmen (1836)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten en rijmen
Afbeelding van Gedichten en rijmenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten en rijmen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten en rijmen

(1836)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

Jan de Rijmer's togt naar den Zangberg.

 
Shut, shut the door, good John! fatigued I said,
 
Tie up the knocker, say, I'm sick, I'm dead.
 
The dog-star rages! nay, 't is past a doubt,
 
All Bedlam, or Parnassus, is let out:
 
Fire in each eye, and papers in each hand,
 
They rave, recite, and madden round the land.
 
 
 
pope.
 
Ja, ook ik moet lauwerblad'ren
 
Voor mijn' jongen schedel gad'ren,
 
'k Voel 't! een Godheid blaast mij aan!
 
Dwingt mijn vuist de lier te slaan, -
 
Doet mijn borst van dichtvuur blaken! -
 
'k Voel 't! in laaijen hellegloed,
 
Bruist en zied en kookt mij 't bloed!
 
'k Voel 't! de Zanggodinnen naken; -
 
Razende aandrift sleurt mij meê,
 
Sleept mij voort en doet me een zee
 
Van verheven zangen braken!
 
 
[pagina 19]
[p. 19]
 
't Eene vers aan 't ander knoopend,
 
't Eene rijm op 't ander hoopend,
 
Stijg ik hoog en hooger op
 
Naar des Zangbergs steilen top!
 
Alles om mij heen wordt lichter:
 
Nog één lied! - het stuwt mij voort!
 
'k Naak, 'k betreed het Godlijk oord,
 
'k Zie den hoogen tempelstichter,
 
'k Hoor de murmelende bron, -
 
Ja, dit is de Helikon!
 
Ja, de Rijmer ook is dichter!
 
 
 
Maar, ô Goden! welk gesnater,
 
Welk gerammel, welk geklater,
 
Druischt hier, met een helsch gerucht,
 
Als een onweêr door de lucht!
 
Welk een stroom van eerstelingen,
 
Welk een vloed van poëzij,
 
Met en zonder luim er bij,
 
Stort, door dijk noch dam te dwingen,
 
Als een woeste waterval,
 
Met een donderend geschal
 
Neêr op de arme stervelingen!
 
 
[pagina 20]
[p. 20]
 
Hoor dien zangen-stortvloed klotsen
 
Op de witbeschuimde rotsen
 
Van 't rampzalig Griekenland!
 
Wee u, kroost van 't Oosterstrand!
 
Mogt ge al aan het staal ontkomen,
 
Dat de Sultan voor u wet,
 
Overstelpt, bestookt, verplet
 
Door de waterrijke stroomen
 
Onzer Noordsche poëzij,
 
Hebt ge en zege en slavernij,
 
Treur- en jubelzang te schromen!
 
 
 
Welk een tal van hekeldichten
 
Werpt, als waren 't bliksemschichten,
 
Gindsche Momus naar omlaag! -
 
Met hoe malsch een regenvlaag
 
Van verliefde minnezuchtjes
 
Overstelpt dat dichterkijn
 
Zijn aanvallig mangdekijn!
 
Amors smartjes en genugtjes
 
Stoeijen door zijn teeder lied,
 
Als des avonds door het riet
 
Ambrozijnen lenteluchtjes.
 
 
[pagina 21]
[p. 21]
 
Maar, - - wie drommel zie ik naken?
 
Is 't niet...? Van zijn holle kaken
 
Klinkt het: ‘Godenzonen, ziet,
 
Joost van Vondel is hier niet!
 
In Apollo's lommerdreven
 
Hoort zulk jammerlijk gespuis,
 
Als die stumper is, niet t' huis.
 
Nu, men kan het hem vergeven;
 
Had hij mijn kritiek gekend,
 
Moog'lijk had wel de arme vent
 
Beter verzen neêrgeschreven!’
 
 
 
Hoe, den zanger van het Noorden,
 
Hoe, de zwaan der Amstelboorden,
 
Joost van Vondel, Hollands sier,
 
Joost van Vondel mis ik hier?
 
Is 't begooch'ling, is het logen?
 
Dit Apollo's rijksgebied,
 
En men vindt er Vondel niet!
 
Jan de Rijmer! open de oogen,
 
Jan de Rijmer! rijm niet meer;
 
Werp den doedelzak ter neêr,
 
Reeds te lang zijt gij bedrogen!
 
 
[pagina 22]
[p. 22]
 
Phoebus toch, vermoeid door 't lollen
 
Janken, balken, gagglen, krollen
 
Van het rijmend diergeslacht,
 
Dat op hem als vader pracht,
 
Wierp, verwijderd van de klingen
 
Van des Pindus hoogen top,
 
Nog een' tweeden zangberg op;
 
Deed er een fonteintje springen,
 
Plaatste een' mag'ren knol er bij,
 
En de zangerige rij
 
Kon naar lust des harten zingen.
 
 
 
Ach! in plaats van lauwerblad'ren
 
Voor mijn schedel te vergad'ren,
 
Sierde ook ik mijn' dommen kop
 
Met een Midas-tooisel op!
 
Wijl 'k een rijm te zaam kon flansen,
 
Waande ik, arme liereman,
 
Mij een' bijster grooten Jan;
 
Op den Pindus wilde ik glansen
 
Aan der Barden flonkerkroon,
 
En ik snaterde, ach wat hoon!
 
Onder gaggelende ganzen.
 
 
[pagina 23]
[p. 23]
 
Hang dan, arme Jan de Rijmer,
 
Hang, rampzalig verzenlijmer,
 
Den onteerden doedelzak,
 
Vrij aan gindschen wilgentak!
 
Hang u zelven, fier verheven,
 
Aan den allerhoogsten top
 
Naast het zwijgend speeltuig op;
 
Lauw'ren weigerde u het leven,
 
Laat de dood uw rimp'lig hoofd,
 
Door het rijmen afgesloofd,
 
Met een' wilgenkrans omgeven!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken