Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sudah, laat maar (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sudah, laat maar
Afbeelding van Sudah, laat maarToon afbeelding van titelpagina van Sudah, laat maar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.51 MB)

Scans (6.18 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sudah, laat maar

(1984)–Paula Gomes–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

V

Op Samosir, het eiland in het Tobameer, lag het eeuwenoude Batakdorp. Voor de paalwoningen stond het verweerde, stenen zitje, een kring van stoelen om een ronde tafel. Hier namen de koning en zijn raadsheren plaats om recht te spreken. De gevangene stond erbij, de handen op de rug gebonden. Hij keek en wachtte. Wanneer hij schuldig bevonden was, werd hij op een stenen blok half doodgeslagen om daarna onthoofd te worden. Zijn lichaam was voor de koning en zijn raadsheren. Ze zaten nog aan de ronde tafel en wachtten tot het hun in rauwe brokken zou worden opgediend.

Zul kwam naar me toe. ‘Dit waren Bataks.’ Hij haalde minachtend zijn schouders op. Je weet dat ik..., jij en ik, wij zijn Atjeeërs.’

Ik zei niets terug. Ik begreep hem. Hij bedoelde dat hij het erg vond. Hij distantieerde zich door te zeggen dat anderen het hadden gedaan. Hij had gelijk. Het was een verhaal uit de oertijd. Het had niets met ons te maken. Of met de gevangenen uit de Jappentijd. Alleen het stenen zitje bestond nog maar. De koning en zijn raadsheren zouden er niet meer plaats nemen. De jaren hadden hen uitgewist. Ze waren er alleen nog maar voor de toeristen. Evenals de souvenirverkopers met hun gebatikte doeken, houten beeldjes, zilveren sirihdoosjes. En de opgetutte kinderen die met strakke gezichtjes in de hete zon dansten tot ze wat gekregen hadden.

Naast het oude was een ander dorp ontstaan. Terwijl in de sawa's de nieuwe plantjes werden uitgezet, stampten vrouwen de padi van een vorige oogst. Ze stonden in een overdekte ruimte boven de grond, zodat ze het werk niet hoefden te staken, wanneer het regende en het water op de weg kwam te staan. Varkens snuffelden onder de paalwoningen. En naast de souvenirverkopers zaten

[pagina 32]
[p. 32]

op hun rieten matten de marktvrouwen met alles wat nodig was voor de dagelijkse kost: groenten voor de sajoer, rode spaanse pepers, jonge maïskolven, vruchten. En ook wel met een grote hoop kleurige lapjes, net genoeg voor een kabaja.

We bezochten verschillende dorpen op het eiland. We voeren in een motorboot op het meer. Op een van de plaatsen waar we aanlegden zag ik voor het eerst weer een waringin. Ik holde er naar toe. Een waringin kon honderden jaren oud worden. Het was een omvangrijke boom met lange, afhangende luchtwortels en met inhammen in de stam, waar je als kind verstoppertje in kon spelen. Voor mij was deze boom het symbool van Indonesië geworden; de sterke boom die daar nog steeds stond, die alles had meegemaakt en die alles wist. Ik strekte mijn hand naar de luchtwortels en raakte ze aan. Ik had het verleden tussen mijn vingers.

Zul stond achter me. ‘Ik weet hoe het vroeger was. Ik heb met mijn ouders gepraat.’

Ik keek op. Ik dacht aan ons gesprek de eerste dag in Brastagi. ‘Wat dan?’

‘Toen de Hollanders er waren had iedereen te eten, er was geen armoede. Toen de Japanners er waren wel. Er was niet genoeg te eten, bovendien werden de mensen geslagen.’

‘Alleen maar dat?’

‘Ja, alleen maar dat.’

Ik vroeg niet verder. Wanneer voor Zul hiermee de kous af was, moest het voor mij ook voldoende zijn.

Maar het verleden bleef zich aan mij vastklampen. Het lag in de donkere koelte van de plantages. Tussen de oliepalmen, waar op de drassige grond nog hetzelfde spoorbaantje lag als toen de Hollanders er nog waren en waar nog hetzelfde treintje puffend kwam aanrijden om de oranje olienoten op te halen.

[pagina 33]
[p. 33]

Het verleden was er ook in de rubberondernemingen tussen de gewonde bomen, die hun sap steeds maar bleven geven in kleine potjes onder aan de gekerfde stam. Het was het domein van de planters van vroeger, die nu in Holland in een flatje zaten of in een huis met een tuintje, waar ze het gras maaiden, de dahlia's opbonden, en die hun kraag opzetten wanneer ze met de hond een eindje om gingen.

In het bos lag onder een afdakje een oud, verschrompeld vrouwtje op een tafel te slapen. Ze werd wakker toen de groep langskwam. Ze hoorde de mensen praten. ‘Hollanders,’ mompelde haar versleten stem, ‘wat geven Hollanders aan een oude vrouw?’ Ze strekte haar hand uit om een aalmoes, een verkreukeld handje waarin het verleden lag.

En ineens waren daar ook de Japanners. Ze liepen in het bos. Twee mannen en een meisje. Ze kwamen mij tegemoet. Ik was weer in het kamp. Je moest voor hen buigen anders werd je geslagen. ‘Kiotské-kéré-naoré.’ En ik was weer op het appèl. We moesten onder hun keurende blikken rechtop staan en richten en in het Japans tellen met hoevelen we waren.

Het meisje groette. ‘Selamat pagi.’ Ze was heel jong. Van na de oorlog.

‘Ken je geen Japans?’

‘Nee, ik ben hier geboren.’

‘Ik wel.’ Ik zei de woorden die ik kende, de scheldwoorden: ‘Kunéro. Bagéro.’ Ik zag de mannen kijken. Ze hadden wél de leeftijd dat ze erbij hadden kunnen zijn. Hun gezichten bleven strak en ondoorgrondelijk. Net als toen. De spleten van hun ogen vernauwden zich. Het kon me niets schelen. Ik deed het erom. Ze mochten gerust weten dat ik op de hoogte was, dat ik wist.

Ik had bij het zien van Japanners eigenlijk nooit meer aan het kamp gedacht. In Holland had ik ze ook ont-

[pagina 34]
[p. 34]

moet. Ze deden mij weinig. De bezettingsjaren waren een afgesloten tijdperk geworden, voorbij, wég.

Geen van de mensen uit Indonesië die na de oorlog plotseling van hun geboortegrond naar Holland waren overgeplant, sprak meer over wat er gebeurd was. We kwamen bij elkaar. We aten lontong, soto ajam of tahu telor. Nooit spraken we over het kamp en de tijd daarna. Of alleen soms, zo ineens, als het in het gesprek zo uitkwam, maar dan altijd iets om te lachen, bij voorbeeld omdat iemand een verkeerd Japans woord had gebruikt - ‘abra musi’ voor ‘smeerolie’, terwijl het ‘lui zijn’ betekende - en toen was afgeranseld.

Maar op een keer, tijdens een gesprek over oorlogsmisdadigers, zei iemand die als krijgsgevangene aan de Birmaroad had gewerkt: ‘We weten niet waar die van ons zijn. Beter maar zo. Voor mijn part mogen ze gelukkig zijn. Wat schieten we ermee op, als ze ongelukkig zijn.’

En een ander: ‘Soms droom ik er nog van.’ Hij keek schichtig. ‘Het is niet hinderlijk,’ voegde hij eraan toe en er werd weer overheen gepraat.

Want de Indische mensen vonden het beter niets te zeggen. Ze hadden iets meegemaakt dat een ander niet begrijpen kon.

‘Jullie zijn er daar uitgegooid, zoals wij de Duitsers er uitgegooid hebben,’ zeiden de Hollanders. En dan stokte het gesprek. En eigenlijk konden de Hollanders het niet helpen, dat de mensen uit Indonesië zich onbegrepen voelden. Dat het koud was en anders. En dat de Indische mensen begonnen waren alles wat er gebeurd was te verdringen.

Maar hier, in het land waar ik vandaan kwam en waar ik het allemaal had meegemaakt, was er niets dat het gebeurde in de weg stond. Ik zag de Japanners op de rug.

‘Verdomme,’ zei ik. Ik zei het hardop. Ik stond alleen.

[pagina 35]
[p. 35]

Niemand hoorde mij. En nog eens: ‘verdomme,’ en nog een keer en net zo lang tot ik weer met de groep de bus in moest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken