ring, waarin de ambten openstaan voor verdienstelijke personen uit alle standen, wordt de aristokratie hypergevoelig voor het taalgebruik. Niet alleen de formules, de aksenten en de woordkeus, maar ook bepaalde fouten en slordigheden worden sakramenteel. Het U en non-U-taalgebruik bestaat niet alleen in Engeland. Het onderscheid wordt overal gebruikt ten bate van de exklusiviteit en de zelfverheffing.
De mensen leggen hun verhouding tot de goden, tot elkaar en tot hun eigen wensen en angsten vast met formules, met woordkeus, met aksentsverschillen. De hogere standen proberen zich zo van de lagere te onderscheiden en de jongere generaties van de oudere. Behalve onze moedertaal spreken wij de taal, die in de mode was, toen wij jong waren en die zijn verschillen, zijn nieuwe vormen, zijn verschoven taboe's en zijn ‘slang’ te danken heeft aan het hardnekkig streven van zoons om zich te onderscheiden van hun vaders.
De mensen hebben dus de neiging om hun identiteit, wie ze zijn en wie ze willen zijn, hun waarde, hun macht en hun wensen vast te leggen in hun sakramentele formules. Men is de taal die men spreekt en men proklameert in die taal tevens zijn aspiraties en zijn beperkingen.
Het wezen van de literatuur nu hangt ten nauwste samen met deze fundamentele neiging. Daarom is de oudste literatuur, of liever, alle literatuur tot vrij kort geleden, poëzie. Alleen wat in een strenge vorm en in een vaste orde gefixeerd was, bezat deze plaatsbepalende macht. Literatuur heeft ook van oudsher samengehangen met het beschavingsstreven, met het vestigen van het onderscheid tussen de beschaafden, de geletterden (aanvankelijk allerminst nog de mensen, die lezen en schrijven konden) en de onbeschaafden, de ruwen, die dichter bij het dierlijke stadium stonden. Tientallen, honderden eeuwen, mag men wel veronderstellen, was de literatuur uitsluitend een zaak van mondelinge overlevering. En de poëzie was aanvankelijk niet te onderscheiden van de zang. Het zingen van de tekst was een middel om het sakramentele karakter ervan, d.w.z. het karakter van onveranderbare toverformules, te verhogen. Het is een techniek, die zijn bruikbaarheid voor gebeden en psalmen behouden heeft. Bij poëzie is het zingen langzamerhand vervangen door ritmische recitatie, al zijn er in kantates, opera's, chansons en musical comedies hedendaagse voorbeelden te over van poëtische teksten, die de melodie niet missen kunnen.
Er heeft zich wel een splitsing voorgedaan. De tekst, die melodie