De geheime tuin
(1963)–H.A. Gomperts–
[pagina 202]
| |
scheppend karakter. Immers wat door bezwering of bewustwording teweeg wordt gebracht, kan als het scheppen van orde worden opgevat. Men kan allerlei inzichten, die de opstellers van de informatieteorie gevonden hebben, toepassen op de literatuur, mits men dat doet met een analogische redenering zonder te rekenen op de strikte geldigheid, die er zou zijn, als de literaire informatie een subklasse was van de informatie in haar cybernetische gedaante. Literatuur kan ten dele onder de kategorie ‘informatie’ begrepen worden, maar onttrekt er zich ten dele ook aan. Zo kan men informatie op allerlei manieren koderen. Zij kan in gekodeerde vorm het vereiste resultaat uitlokken als de ontvanger een op die kode ingestelde machine is. Is de ontvanger een mens, die de informatie in zijn bewustzijn verwerken moet, vóórdat hij erop kan reageren, dan moet de informatie eerst weer gedekodeerd worden. De taal en de woordkeuze doen daarbij niet ter zake. Het gaat alleen om de inhoud van het bericht. De literaire informatie daarentegen hangt ten nauwste samen met de gebruikte kode, d.w.z. met de taal waarin zij is vervat. Een wetenschappelijke verhandeling, een feitelijk bericht b.v. van militaire aard profiteert niet van de taal, die nodig is voor het overbrengen. Integendeel, die taal is een handicap. Het bericht zou gebaat zijn bij een veel minder met associaties beladen kode dan de taal is. De wetenschap bedient zich niet zonder reden bij voorkeur van formules met lettersymbolen en van een gespecialiseerde terminologie, die men met een onvriendelijke term ‘vakjargon’ noemt. Leibnitz heeft er zich al op toegelegd om een soort van universele tekentaal te vervaardigen. Voor allerlei soort informatie is de historisch gegroeide taal met zijn dubbelzinnigheden, emotionele associaties en uitstralingen een belemmering. Voor de menselijke omgang daarentegen zou een geformaliseerde symbolische kode, zoals de exakte wetenschappen zouden kunnen gebruiken, een afschuwelijk ding zijn. De mededelingen in de konversatie immers betekenen vaak heel iets anders dan hun letterlijke inhoud. Zij zijn vaak terreinverkenningen, opvullingen van een onvriendelijke stilte en zij zijn in hun strekking en werking geheel afhankelijk van de toon en het timbre van de stem. De sinds eeuwen in de taal verwerkte ervaring, dat het in allerlei situaties nodig is geluiden te maken, die hoegenaamd niets betekenen, ontbreekt in iedere geformaliseerde wetenschappelijke kode. Deze behoeften van de omgangstaal gelden op een iets andere, | |
[pagina 203]
| |
maar toch verwante manier voor de literaire taal. De schrijver van literaire taal wordt niet door de eigenaardigheden van zijn medium gehandicapt. Juist omdat die gebreken, die dubbelzinnigheden, die holle klanken er in zijn, juist omdat synoniemen b.v. hemelsbrede verschillen van associaties en achtergronden kunnen suggereren, kan hij dit medium als uitdrukkingsmiddel gebruiken. Door middel van zijn taal kan de schrijver zich ook de verkeerde lezer van het lijf houden, degeen die hem alleen maar kan misverstaan. De taal, zoals een schrijver haar gebruikt, kan ook de funktie krijgen van geheimtaal, die voor sommige mensen veel moeilijker te ontcijferen is dan de geheimste kode. In de vorige oorlog was er geen legertelegram in geheime kode gesteld, dat niet na enige inspanning door de intelligence kon worden ontcijferd. Maar ik ben er niet zo zeker van, dat die slimme heren een roman van Henry James hadden kunnen ontcijferen, om van Finnigans Wake van Joyce maar te zwijgen. De literatuur, die zich in toenemende mate bezig houdt met het innerlijk leven van de mensen, kan haar informatie alleen overbrengen, indien de lezer in staat is die informatie te herkennen, omdat hij overeenkomstige of voor hem mogelijke ervaringen erin kan terugvinden. |
|