Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

Scans (2.91 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

(1948)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 526]
[p. 526]

Verantwoording van inhoud en volgorde

De lyriek uit de eerste twintig jaren van Gorters dichterschap is door hem achtereenvolgens gebundeld en herdrukt in:

Verzen (1890); De School der Poëzie (1897); Verzen (1903); De School der Poëzie (3 dln; 1905); Verzen (2 dln; 1916); De School der Poëzie (2 dln; 1925).

De School der Poëzie (1897) bevat tot bl. 86 een selectie uit Verzen (1890) in sterk gewijzigde volgorde; de bln. 89-220 geven nieuw werk, voor een klein deel gepubliceerd in de Nieuwe Gids 1890-1893; belangrijke Nieuwe Gids-bijdragen uit deze jaren bleven echter in 1897, en daarmee voorgoed, ongebundeld.

Verzen (1903) is een ongepagineerde uitgave, waarvan het eerste gedicht gerekend wordt op bl. 7 te staan. Het omvat vier afdelingen, waarvan het niet waarschijnlijk is, dat zij de chronologische orde weergeven. Een klein getal van deze gedichten, die tussen 1897 en 1903 ontstaan zijn, was eerder gepubliceerd in de Nieuwe Tijd; drie Nieuwe Tijd-bijdragen evenwel bleven in 1903, en daarmee voorgoed, ongebundeld.

De School der Poëzie (1905) bevat in deel I een slechts weinig gewijzigde herdruk van Verzen (1890). Deel II bevat tot bl. 89 een beknopte bloemlezing uit De School der Poëzie (1897) bl. 89-220. Deel II na bl. 93, benevens deel III, bevat een volledige herdruk van Verzen (1903), echter in een zeer gewijzigde volgorde, en op allerlei plaatsen aangevuld met gedichten, waarvan enkele in de Nieuwe Tijd waren gepubliceerd.

Verzen (1916) bevat in deel I tot bl. 122 een ruime selectie uit Verzen (1890), echter in sterk gewijzigde volgorde, en met tussenvoeging op bl. 87 van een eerst in 1905 gepubliceerd gedicht. De bl. 123-138 geven een uiterst geringe keur uit De School der Poëzie (1897) bl. 89-220; voorts bevat bl. 139 een drieregelig gedicht, dat hier voor het eerst bekend gemaakt werd. Deel II bevat op bl. 33-101 de herdruk van Een klein Heldendicht, en op bl. 1-28 en 105-115 een kleine selectie uit Verzen (1903) en De School der Poëzie (1905) deel II na bl. 93, en deel III, alweer in gewijzigde volgorde.

[pagina 527]
[p. 527]

De School der Poëzie (1925) tenslotte is een onveranderde herdruk van Verzen (1916), al is er vooral in de leestekens soms enig verschil.

 

Ofschoon het onwaarschijnlijk is, dat in de vroegste uitgaven de gedichten chronologisch zijn geplaatst, is dit in de latere wellicht nog minder het geval. Daarom zijn de enige twee bundels, die niet het karakter van een bloemlezing dragen, nl. Verzen (1890) en Verzen (1903), in deze volledige editie centraal gesteld en integraal herdrukt. Zo bestaat dus De School der Poëzie thans uit een groep Individualistische Verzen en een groep Socialistische Verzen, die elk ongeveer tien jaar omvatten en beide verdeeld zijn in zes afdelingen. De eerste groep is als volgt samengesteld:

I: volledige herdruk van de Verzen (1890), met vóórvoeging van Gorters debuut-gedicht in de Nieuwe Gids, dat in 1890 waarschijnlijk door een misverstand ongebundeld is gebleven, maar in alle latere drukken voorkomt, zij het op een willekeurige plaats middenin.

II: De Dagen, negen fragmenten, waarvan acht werden gepubliceerd in de Nieuwe Gids, October 1890, welke acht fragmenten nimmer volledig herdrukt zijn. Het negende is voor het eerst verschenen in De School der Poëzie (1897) en stond daar afzonderlijk, na de Kenteringssonnetten. Hoewel dit misschien gelden mag als bewijs dat het iets later is ontstaan, werd het terwille van de samenhang hier bij z'n soortgenoten geplaatst. Het gedicht: ‘Gingen de straten heen in eindeloosheid’, dat in 1916 als fragment van De Dagen werd herdrukt, is in de oudere drukken een apart vers, in de NG zelfs met een eigen titel; het is dus hier als zodanig gehandhaafd, en opgenomen in de volgende groep.

III: de kortere lyriek, hetzij in de Nieuwe Gids gepubliceerd tussen De Dagen en de Kenteringssonnetten, hetzij in De School der Poëzie (1897) tussen deze beide groepen geplaatst.

IV: de Kenteringssonnetten - de naam is van Henriette Roland Holst - 36 stuks, waarvan er 32 verschenen in de Nieuwe Gids van Augustus 1891 en vier in de Nieuwe Gids van Juni 1893; tussen

[pagina 528]
[p. 528]

deze data heeft Gorter geen andere verzen gepubliceerd. Van deze sonnetten bevat de uitgave van 1897 nog 31, de uitgave van 1905 nog 13, en die van 1916 slechts één.

V: Balder, zeven fragmenten, gepubliceerd in de Nieuwe Gids van Augustus 1893, dus direct na de laatste vier sonnetten: nimmer herdrukt. Het is de laatste bijdrage van Gorter aan de Nieuwe Gids.

VI: al het overige werk dat voor het eerst in 1897 werd gepubliceerd: de Spinozistische gedichten. Alleen het eerste hiervan is gedateerd: Dec. '92. Deze gedichten zijn waarschijnlijk ontstaan tijdens het vertalen van Spinoza's Ethica, welke vertaling in 1895 werd uitgegeven.

Het drieregelige gedicht, dat in 1916 voor het eerst gepubliceerd werd als slot-vers van de niet-socialistische poëzie, maar waarvan de tijd van ontstaan onbekend is, werd in deze complete uitgave geplaatst als inleidend gedicht vóór de socialistische groep, die als volgt is samengesteld:

I:herdruk van Verzen (1903), afdeling I.

II:herdruk van Verzen (1903), afdeling II, met tussenvoeging van het gedicht: In 't lichte Oosten kwam de zon, dat in de Nieuwe Tijd, jrg 6, gepubliceerd werd vlak vóór: De dag gaat open als een gouden roos, maar dat ongebundeld bleef; en voorts met verdubbeling van: ‘Gedoken zit ik in de ruimte’ wegens de zo belangrijke wijziging in vs 7.

III:herdruk van Verzen (1903), afdeling III.

IV:herdruk van Verzen (1903), afdeling IV, met tussenvoeging van de twee gedichten: ‘Ik heb een zeer schoon man gezien’ en: ‘Er treedt een man mij aan’, hier herdrukt vóór en nà ‘Een man trad op mij aan’, zoals dit drietal ook te vinden is in de Nieuwe Tijd, jrg 5.

V:herdruk van alle gedichten die in De School der Poëzie (1905) gepubliceerd zijn en die niet voorkomen in eerdere uitgaven; de stellig nogal willekeurige volgorde is niet gewijzigd.

VI:het enige gedicht dat onmiddellijk bij de uitgave van 1905 aansluit: De propaganda, gepubliceerd in de Nieuwe Tijd, elfde jrg (1906).

[pagina 529]
[p. 529]

Door de integrale herdruk van Verzen (1890) en Verzen (1903) is Gorters werk hier gehandhaafd in de aanvankelijk door hem gewenste vorm, terwijl de overige afdelingen, hoewel ze in détails niet geheel chronologisch zullen zijn, zich toch strikt houden aan de data van eerste publicatie, en daardoor het litterair-historische beeld van Gorters ontwikkelingsgang nauwkeurig weergeven. De teksten in de verschillende drukken vertonen weinig varianten, en deze gaan zelden verder dan de leestekens of de verbetering van een fout. Tenzij anders staat aangegeven, werd steeds de oudste versie gevolgd. De verschillende vindplaatsen zijn bij elk gedicht volledig vermeld.

 

De gedichten, thans als bijlage III voor het eerst openbaar gemaakt, bevinden zich deels in het Gorter-archief van Mejuffrouw Clinge Doorenbos, anderdeels en wel als copieën, in het Diepenbrock-archief van Mevrouw Th. Vermeulen-Diepenbrock. Prof. Mr Dr P.N. van Eyck was zo welwillend ons op het bestaan van deze tweede groep Gorteriana te wijzen. Aan hem en aan Mevrouw Vermeulen, die ze ter publicatie afstond, zijn we veel dank verschuldigd voor deze belangrijke aanvulling der complete uitgave.

Het gedicht: ‘Ik wilde wij woonden alleen te samen’ is in twee vormen bewaard gebleven: de gehele tekst bestaat in afschrift, terwijl bovendien van de vzn 13-26 een autogram aanwezig is, voorafgegaan door de zin: Ik heb zoo'n lust om lieve woordjes te fluisteren. - Het maakt de indruk, alsof Gorter dit gedicht aldus in zijn verlovingstijd heeft geschreven, en er de vzn 1-12 later vóor heeft geplaatst. De gedrukte tekst volgt uiteraard voor de vzn 1-12 de copie, maar voor de vzn 13-26 het originele handschrift. Geen andere wijzigingen zijn aangebracht dan het toevoegen van de streepjes vóor en na vs 3, en voorts een enkele punt.

Van de twee volgende jeugdwerken, Lucifer en de reeks Sonnetten, is niet te bepalen in welke volgorde ze zijn ontstaan. De enige betrouwbare datum biedt sonnet VIII, dat in de vzn 12-13 een gevarieerde ontlening bevat aan een sonnet van Kloos, gepubliceerd in de Nieuwe Gids van October 1885.

[pagina 530]
[p. 530]

Lucifer is door Gorter geschreven op de rechterpagina's van twaalf dubbele velletjes postpapier, om elkaar heen gevouwen; alleen tegen het slot zijn ook een paar linkerbladzijden gebruikt. Het handschrift bevat betrekkelijk weinig varianten; in de gedrukte tekst is een enkel leesteken toegevoegd.

De Sonnetten zijn door Gorter geschreven op de rechterpagina's van een zestal dubbele velletjes postpapier, eveneens om elkaar heen gevouwen. Van het tweede velletje mist evenwel de achterste helft, waarop sonnet XI heeft gestaan. De tekst is met paarse inkt geschreven, maar met romeinse cijfers in zwarte inkt erboven; een uitzondering vormt sonnet VIII dat in z'n geheel zwart is. Het manuscript bevat zeer weinig varianten; in de gedrukte tekst is het woord ‘Sonnetten’ alsmede een enkel leesteken toegevoegd.

‘Een dag van 't jaar’ dateert blijkens de correspondentie met Diepenbrock uit het voorjaar van 1889, dezelfde tijd dus dat Gorter een groot deel van zijn sensitieve verzen schreef. Het bleef in het Diepenbrock-archief bewaard in een afschrift door Gorters moeder gemaakt, die het dan ook opdroeg ‘Aan Fonsje’. In het gedicht ontbreekt een regel, op bl. 490 door enkele punten aangegeven.

Middenin de tekst, zelfs tussen twee bijeenbehorende rijmwoorden in, vindt men het gedicht: ‘Toen de tijden bladstil waren lang geleen’. De mogelijkheid bestaat dat Gorter dit vers opeens geschreven heeft, terwijl hij eigenlijk werkte aan het andere; een tweede mogelijkheid is, dat het op een los velletje toevallig tussen deze tekst is geraakt toen Mevrouw Gorter-Lugt bezig was met overschrijven. Het is in elk geval duidelijk, dat het geen onderdeel is van dit omvangrijke en samengestelde gedicht; ter plaatse waar het werd weggelaten, op bl. 503, is een sterretje gedrukt. Aangezien Gorter reeds in 1890 met dit merkwaardige sensitieve werk niet meer tevreden was, bleef het ongepubliceerd. In de gedrukte tekst zijn een paar kennelijke schrijffouten verbeterd en enkele komma's en punten toegevoegd, terwijl door een kleine uitbreiding van de Romeinse cijfers de bouw iets duidelijker kon worden aangegeven: een voorzang; twee zangen, elk bestaande uit twee delen ge-

[pagina 531]
[p. 531]

scheiden door een intermezzo; en een slotzang. Ook de datum is toegevoegd.

Het laatste vers: ‘Jeugd ziet van God in elk ding de essentie’ is in het Diepenbrock-archief bewaard in een afschrift, gemaakt door Gorters vrouw. Behalve de hier gedrukte tekst bevat dit afschrift ook, en wel onmiddellijk erop volgend, het gehele eerste Spinozistische gedicht: ‘Substantia infinita extensa et cogitans’. Blijkens Gorters brieven is dit vers in December 1892 geschreven; evenals een enkel leesteken is ook deze datering door ons toegevoegd.

 

G. Stuiveling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken