diepen in geschriften, die zich kennelijk tot de ‘happy few’ richten, hij moet zich verre houden van de problemen der ‘highbrows’, geen pogingen doen om de duistere schoonheden te ontraadselen van de dichters, waar niemand naar omkijkt behalve enkele snobs. Hij moet zich herinneren, dat zijn dagblad ook in de eenvoudigste buurten gelezen wordt en zich dus bepalen tot de goede, hartelijke, simpele leesstof, die ook daar genoten kan worden.
Ziedaar een redenering, die voor de hand ligt, maar die daarom nog niet juist is. Zij is naar mijn mening niet juist, omdat zij een onjuist uitgangspunt heeft. Zij miskent het wezen van de literatuur, die een verdeling in boeken voor de ‘happy few’ en boeken voor de massa niet toelaat. Een roman van Stendhal, opgedragen aan de ‘happy few’, is in de loop der jaren onder vele ogen gekomen. De grootte van het publiek voor ieder boek is vaak een van toevallige omstandigheden afhankelijke bijkomstigheid. Een van de faktoren, die mede bepalend kunnen zijn voor de hoeveelheid lezers, die een boek krijgt, is juist het oordeel van de kritiek. De kritikus moet zich daar niets van aantrekken, maar alleen oordelen naar de waarde, die hij in het boek ziet. Zijn taak in een dagblad is, dat hij zijn bevindingen meedeelt, niet aan een kleine groep, ook niet aan alle lezers, maar aan ieder, die zich ervoor interesseert. Daarom moet hij dat doen in een taal, die zoveel mogelijk de bij ingewijden gemakkelijk insluipende vaktermen en afkortingen vermijdt.
In een tijd, waarin de kuituur bezig is massakenmerken te gaan vertonen, is het nodig, dat men er zich rekenschap van geeft, dat zij van afkomst een elite-verschijnsel is. In een demokratische samenleving als de onze is de letterkunde maar niet zo uit de demokratische lucht komen vallen. Het is een verschijnsel-in-beweging, dat niet op eenvoudige wijze kan worden geklasseerd. Gedurende de laatste eeuwen is de literatuur nu eenmaal een bezigheid geweest van een kleine bovenlaag, een elite, die de financiële en geestelijke mogelijkheden bezat om zich deze bezigheid te veroorloven. Daarin is nu een kentering gekomen. De boeken worden niet meer geschreven voor de fijne luiden, die in hun salons en hun boudoirs eigenlijk alleen behoefte hadden aan stof voor konversatie, maar voor werkende mensen, die toch de vrije tijd en de geestelijke rijpheid ervoor veroverd moeten hebben.
In de elite heeft zich dus een struktuurverandering voorgedaan, maar de boeken, waarin de beste uitingen van menselijk denken en