Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje
Afbeelding van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekjeToon afbeelding van titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

Scans (8.79 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

(1878)–J.A. van Dijk, J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

7. Johannes en de haan.

Johannes had het leelijke zwak, dat hij des morgens, als het tijd van opstaan was, met geen mogelijkheid uit zijn bed scheen te kunnen komen. Dikwijls moest zijne moeder hem wel tienmaal roepen, en dan was het telkens: ‘Ja moeder! ik kom al!’ maar daar bleef het bij; want zoodra de moeder weg was, legde johannes het hoofd wederom in het kussen en was spoedig opnieuw ingeslapen.

Was dat geene leelijke gewoonte van johannes, lieve kinderen? Zekerlijk doet gij anders. Zeker springt gij terstond vroolijk het bed uit, zoodra gij door vader, moeder, de meid, uw ouder broertje of zusje geroepen wordt, niet waar? Welnu, dat behoort ook zoo. Den morgenstond moet een gezond kind vooral niet verslapen; want te recht zegt het oude spreekwoord: ‘de morgenstond heeft goud in den mond!’ Weet gij wel, wat dit beteekent? Vraag het uwen

[pagina 32]
[p. 32]

meester maar; die zul het u wel duidelijk maken.

Boven de kamer, waar johannes sliep, had de vader een hoenderrek op den zolder. Zoodra nu de dag aan den hemel kwam, en de lieve zou met haar alles bezielend vuur de aarde bescheen, en menschen en dieren tot ontwaken en arbeiden aanspoorde, begon de waakzame haan met zijne vleugels te klappen en kraaide bij herhaling al zijn best: ‘kukeleku! kukeleku!’ Johannes werd daardoor bijna altijd wakker, en was dan bijster knorrig op den haan, dat die hem zoo vroeg in zijne zoete rust kwam storen. - Wat dunkt u, lieve kindertjes! was dat wel verstandig van onzen kleinen slaapkop?

 

***

 

Eens op een morgen, dat johannes weder door zijnen vader genoodzaakt was, te vroeg naar zijnen zin op te staan, om zijne les te leeren, was hij recht knorrig en verbeeldde zich, dat dit de schuld was van den vroolijken en waakzamen haan. Toen hij dus dezen deftig voor de hennen aan zag stappen, terwijl hij nu en dan lustig zijn: ‘kukeleku!’

[pagina 33]
[p. 33]

verhief, werd johannes zoo nijdig op hem, dat hij eenen steen opraapte en daarmede naar den onnoozelen haan gooide.

De vader zag dat juist, en riep: ‘Wat is dat, johannes! - Heeft de arme haan u iets misdaan?’

Johannes sloop beschaamd in huis, zonder antwoord te geven; maar de vader was hiermede niet tevreden, en wilde volstrekt, dat zijn zoon de waarheid zeggen zoude. Eindelijk kwam dan ook het hooge woord er uit: ‘dat hij zoo boos op den stouten haan was, omdat die hem alle morgens in den slaap stoorde.’

‘Dan merk ik wel,’ zeide de vader, ‘dat gij nog niet recht weet, wat de haan met zijn gekraai zeggen wil.’

‘Och, vader! wat zou de schreeuwleelijk mij dan al zoo vroeg te zeggen hebben?’ vroeg johannes.

De vader antwoordde: ‘De waakzame haan, mijn zoon! wil u toeroepen: ‘“Daar hebben wij den lieven, blijden morgen weder! De morgen is de allerbeste tijd om te werken en te leeren. - Johannes, jongen! slaapt gij nog? - Foei! sta op, sta op! - er is nog zoo veel, dat gij

[pagina 34]
[p. 34]

leeren en weten moet. - Kom, wakker uit het bed, en frisch aan de les! De morgenstond heeft goud in den mond.”’ - Dat is het, wat de haan u zeggen wil. Maar zoo gaat het dikwijls met onverstandige kinderen, die hun eigen best nog niet weten; als iemand hun een wijzen en goeden raad geeft, dan mogen zij hem dikwijls niet lijden, of beloonen hem soms wel met ondank.’

‘Dan wil ik voortaan niet meer boos op den haan zijn,’ zeide johannes na eenig nadenken. En toen den anderen morgen, bij het aanbreken van den dag, de haan weder vroolijk met zijne vlerken sloeg en wakker kraaide, zeide johannes: ‘Ja, ja, lief haantje! ik weet nu wel, wat gij zeggen wilt.’ Hij was dadelijk op de been en ging ijverig aan het leeren. Van dezen tijd af, was de waakzame haan altijd de morgenwekker van johannes, en gij kunt niet gelooven, lieve kinderen! hoe de brave jongen nu leerde, wat genoegen de ouders en de meester van hem hadden en hoe hij voortaan geacht en bemind werd door allen, die hem kenden.

Toen hij groot was, werd hij een kundig dok-

[pagina 35]
[p. 35]

ter, die vele ongelukkige zieken van hun lijden verloste en van den dood redde. Dus, kinderen!

 
Verslaapt toch nooit den morgenstond;
 
Want die heeft schatten in den mond.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken