De geheime tuin
(1963)–H.A. Gomperts–
[pagina 210]
| |
Bij de literatuur (evenals bij het toneel en de film) is een dergelijke ontwikkeling onwaarschijnlijk, omdat zij in strijd zou zijn met het wezen van die kunsten, die juist op de konkrete menselijke ervaringen betrekking hebben. Op de vormverering van de estetiek, een europees verschijnsel, dat in onze letteren zijn intrede deed met de beweging van tachtig, moest daarom wel een verdediging volgen van het overwegend belang van de inhoud. Zij kwam op verschillende plaatsen in verschillende termen. T.S. Eliot stelde de eis, dat de wereldbeschouwing, die in een gedicht is uitgedrukt, samenhangend is, rijp en gebaseerd op ervaringsfeiten. André Gide gebruikte het criterium van de autenticiteit en ten onzent stelde het tijdschrift Forum het principe van de persoonlijkheid als literaire norm. Al deze maatstaven hebben gemeen, dat zij een eerherstel van de inhoud in de literatuur beogen. Zij hebben gemeen, dat zij konklusies zijn, die ook uit buitenliteraire gegevens kunnen worden getrokken. Een politikus of een geleerde of een filosoof kan een persoonlijkheid zijn, uit wiens daden of mededelingen tot rijpheid, tot autenticiteit en tot andere kwaliteiten kan worden besloten. De norm van de ‘persoonlijkheid’ is bovendien moeilijk te hanteren bij schrijvers, die vaak gekompliceerde wezens zijn met zwakke of tegen zich zelf verdeelde karakters. Vele grote schrijvers waren weinig sympatiek, mensen met ‘moeilijkheden’, ten dele onrijp, ten dele onecht, die uit hun onsamenhangende ideeën, uit hun verwarringen en innerlijke konflikten waardevolle literatuur hebben gemaakt. In hun boeken zijn zij vaak niet autentiek, staan zij niet rechtstreeks voor hun waarheden in, omdat die innerlijke konflikten dat verhinderen. Zij zijn gemaskerd en hun waarheden zijn gemaskerd en voorzover zij werkelijk een ‘coeur mis à nu’ aanbieden, voldoet het niet aan de etische normen van deze literaire kritiek. Het begrip ‘informatie’ kan ons nu, lijkt mij, in zoverre van dienst zijn, dat het de nadruk legt op het overwegende belang van de inhoud in de literatuur zonder de beperking van het etisch vooroordeel. Literatuur moet mededeling zijn van menselijke ervaring, maar die mededeling kan niet afzonderlijk gesteld worden tegenover de vorm en niet gewaardeerd worden via de hulpkonstruktie van een gefingeerd karakter. De vorm is niet alleen een voorwaarde voor het zichtbaar worden van de inhoud, hij is ook bestanddeel van de literaire informatie, | |
[pagina 211]
| |
omdat het sakramentele karakter, dat de literatuur kenmerkt, daarin is vastgelegd. In de twee besproken gedichten brengt de vorm het belangrijkste deel van de literaire informatie over. De positie-bepaling van de dichter is er geheel van afhankelijk. De levenslust in het eerste, de vermoeidheid en de weerzin in het tweede blijken niet rechtstreeks uit de inhoud. Maar het zou ook onjuist zijn om uit deze gegevens konklusies te trekken omtrent de karakters van de dichters, die zich immers uit een of meer gemoedsstemmingen of schijngestalten niet laten aflezen. De literaire informatie is de ervaring van de aandachtige lezer. Zij is geen verborgen esoterische grootheid, die met vage termen als ‘schoonheid’ kan worden afgedaan. Zij is wel degelijk toegankelijk, geschikt om geanalyseerd en omschreven te worden. De waarde, die deze gedichten voor de lezer hebben, is afhankelijk van de literaire informatie, die zij hem geven en deze is evenredig met de onwaarschijnlijkheid ervan, d.w.z. met de geringheid van de kans, dat zij zich voordoet. In beide gevallen zijn de inhouden van de gedichten bijzonder waarschijnlijk, want zij behelzen niets buiten de gewone dingen, die op het rivierenlandschap betrekking hebben, niets dat de vermelding waard is. Maar in het geval van het kinderliedje is de manier, waarop de beleving van de aanbrekende dag in een baldadig geformuleerd rijmpje is ondergebracht, nogal verrassend. In het gedicht van Marsman is het samenbrengen van het met heimwee beleefde rivierenlandschap met weerzin en angst nogal onverwacht. In beide gevallen heeft men een onwaarschijnlijk resultaat, dat toch zonder moeite kan worden herkend.
1960 |
|