Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

Scans (2.91 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

(1948)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 532]
[p. 532]

Verantwoording van de tekst

Individualistische verzen
I

's Morgens op het witte laken   *11
  NG 4 II: 424; 1897: 57; 1905 I: 93; 1916 I: 88; 1925 I: 88. In de NG titel: Een meisje. Tekst volgens 1897. In 1916 en 1925 zijn de vzn 5-8 geschrapt.  
Toen de tijden bladstil waren, lang geleen   12
  NG 4 II: 425; 1890: 1; 1897: 1; 1905 I : 1; 1916 I:1; 1925 I:1. In de NG titel: Een meisje. Tekst volgens 1890. In NG heeft vs 3: gekleurd (latere drukken: bleeklicht).  
Ik zat toen heel stil te werken   13
  NG 5 I: 126; 1890: 2; 1897: 2; 1905 I: 2; 1916 I: 2; 1925 I: 2. In de NG titel: Verleden. Tekst volgens 1905.  
O als de zon schijnt   14
  1890: 3-4; 1897: 3-4; 1905 I: 3-4; 1916 I: 3-4; 1925 I: 3-4. Tekst volgens 1897.  
Wij zilvren wezens, nevellichten, gewassen   16
  1890: 5; 1897: 5; 1905 I: 5; 1916 I: 5; 1925 I: 5. Tekst volgens 1905.  
Gij zijt een stille witte blinkesneeuw   17
  1890: 6, 7, 8; 1905 I: 6; 1916 I: 6; 1925 I: 6. In 1890 drie aparte gedichten, in de overige drukken samen één gedicht. De door ons gevolgde zetwijze wil hiertussen het midden houden.  
O koele zwarte ademen van den nacht   18
  1890: 9-11; 1905 I: 7-9; 1916 I: 7-9; 1925 I: 7-9.  
De zon. De wereld is goud en geel   20
  NG 5 I: 125; 1890: 12; 1897: 24; 1905 I: 10; 1916 I: 10; 1925 I: 10. In de NG titel: Voor een huis. Tekst volgens 1897.  
De stille weg   21
  1890: 13; 1897: 25; 1905 I: 11; 1916 I: 11; 1925 I: 11.  

[pagina 533]
[p. 533]

In de zwarte nacht is een mensch aangetreden   22
  1890: 14-16; 1897: 18-20; I: 12-14; 1916 I: 12-14; 1925 I: 12-14. Tekst volgens 1897. Het handschrift van dit gedicht, uit het Witsenarchief thans in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, draagt het onderschrift: Bij den dood van Anna Witsen in 1889.  
De boomen waren stil   25
  NG 5 I: 389; 1890: 17; 1897: 21; 1905 I: 15; 1916 I: 15; 1925 I: 15.  
De heide is maar stil   26
  NG 5 I: 390; 1890: 18; 1897: 22; 1905 I: 16; 1916 I: 16; 1925 I: 16. Tekst volgens 1890. In de NG luidt vs 4: het ronde zonnelicht.  
Het is weebleekerig grijs   27
  NG 5 I: 391; 1890: 19; 1897: 23; 1905 I: 17; 1916 I: 17; 1925 I: 17. Tekst volgens 1897.  
Een kind dat altijd verlangt   28
  1890: 20; 1905 I: 18; 1916 I: 18; 1925 I: 18.  
Beweging is vóór me ongewis   29
  1890: 21-23; 1897: 27-29; 1905 I: 19-21; 1916 I: 19-21; 1925 I: 19-21. Tekst volgens 1905, behoudens het in vs 48 door ons toegevoegde samentrekkingsteken op: gewaân.  
Ik ben alleen in het lamplicht   32
  1890: 24; 1897 : 26; 1905 I: 22; 1916 I: 22; 1925 I: 22.  
Toen zag ik je   33
  1890: 25-27; 1897: 30-32; 1905 I: 23-25; 1916 I: 23-25; 1925 I: 23-25. Tekst volgens 1897.  
Ik zat eens heel alleen te spelen   35
  1890: 28-30; 1897: 8-10; 1905 I: 26-28; 1916 I: 26-28; 1925 I: 26-28. Tekst volgens 1897, behoudens weglating van de komma achter vs 35, overeenkomstig 1890.  
Gij staat zoo heel, heel stil   37
  1890: 31; 1897: 61; 1905 I: 29; 1916 I: 29; 1925 I: 29.  
Schaduwen wand'len in haar oogezalen   *38
  1890: 32; 1905 I: 30; 1916 I: 30; 1925 I: 30. Tekst  

[pagina 534]
[p. 534]

  volgens 1905. In 1916 en 1925 zijn de vzn 4-12 geschrapt.  
Mijn liefste was dood   *39
  1890: 33-40; 1897: 11-12, 13-14, 15; 1905 I :31-32, 33-34, 35; 1916 I: 31-32, 33-34, 35; 1925 I: 31-32, 33-34, 35. Tekst volgens 1890, behoudens vs 1: Mijn (1890 drukfout: Mijnt); vs 43: om me (1890: om); vs 90: groenige (1890: groenege); vs 100: Groene (1890: groene); vs 141: tegemoet - (1890: tegemoet. -); vs 145: regenbogen (1890: regebogen); en toevoeging van komma's achter vs 37 en in vs 98. Door schrapping van de vzn 48-86 en 117-167 zijn in alle latere drukken drie afzonderlijke gedichten ontstaan.  
Ik proefde de lauwe luchten   46
  1890: 41; 1905 I: 36; 1916 I: 36; 1925 I: 36.  
Voel je den nacht   47
  1890: 42-44; 1897: 33-35; 1905 I: 37-39; 1916 I: 37-39; 1925 I: 37-39. Tekst volgens 1897.  
De lente komt van ver, ik hoor hem komen   49
  NG 5 II: 277-278; 1890: 45-47; 1897: 36-38; 1905 I: 40-42; 1916 I: 40-42; 1925 I: 40-42. Tekst volgens 1897.  
Het strand was stil en bleek   51
  1890: 48; 1897: 54; 1905 I: 43; 1916 I: 43; 1925 I: 43.  
Hè ik wou jij was de lucht   52
  1890: 49; 1905 I: 44; 1916 I: 44; 1915 I: 44.  
Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken   53
  1890: 50; 1897: 62; 1905 I: 45; 1916 I: 45; 1925 I: 45.  
Ik was toen een arme jongen   54
  1890: 51-53; 1897: 39-41; 1905 I: 46-48; 1916 I: 46-48; 1925 I: 46-48. Tekst volgens 1897.  
Haar oogen tintelkelken   57
  1890: 54; 1897: 55; 1905 I: 49 en 62; 1916 I: 49; 1925 I: 49.  
Stil zit ze, kijkt voor zich   58
  1890: 55; 1905 I: 50; 1916 I: 50; 1925 I: 50.  
't Is zwart en donker   59
  1890: 56; 1897: 64; 1905 I: 51; 1916 I: 51; 1925 I: 51. In 1925 heeft vs 11: zingt; alle andere drukken: zing.  

[pagina 535]
[p. 535]

Het was in den zwarten nacht   *60
  1890: 57; 1897: 65; 1905 I: 52; 1916 I: 52; 1925 I: 52. In 1905, 1916 en 1925 zijn de vzn 6-9 geschrapt.  
Het regende in de stad   61
  1890: 58; 1897: 66; 1905 I: 53; 1916 I: 53; 1925 I: 53.  
Zacht kwam ze als jonge sneeuw   62
  1890: 59-62; 1897: 42-45; 1905 I: 54-57; 1916 I: 54-57; 1925 I: 54-57. Tekst volgens 1916, behoudens weglating van komma na vs 26, overeenkomstig 1890.  
En ik bij de stille zeeën   65
  1890: 63-64; 1897: 46-47; 1905 I: 58-59; 1916 I: 58-59; 1925 I: 58-59. Tekst volgens 1897, behalve de plaatsing van het deelteken in vs 16: sneeuwweeë (alle drukken: sneeuwweëe).  
De lucht was geel als gele chrysanthemen   66
  1890: 65; 1897: 6; 1905 I: 60; 1916 I: 60; 1925 I: 60. Tekst volgens 1897.  
Gij zijt een bloem, een lichte roode bloem   67
  1890: 66; 1905 I: 61; 1916 I: 61; 1925 I: 61.  
In de stilte van de stad   68
  1890: 67; 1897: 55; 1905 I: 62; 1916 I: 62; 1925 I: 62.  
's Avonds in 't donker doet ze de oogen dicht   69
  1890: 68; 1905 I: 63; 1916 I: 63; 1925 I: 63.  
Onz' hoofden weenen en zijn genegen   70
  1890: 69; 1897: 7; 1905 I: 64; 1916 I: 64; 1925 I: 64. Tekst volgens 1897.  
's Nachts dan is 't leven haar zoo hel en roode   *71
  1890: 70; 1905 I: 65.  
Toen bliezen de poortwachters op gouden horens   72
  1890: 71-72; 1897: 58-59; 1905 I: 66-67; 1916 I: 65-66; 1925 I: 65-66. Tekst volgens 1916.  
Ik zat eens heel alleen te denken   73
  1890: 73-75; 1897: 48-50; 1905 I: 68-70; 1916 I: 67-69; 1925 I: 67-69. Tekst volgens 1905 met toevoeging van een koppelteken in vs 46, overeenkomstig 1916.  

[pagina 536]
[p. 536]

De straalpralende dag   75
  1890: 76; 1897: 68; 1905 I: 71; 1916 I: 70; 1925 I: 70.  
Het gouden zongezwier   76
  1890: 77; 1897: 69; 1905 I: 72; 1916 I: 71; 1925 1: 71.  
't Is alles weenen, de storm, het huis   77
  1890: 78; 1897: 70; 1905 I: 73; 1916 I: 72; 1925 I: 72.  
Een roode roos is in mijn hand   78
  1890: 79-80; 1897: 51-52; 1905 I: 74-75; 1916 I: 73-74; 1925 I: 73-74. Tekst volgens 1905.  
Mijn handen zijn zoo heet   80
  1890: 81; 1897: 71; 1905 I: 76; 1916 I: 75; 1925 I: 75.  
Ergens moeten toch zijn de lichte watren van haar oogen   81
  1890: 82; 1897: 72; 1905 I: 77; 1916 I: 76; 1925 I: 76.  
In de verte zag ik blanke wateren   82
  1890: 83; 1897: 73; 1905 I: 78; 1916 I: 77; 1925 I: 77.  
Ik had zoo lang rondgeloopen   *83
  1890: 84-85; 1905 I: 79-80.  
Ik wilde ik kon u iets geven   85
  1890: 86-87; 1897: 77-78; 1905 I: 81-82; 1916 I: 78-79; 1925 I: 78-79.  
Ze zat daar rechtop en keek   *87
  1890: 88; 1905 I: 83. Tekst volgens 1890, behalve punt na vs 2.  
Ik lag te slapen op mijn bed   88
  1890: 89-91; 1905 I: 84-86; 1916 I: 80-82; 1925 I: 80-82. Tekst volgens 1905.  
Ik liep 's avonds door mijne stad   91
  NG 5 I: 392-393; 1890: 92-93; 1897: 16-17; 1905 I: 87-88; 1916 I: 83-84; 1925 I: 83-84. Tekst volgens 1897. In de NG titel: Een koning.  
Samen te loopen tusschen breede zeeën   *93
  1890: 94-96; 1897: 53; 1905 I: 89-91; 1916 I: 85; 1925 I: 85. Tekst volgens 1905. In 1897, 1916 en 1925 zijn de vzn 12-65 geschrapt.  
Zachtlichte lentenen   *96
  NG 5 II: 274; 1890: 97-98; 1897: 56; 1905 I: 92; 1916 I: 86;  

[pagina 537]
[p. 537]

  1925 I: 86. Tekst volgens 1890, behoudens vs 7: zonlichtboezems (overeenkomstig NG; alle drukken hebben ten onrechte: zonlichtbloesems) en vs 11 stil-sneeuwige (1890: stilsneewige). In 1897 en later zijn de vzn 21-24 geschrapt.  
Laat ik nu denken hoe dat alles was   97
  1890: 99-100; 1905 I: 94-95; 1916 I: 89-90; 1925 I: 89-90.  
In een grijs huis en in een kamerlicht   *99
  1890: 101; 1905 I: 96; 1916 I: 91; 1925 I: 91. In 1916 en 1925 zijn de vzn 5-8 geschrapt.  
Zie je ik hou van je   *100
  1890: 102; 1905 I: 97; 1916 I: 92; 1925 I: 92. In 1916 en 1925 zijn de vzn 13-16 geschrapt.  
Het was dien avond zoo stil   101
  1890: 103; 1897: 79; 1905 I: 98; 1916 I: 93; 1925 I: 93. Tekst volgens 1897.  
'k Heb mijn oor tegen zooveel stemklokken geleend   102
  NG 5 I: 124; 1890: 104; 1897: 60; 1905 I: 99; 1916 I: 94; 1925 I: 94. Tekst volgens 1890. In de NG titel: Een oogenblik.  
De grijze lucht als een satijnen waaier   103
  1890: 105; 1897: 80; 1905 I: 100; 1916 I: 95; 1925 I: 95. Vs 10: waait, luidt in 1897, 1905, 1916 en 1925: valt.  
Avond. De heuvels vallen vaal   104
  1890: 106; 1897: 74; 1905 I: 101; 1916 I: 106; 1925 I: 106. In vs 6: stronk-rommelde, is het koppelteken door ons toegevoegd.  
De lucht was fijn. Avond   *105
  1890: 107; 1905 I: 102.  
Blinkend licht splinterde fijn   106
  NG 5 II: 275-276; 1890: 108-110; 1897: 89-91; 1905 I: 103-105; 1916 I: 96-98; 1925 I: 96-98. Tekst volgens 1890, behoudens komma achter vs 17. De NG heeft in vs 9: bloedige (alle andere drukken: bladige).  
Daar ligt dat water - dat schitterende water   108
  1890: 111; 1897: 81; 1905 I: 106; 1916 I: 99; 1925 I: 99. Tekst volgens 1897.  

[pagina 538]
[p. 538]

Mijn grijze tintelreine   *109
  1890: 112; 1905 I: 107.  
Stil grijs lichtrood leeft ze   110
  1890: 113; 1905 I: 108; 1916 I: 100; 1925 I: 100.  
Al die grijze dagen   *111
  1890: 114; 1897: 63; 1905 I: 109; 1916 I: 104; 1925 I: 104. In 1897, 1905, 1916 en 1925 zijn de vzn 9-10 geschrapt.  
In den heeten nacht een heet zwart grijs korenveld   112
  1890: 115; 1905 I: 110; 1916 I: 101; 1925 I: 101.  
Gebenedijde   113
  1890: 116; 1905 I: 111; 1916 I: 103; 1925 I: 103.  
Er was veel goud eikegeel   *114
  1890: 117; 1905 I: 112.  
Er was toen sneeuw op 't mos   115
  1890: 118; 1897: 67; 1905 I: 113; 1916 I: 102; 1925 I: 102.  
Nu schijnt de zon op straat   116
  1890: 119; 1905 I: 114; 1916 I: 105; 1925 I: 105.  
Twee lampen schijnen   117
  1890: 120; 1905 I: 115; 1916 I: 110; 1925 I: 110.  
Dat kouwe vleesch van een ander   118
  1890: 121; 1897: 76; 1905 I: 116; 1916 I: 114; 1925 I: 114. Facsimile van het handschrift van dit vers op bl. 451.  
De lente - ik sta midden in haar -   *119
  NG 5 II: 271-272; 1890: 122-123. Tekst volgens 1890, behalve vs 7: honnige (overeenkomstig NG; in 1890: honnege) en vs 15: donslicht-omschenen (overeenkomstig NG; in 1890: donslicht omschenen). In vs 10 heeft de NG: zonnige (1890: zomerige).  
De boomen golven op de heuvelen   *120
  1890: 124; 1905 I: 117.  
De gonsregen, regen   121
  1890: 125; 1897: 75; 1905 I: 118; 1916 I: 116; 1925 I: 116.  
De lamp schijnt, de kamer is open   122
  NG 5 II: 273; 1890: 126; 1897: 82; 1905 I: 119; 1916 I: 118; 1925 I: 118. Tekst volgens 1890.  

[pagina 539]
[p. 539]

Aldoor dat metalen ruischen van de metalen stralende zee   123
  1890: 127; 1897: 83; 1905 I: 120; 1916 I: 119; 1925 I: 119. Tekst volgens 1897 behalve vs 2: golfwee (1897: golfweê.)  
De zee buiten grijs, zilverig, regenig, lommerig, in wolke' cirkelgespreide   124
  NG 5 II: 390; 1890: 128; 1897: 84; 1905 I: 121; 1916 I: 120; 1925 I: 120. Tekst volgens 1890.  
De golven en hun òver voorovervallen   125
  NG 5 II: 390; 1890: 129; 1897: 85; 1905 I: 122; 1916 I: 121; 1925 I: 121. Tekst volgens 1890, behoudens accent in vs 13: nòg, overeenkomstig NG. In vs 6 heeft NG: hun sombere doffe (1890 en later: hun doffe).  
Leven, zoele omsomberde even inschitterde   126
  NG 5 II: 388; 1890: 130; 1897: 86; 1905 I: 123; 1916 I: 122; 1925 I: 122. Tekst volgens 1890.  

II

De Dagen   *129
  In 1916 en 1925 heeft Gorter deze titel verduidelijkt met de volgende noot: Fragmenten van een boek, dat, in dezen stijl, het leven en de gevoelens van een mensch beschreef.  
De zee zoo volkoel in dezen regen, zoo in dit grauwe in dit kouwe wind   *129
  NG 6 I: 98-101; 1897: 92-94; 1905 II: 7-9; 1916 I: 123-125; 1925 I: 123-125. Tekst volgens NG, behoudens toevoeging Romeins cijfer I; vs 7: klokkend (overeenkomstig 1905; NG: Klokkend); vs 40: opgerezene (overeenkomstig 1905; NG: opgerene); en een komma in vs 122. In 1897 en 1905 zijn de vzn 42-106 geschrapt. In 1916 en 1925 is zo veel geschrapt dat alleen is overgebleven: vzn 1-4; interlinie; 13-20; interlinie; 28b; interlinie; 35, 38-41; interlinie; 107-109, 114-122.  
Moeduinen groenflakkerend, witlicht, zwaarzandduinen   *133
  NG 6 I: 102; 1897: 95; 1905 II: 10; 1916 I: 126; 1925 I:  

[pagina 540]
[p. 540]

  126. Tekst volgens NG, behoudens toevoeging Romeins cijfer II; vs 3: zachtwaaiig (overeenkomstig alle bundels; NG: zacht waiig); vs 20: zichtbare (NG: zichtbere), en komma in vs 4. In 1897 en 1905 zijn de vzn 20-27 geschrapt. In 1916 en 1925 zijn bovendien de vzn 7-10 geschrapt.  
De kamer en de tafel zoo guldig wit wit   *134
  NG 6 I: 103; 1897: 96-97; 1905 II: 11-12; 1916 I: 127-128; 1925 I: 127-128. Tekst volgens 1897. In 1916 en 1925 zijn de verzen 10b-13 en 25b geschrapt, terwijl na vs 10a een interlinie is aangebracht.  
En maar uit in de plassende lucht   *135
  NG 6 I: 104-106; 1897: 98-101; 1905 II: 13-16; 1916 I: 129-132; 1925 I: 129-132. Tekst volgens NG, behoudens toevoeging Romeins cijfer IV; vs 19: zonschemerig (overeenkomstig alle andere drukken; NG: zonschijnerig); vs 72 nèèr (NG:neèr); en komma in vs 38. Van dit gedicht bevat alleen de NG de volledige tekst; in alle verdere drukken is vs 14 uitgevallen. In 1916 en 1925 zijn bovendien de vzn 70-74 geschrapt.  
De kamer warm ritselig   *138
  NG 6 I: 107. Romeins cijfer V toegevoegd.  
En de bestraalde ochtendzee   *139
  NG 6 I: 108-109; 1897: 102-103; 1905 II: 17-18; 1916 I: 133; 1925 I: 133. Tekst volgens NG, behoudens toevoeging van Romeins cijfer VI, en vs 38: pluimegetuim (alle publicaties: pluimegetuim'). In 1897 en 1905 zijn de vzn 40-58 geschrapt; in 1916 en 1925 bovendien de vzn 6-34.  
En de koele luchten, de eenzame windluchten in   *141
  NG 6 I: 110-111; 1897: 104-105; 1905 II: 19-20; 1916 I: 134; 1916 I: 134. Tekst volgens NG, behoudens toevoeging van Romeins cijfer VII, en verbetering vs 13: en (NG: eu). In 1916 en 1925 zijn de vzn 7b-18, 22-25 en 31-42 geschrapt.  

[pagina 541]
[p. 541]

De ruiten beduisterd in de flauwgroene weilanden   *143
  NG 6 I: 112-113. Romeins cijfer VIII toegevoegd.  
Duizelig ging hij de straten over   145
  1897: 159; 1905 II: 56; 1916 I: 138; 1925 I:138. Tekst volgens 1897, met vervanging van de titel: De Dagen (fragment), door: IX. In 1897 en 1905 staat dit fragment apart, na de Kenteringssonnetten en voor de Spinozistische gedichten; in 1916 en 1925 werd het zelfs ná het enige overgebleven Spinozistische vers geplaatst.  

III

Luchten, blauwhooge wimpere   *149
  NG 6 I: 466.  
Gingen de straten heen in eindeloosheid   150
  NG 6 I: 467; 1897: 106; 1905 II: 21; 1916 I: 135; 1925 I: 135. In NG titel: Stadavond. In 1916 en 1925 als fragment VII van De Dagen.  
In de tintelige lente   *151
  NG 6 I: 468.  
De grijze luchten hongeren   152
  NG 6 I: 469; 1897: 107; 1905 II: 22; 1916 I: 111; 1925 I: 111.  
De zonnezweemen   *153
  NG 6 I: 470; 1897: 108; 1905 II: 23.  
In zelfvergeten hoekje in den geur   *154
  1897: 109; 1905 II: 24.  
Terwijl de wind scheen en de bij bromde   *155
  1897: 110; 1905 II: 25. Tekst volgens 1897, behoudens vs 8: onmeetlijkheen, volgens 1905 (in 1897: onmetlijkheen).  
De zonn'ge dag met schaduw doorgeschoten   *156
  1897: 111; 1905 II: 26.  
De lucht is vol met onvolkomen drang   *157
  1897: 112; 1905 II: 27.  
In de stad met het zilverig oogerondkijken   *158
  1897: 113; 1905 II: 28.  

[pagina 542]
[p. 542]

Hoe zacht bij het vonkeschijnsel   *159
  1897: 114; 1905 II: 29.  
Mijn oogen zijn stil   160
  1897: 115; 1905 II: 30; 1916 I: 115; 1925 I: 115.  
De zon, de zon in wit vuur   161
  1897: 116; 1905 II: 31; 1916 I: 107; 1925 I: 107.  
Het opene zoo klare aardeleven   162
  1897: 117; 1905 II: 32; 1916 I: 108; 1925 I: 108. Tekst volgens 1916.  
De zilte regen over de boomen   163
  1897: 118; 1905 II: 33; 1916 I: 112; 1925 I: 112.  
Zijn teerbruine oogen op zijn weeke wangen (Doodsgezicht)   *164
  1897: 119; 1905 II: 34.  
In den grijzen avond was de stad luidruchtig   *165
  1897: 120; 1905 II: 35.  
Het gras heeft den nacht al begonnen   166
  1897: 121; 1905 II: 36; 1916 I: 109; 1925 I: 109.  
De mistregen komt verhalend   167
  1897: 122; 1905 II: 37; 1916 I; 113; 1925 I: 113.  
De zilver begonnen dag   *168
  1897: 123; 1905 II: 38.  
Wankelschrijdend in den wankelschrijdenden wind   *169
  1897: 124; 1905 II: 39.  
Het is om 't al stil verachtend van me te gooien   *170
  NG 6 II: 422.  
Als een kind dat de weeke zonde   *171
  NG 6 II: 422; 1897: 125; 1905 II: 40. Met verbetering van vs 5: nog (NG, 1897 en 1905:noch)  
Schrikkend is de nacht met een stillen schrik   *172
  NG 6 II: 423.  
Als een bosch waar de groote stammen   *173
  NG 6 II: 423.  
O wat een groote kracht heb ik gekregen   *174
  NG 6 II: 424; 1897: 126; 1905 II: 41. In 1897 en 1905 is vs 12 zinloos geworden door het uitvallen van: Uw.  

[pagina 543]
[p. 543]

Een vrouw als de wereld, als een wezenlooze   *175
  NG 6 II: 424. Met verbetering van vs 6: men (NG: m'n).  
Ik kan niet begrijpen dat er niet veel meer zijn die zoo spreken   *176
  NG 6 II: 425.  
De verre toren staat vast   177
  NG 6 II: 425; 1897: 127; 1905 II: 42; 1916 I: 117; 1925 I: 117.  

IV

Is dit het roepen van den morgen? Winden   181
  NG 6 II: 426; 1897: 128.  
Het witte westen en de overval   *182
  NG 6 II: 427; 1897: 129.  
Het riviergras waar zich het vee in baadt   *183
  NG 6 II: 428; 1897: 130.  
Weerend zijn de witte onstuimigheden   *184
  NG 6 II: 429; 1897: 131. Tekst volgens NG, met wijziging van vs 14: blakren in: blaakren, overeenkomstig 1897.  
Op komt de zee met wijdend openkomen   *185
  NG 6 II: 430; 1897: 132. Tekst volgens 1897, met verandering van vs 11: een (NG en 1897: eene).  
De groote wateren zijn ruste-gevend   *186
  NG 6 II: 431; 1897: 133.  
Mij is het wachten, zal niet uit de volle   *187
  NG 6 II: 432; 1897: 134; 1905 II: 43. Tekst volgens NG, behoudens vraagteken in vs 3, overeenkomstig 1897 en 1905.  
Hoe onzeker is toch het leefgevoel   *188
  NG 6 II: 433; 1897: 135; 1905 II: 44.  
De zomer is de tijd van alle rozen   *189
  NG 6 II: 434; 1897: 136.  
De hemel is zoo vast, de volle blauwe   *190
  NG 6 II: 435; 1897: 137.  
Zit ik niet in diamantene stilte   *191
  NG 6 II: 436. Met verbetering van vs 4: tikkend (NG: tikkent).  

[pagina 544]
[p. 544]

Vlakten van landen en bergen van steden   *192
  NG 6 II: 437; 1897: 138; 1905 II: 45.  
De schoone boom die zijn geblaart uithangt   *193
  NG 6 II: 438; 1897: 139.  
Dikwijls loopt 'n meid zonnige dag te denken   *194
  NG 6 II: 439; 1897: 140.  
Zooals de maaiers 's avonds huiswaarts gaan   *195
  NG 6 II: 440; 1897: 141; 1905 II: 46.  
En in het scheemerige zomerlicht   *196
  NG 6 II: 441; 1897: 142; 1905 II: 47. Tekst volgens 1897, behoudens vs 10: leliën (NG, 1897 en 1905: lelieën).  
De heidevelden waar hellingen wonen   *197
  NG 6 II: 442; 1897: 143. Tekst volgens 1897.  
Dag is muziek van wisselende dingen   *198
  NG 6 II: 443; 1897: 144.  
Ik vlood vandaan de wereld achter deuren   *199
  NG 6 II: 444; 1897: 145; 1905 II: 48.  
Ik ruik iets jongs en iets schoons in de bosschen   *200
  NG II: 445; 1897: 146.  
De grondelooze tonen hoor ik in   *201
  NG 6 II: 446; 1897: 147; 1905 II: 49. Tekst volgens 1897.  
De omvattende liefde heeft mij nog   *202
  NG 6 II: 447; 1897: 148; 1905 II: 50. Tekst volgens 1897.  
Regelmatig gingen regelen wateren   *203
  NG 6 II: 448; 1897: 149; 1905 II: 51.  
Zij stond en had haar blank gezicht wijd open   *204
  NG 6 II: 449; 1897: 150.  
Nu rieken eerst de dingen scherp en stekend   *205
  NG 6 II: 450; 1897: 151; 1905 II: 52.  
Zooals de zee met eindelooze deining   *206
  NG 6 II: 451; 1897: 152. Tekst volgens1897.  
Ik kom om 't groene hout. Daar is de vrede   *207
  NG 6 II: 452; 1897: 153.  
Mijn omvattende liefde heeft genoeg   *208
  NG 6 II: 453; 1897: 154.  

[pagina 545]
[p. 545]

Om nu te slapen met mijn handen over   *209
  NG 6 II: 454; 1897: 155; 1905 II: 53. Tekst volgens NG, behoudens komma na vs 12, overeenkomstig 1897 en 1905.  
De aarde en de groote halmenris   *210
  NG 6 II: 455; 1897: 156. Vs 6 heeft in 1897 niet: gedegene, maar: gelegene. Wegens het fraaiere rijm en het rijkere begrip verdient m.i. de NG-versie de voorkeur.  
Koude rilling doorgaat me van de zee   *211
  NG 6 II: 456; 1897: 157; 1905 II: 54.  
In 't land der droomen in het droomenland (Aan zee)   212
  NG 6 II: 457; 1897: 158; 1905 II: 55; 1916 I: 136; 1925 I: 136.  
In het grof duister zit mij eene vrouw   *213
  NG 8 II: 241. Facsimile van het handschrift van dit sonnet in: Dr G. Stuiveling: Versbouw en ritme in de tijd van '80, tgo. bl. 184.  
Ik was nog jong toen ik op eenen dag   *214
  NG 8 II: 242.  
De morgen-frischte komt van uit de zee   *215
  NG 8 II: 243.  
God kleedt de lente aan in witte kleeren   *216
  NG 8 II: 244.  

V

Balder   *219
  Herdrukt volgens de enige publicatie: Nieuwe Gids, Augustus 1893, met weglating van de titel: Balder (Fragmenten) door Herman Gorter, en met toevoeging van Romeinse cijfers boven de fragmenten.  
Maar toen verschenen, d' een boven den and'   *219
  NG 8 II: 304-306.  
Zooals wanneer, midden in regenbuiën   *221
  NG 8 II: 307-308.  

[pagina 546]
[p. 546]

Maar toen was Balder als die Jupiter   *223
  NG 8 II: 309-310.  
Het land was wit om 't woud, van madelieven   *225
  NG 8 II: 311-314.  
  Met verbetering van vs 59: vindt (NG: vind) en vs 70 hemel, (NG: hemel.)  
Zooals wanneer het heilig morgenlicht   *228
  NG 8 II: 315-316.  
Zooals de dichter die het goede doet   *230
  NG 8 II: 317-318. Met toevoeging van het aanhalings-sluitteken achter vs 31.  
En gaande ging hij, zooals hij die gaat   *232
  NG 8 II: 319-321.  

VI

Substantia infinita extensa et cogitans (Spinoza's leer)   *237
  1897: 162-165; 1905 II: 59-62; 1916 I: 137; 1925 I: 137. Tekst volgens 1897, behalve vs XIII: defetiscens, overeenkomstig 1905 (in 1897: defetîscens). In 1916 en 1925 is de gehele Nederlandse tekst geschrapt.  
En nu deze waarheid dus hier zoo staat   *240
  1897: 166.  
Altijd bewege' in ons aandoeningen   *241
  1897: 167. Met wijziging van vs 4: den wang, in: de wang.  
Hoe meer het lichaam kan worde' aangedaan   *242
  1897: 168.  
Dit is dus de Verbeelding, als een Kind   *243
  1897: 169.  
Opdat ik nu ten duid'lijkste aanwijs   *244
  1897: 170.  
In God, dat Wezen waar de mensch ontvangt   *245
  1897: 171.  
Maar God kent niet slechts 't menschelijke lijf   *246
  1897: 172.  

[pagina 547]
[p. 547]

Maar de mensch heeft geen juiste kennis van   *247
  1897: 173. Vs 1: juiste, is in 1897 cursief gedrukt.  
En de gedachte van een aandoening   *248
  1897: 174. De vzn 5-14 zijn in 1897 geheel cursief gedrukt.  
Hieruit volgt dat de menschelijke geest   *249
  1897: 175.  
Wanneer de goddelijke geest in een   *250
  1897: 176. De vzn 1-8 zijn in 1897 geheel cursief gedrukt.  
Drie wijzen zijn er, 't algemeen te kennen   *251
  1897: 177. Met toevoeging van de komma in vs 1.  
Daar God de gedachten der Verbeelding   *252
  1897: 178.  
En ik moet opmerken dat op zich zelf   *253
  1897: 179.  
Deze woorden hoorde ik als in een droom   *254
  1897: 180; 1905 II: 63.  
Terwijl ik op een morgen nederlag   *255
  1897: 181-182.  
Nadat ik jong en teer geboren was   *256
  1897: 183-184. Vs 22: wisten, is in 1897 cursief en niet gespatieerd.  
Toen 'k ziek was, trad bij mij de kamer in   *257
  1897: 185-186; 1905 II: 64-65.  
O hart, begeef u in de eenzaamheid   *258
  1897: 187; 1905 II: 66.  
Al het begrepene is zuiver schoon   *259
  1897: 188; 1905 II: 67.  
Als een moeder die alles in zich sluit   *260
  1897: 189.  
Daar de een'ge kracht van de gedachte is   *261
  1897: 190; 1905 II: 68.  
Er is een wijs van zien naar ieder ding   *262
  1897: 191.  
Onder den schijn van de hemelsche zon   *263
  1897: 192; 1905 II: 69.  

[pagina 548]
[p. 548]

Er siddert onder alles dat ik zie   *264
  1897: 193; 1905 II: 70.  
Niet maar eens nu en dan, en in half duister   *265
  1897: 194; 1905 II: 71.  
Ik die de schoonheid dikwijls zag   *266
  1897: 195; 1905 II: 72.  
Er daalde tot mij neder uit den hemel   *267
  1897: 196-197.  
Gij zegt mij, liefste, om deugdzaam te zijn   *269
  1897: 198.  
Van uit Gods wezen, zijn eeuwige licht   *270
  1897: 199.  
Wanneer ik lang met haar gesproken heb   *271
  1897: 200; 1905 II: 73.  
De regen valt in stroomen naar beneden   *272
  1897: 201; 1905 II: 74.  
In diepe somberheid van regendag   *273
  1897: 202; 1905 II: 75.  
In stilte des avonds is mij gekomen   *274
  1897: 203; 1905 II: 80.  
Wat is het, dat mij zulk een blijdschap geeft?   *275
  1897: 204; 1905 II: 81.  
Zooals een schip dat rondgeworpen wordt   *276
  NT 2: 14-15; 1897: 205-206; 1905 II: 82-83. Tekst volgens 1897, maar met toevoeging van een komma in de laatste regel, overeenkomstig 1905.  
Het zoete licht des middags giet op mij   *277
  NT 2: 15; 1897: 207; 1905 II: 84. Tekst volgens 1897.  
Van uit den boezem van de wilde wolken   *278
  1897: 208. Met schrapping van een zinstorende komma na vs 15.  
In diepe stilte, in het fijne weder   *279
  1897: 209.  
Voor mij uit zie ik als een nevel hangen   *280
  1897: 210.  

[pagina 549]
[p. 549]

Zooals des morgens in den koelen herfst   *281
  1897: 211.  
Terwijl ik wandelde in 't stille woud   *282
  1897: 212; 1905 II: 76.  
En langzaam schreed ik verder. En ik las   *283
  1897: 213; 1905 II: 77.  
O Gij die in alle hemelen zijt   *284
  1897: 214-215; 1905 II: 78-79.  
In de sneeuw waren alle duinen wit   *285
  NT 2: 42; 1897: 216; 1905 II: 85.  
Reeds is de winter ons voor goed gescheiden   *286
  NT 2: 43; 1897: 217; 1905 II: 86. Tekst volgens 1897. In NT titel: Gezicht op Holland.  
Vorstin de lente komt, en vóór haar komen   *287
  NT 2: 44; 1897: 218; 1905 II: 87. Tekst volgens 1897.  
De zon is nog niet uit den nacht geboren   *288
  NT 2: 45; 1897: 219; 1905 II: 88. Tekst volgens NT; vs 10 heeft in 1897 en 1905: Duister (NT: bloemen), een onverklaarbare wijziging.  
Terwijl ik voel dat ik wel iets meer ken   *289
  1897: 220; 1905 II: 89.  

[pagina 550]
[p. 550]

Socialistische verzen

O God! ik sta aan den verkeerden kant   293
  1916 I: 139; 1925 I: 139. Van dit gedicht is de tijd van ontstaan niet zeker.  

I

De arbeidersklasse danst een groote reidans   297
  1903: 7; 1905 III: 7; 1916 II: 1; 1925 II: 1.  
Het socialisme het is een eikeltje   *298
  1903: 8; 1905 III: 8. Tekst volgens 1905.  
Ai, 't is nog klein nog, dat groot socialisme   *299
  1903: 9; 1905 III: 9.  
Een vlies, een zachte film, het socialisme   *300
  1903: 10; 1905 III: 10.  
Zoo als nu in een kamer van de stad   *301
  1903: 11; 1905 III: 11.  
Te midden van 't oneindige heelal   *302
  1903: 12; 1905 III: 12.  
De arbeidersklasse stijgt langs trappe' omhoog   *303
  1903: 13-14; 1905 III: 13-14.  
Ik hoor de arbeiders klimmen naar de macht   *304
  1903: 15; 1905 III: 15.  
Zooals men zien kan op den witten gletscher   *305
  1903: 16; 1905 III: 16. Tekst volgens 1905.  
De arbeiders staan op den rand van de zee   *306
  1903: 17-18; 1905 III: 17-18.  
Zooals men op de droomerige zee   *308
  1903: 19; 1905 III: 19.  
Niet gemak'lijk, uit één kamertje   *309
  1903: 20; 1905 III: 20.  
Zooals de rijen van de wolken die   *310
  1903: 21; 1905 III: 21. Tekst volgens 1905, met wijziging van de punt na vs 6 in een dubbele punt.  

[pagina 551]
[p. 551]

Zooals de herfst de lucht doortintelt met kleuren   *311
  1903: 22-23; 1905 III: 22-23.  
O dichters, ziet ge niet dat hier de bron   313
  1903: 24; 1905 III: 24; 1916 II: 107; 1925 II: 107. Volgens 1916.  
Arbeiders, ziet ge daar dat goud, die zon   *314
  1903: 25-27; 1905 III: 25-27. Tekst volgens 1905.  
O klaar, klinkklaar Holland van water en lucht   *316
  1903: 28; 1905: III 28.  
Het socialisme komt, de wolken jublen het   *317
  1903: 29-31; 1905 III: 29-31.  

II

Een zoeker, een poëet ziet in de ruimte   321
  1903: 35; 1905 II: 93; 1916 II: 2; 1925 II: 2.  
Eens zal een dag zoo vol van Eenheid dagen   *322
  1903: 36; 1905 II: 94.  
Dat ik klaar zien kan, dat ik als een rots   *323
  1903: 37; 1905 II: 95.  
De mensch aan 't werk   *324
  1903: 38; 1905 II: 96.  
Er zijn in de menschheid van die trillende nerven   *325
  1903: 39; 1905 II: 97.  
Ik sta voor den mist van den tijd   326
  1903: 40; 1905 II: 98; 1916 II: 9; 1925 II: 9.  
Poëzie is hartstocht, maar in de verbeelding   327
  1903: 41; 1905 II: 99; 1916 II: 3; 1925 II: 3.  
Evenals door de zee gaat door de menschen   *328
  1903: 42; 1905 II: 100.  
Het licht is nog niet geworden   329
  1903: 43; 1905 II: 101; 1916 II: 8; 1925 II: 8.  
Gedoken zit ik in de ruimte   *330
  1903: 44; 1905 II: 102.  
Gedoken zit ik in de ruimte   331
  1916 II: 7; 1925 II: 7. Dit gedicht is behalve vs 7: de Mensch-  

[pagina 552]
[p. 552]

  heid (1903 en 1905: de natuur) gelijk aan het vorige, maar deze variant wijzigt het gehele gedicht.  
Mijn kamer is der stilte diepste groef   332
  1903: 45; 1905 II: 106; 1916 II: 10; 1925 II: 10.  
Zuiver, in den moreelen band zuiver geslagen   *333
  1903: 46; 1905 II: 107.  
Helder schijnt de grijze lucht   *334
  1903: 47; 1905 II: 109.  
De honingvloeiende lucht zweeft daar heel hoog   335
  1903: 48; 1905 II: 110; 1916 II: 11; 1915 II: 11.  
Meer dan de zon schijnt mij het socialisme   *336
  1903: 49; 1905 II: 118.  
Dit is heerlijk, om met een echten vrind   337
  1903: 50; 1905 II: 119; 1916 II: 13; 1925 II: 13.  
Wanneer men stil in mannenkring neerzit   338
  NT 4: 697; 1903: 51; 1905 II: 120; 1916 II: 14; 1925 II: 14. Tekst volgens 1903, behalve vs 8: in (overeenkomstig NT; in 1903, 1905, 1916 en 1925: van). In NT titel: Samenkomst van Kommunisten.  
In 't lichte oosten kwam de zon   *339
  NT 4: 699. Met weglating van de titel: Bondgenootschap.  
De dag gaat open als een gouden roos   340
  NT 4: 700; 1903: 52; 1905 II: 121; 1916 II: 12; 1925 II: 12. Tekst volgens 1903. In NT titel: Vreugde; in NT zijn de verzen 9-12 vragend: Heb ik 't gevonden... gebaar?  
Terwijl de aarde om het zonlicht gaat   341
  1903: 53; 1905 II: 122; 1916 II: 16; 1925 II: 16. Tekst volgens 1916.  
Men moet niet droomen dàn wanneer men doet   *342
  1903: 54; 1905 II: 123. In 1903 en 1905 zijn de woorden doet (vs 1), weet, en doe (vs 14) cursief gedrukt.  
Zooals een meisje, o wonder zoo zoet   343
  1903: 55; 1905 II: 124; 1916 II: 17; 1925 II: 17. Tekst volgens 1916. De tekst van vs 10 is in alle vier drukken gelijk, zodat een drukfout niet waarschijnlijk is.  

[pagina 553]
[p. 553]

Een schoone rij van menschlijke gezichten   344
  NT 4: 698; 1905: 56; 1905 II: 125; 1916 II: 18; 1925 II: 18. Tekst volgens 1903. In NT titel: Hoop.  
Wanneer men tusschen een schaar mannen treedt   345
  1903: 57; 1905 II: 126; 1916 II: 19; 1925 II: 19.  
De arbeiders dringen zich aan den trog   346
  1903: 58; 1905 II: 127; 1916 II: 20; 1925 II: 20.  
Wanneer men stil is, met zich zelf, de macht   *347
  1903: 59; 1905 II: 128.  
Alles in zich te laten zinken, en 't   *348
  1903: 60-61; 1905 II: 129-130.  
Kan men ooit zulk een gelukkig mensch denken (Natuur)   *350
  1903: 62-66; 1905 II: 131-135. Dit gedicht staat als I tegenover de reeks van de zes volgende, die door Gorter genummerd is als II-VII, door ons echter als II: i, II: ii, II: iii enz.  
Gij ligt onder mij. Gij zijt als een woud (Menschheid i)   *354
  1903: 67-69; 1905 II: 136-138.  
Wanneer gij onder mij ligt, wij zijn stil (ii)   *356
  1903: 70; 1905 II: 139.  
O liefste, 't is of van uw aangezicht (iii)   *357
  1903: 71; 1905 II: 140.  
Mijn liefste, ik heb u wel eens zacht verteld (iv)   *358
  1903: 72; 1905 II: 141.  
Zooals er tusschen ons beide ontspringt (v)   *359
  1903: 73; 1905 II: 142. Met verbetering van vs 9: 's werelds (1903 en 1905: 's werelds').  
Aan u dank ik deez' woorden, zachtste wezen (vi)   *360
  1903: 74; 1905 II: 143.  
O zoo te minnen in den grooten gloed   361
  1903: 75; 1905 II: 144; 1916 II: 21; 1925 II: 21.  
Soms, als men buiten loopt in zee van zon   362
  1903: 76; 1905 II: 145; 1916 II: 22; 1925 II: 22. Tekst volgens 1916.  
Men zou voor de menschheid gaarne willen sterven   363
  1903: 77; 1905 II: 146; 1916 II: 23; 1925 II: 23.  

[pagina 554]
[p. 554]

O te leven in dezen schoonsten tijd   364
  1903: 78; 1905 II: 147; 1916 II: 24; 1925 II: 24.  
O nu te branden als een enkel licht   365
  1903: 79; 1905 II: 148; 1916 II: 25; 1925 II: 25.  
O diep en dieper stijgt de een'ge schoonheid   *366
  1903: 80; 1905 II: 149; 1916 II: 26; 1925 II: 26. In 1903 en 1905 is: niet (vs 7) cursief gedrukt. In 1916 en 1925 zijn de vzn 3-14 geschrapt.  
Er gaat een storm naar Eenheid, dat 's de schoonheid   367
  1903: 81; 1905 II: 150; 1916 II: 27; 1925 II: 27.  
In de zachte kleedage van de Vrijheid   *368
  1903: 82; 1905 II: 151. Tekst volgens 1905.  
Vrijheid, waartoe de arbeid zich verheft   *369
  1903: 83-84; 1905 II: 152-153.  
O alvoedende menschmaatschappij   371
  1903: 85; 1905 II: 154; 1916 II: 28; 1925 II: 28. In 1916 en 1925 heeft vs 1: menschenmaatschappij.  

III

Dikwijls als ik de arbeiders zie gaan   *375
  1903: 89; 1905 III: 35.  
O om nu een van 't werkend volk te zijn!   *376
  1903: 90-91; 1905 III: 36-37.  
't Was stil over de wereld, 't licht alleen   377
  1903: 92-93; 1905 III: 38-39; 1916 II: 105-106; 1925 II: 105-106.  
Toen het dag was geworden en het eerste daglicht (hij)   *379
  1903: 94; 1905 III: 40. In vs 5 heeft 1905: koude wereld.  
Toen het dag was geworden en het eerste daglicht (zij)   *380
  1903: 95; 1905 III: 41.  
Toen 't avond was geworden, maar de lucht   *381
  1903: 96; 1905 III: 42.  
Een vrouw, een jonge en zachtlijnige vrouw   *382
  1903: 97; 1905 III: 43.  

[pagina 555]
[p. 555]

Schitterend als zonnestralen kwamen mannen (Eén Mei)   *383
  1903: 98-100; 1905 III: 44-46.  
Een schoone vastheid had hij in zijn wezen (Marx)   *385
  1903: 101; 1905 III: 47. Met verbetering van vs 6: verheerlijktst (1903 en 1905: verheerlijkst).  
Gij schoone vrouw, in wie gedachte leeft (Aan Henriette Roland Holst)   386
  1903: 102; 1905 III: 48; 1916 II: 15; 1925 II: 15.  
Er is iets groots in ons klein land geschied (30 Januari 1903)   *387
  1903: 103; 1905 III: 49. Tekst volgens 1905.  
O wanhoop van de moeder, die haar man   *388
  1903: 104; 1905 III: 50.  
Arbeidersklasse, mannen, en gij, vrouwen   *389
  1903: 105; 1905 III: 51. Met verandering van de punt na vs 9 in een dubbele punt.  
Een mensch die nu tot eene andre zegt   *390
  1903: 106; 1905 III: 52.  
Stort, o arbeiders, u diep in de zee   *391
  1903: 107; 1905 III: 53.  

IV

Ik zag een man, rein en naakt   *395
  1903: 111; 1905 III: 62.  
Zooals een engel door de blanke lucht   *396
  1903: 112; 1905 III: 63.  
Zoo zeker in doodstillen lentenacht   *397
  1903: 113; 1905 III: 64. Tekst volgens 1905.  
O schoonheid gij zijt niets   398
  1903: 114; 1905 III: 65; 1916 II: 112; 1925 II: 112.  
Ik heb een zeer schoon man gezien   *399
  NT 5: 318. Met toevoeging van een komma na vs 13.  
Een man trad op mij aan   *400
  NT 5: 319; 1903: 115; 1905 III: 66. Tekst volgens 1903.  
Er treedt een man mij aan   *401
  NT 5: 320. Met wijziging van vs 14: gericht (NT: gezicht).  

[pagina 556]
[p. 556]

Een zwaar breed volk staat te wachten   *402
  NT 4: 769-770; 1903: 116-117; 1905 III:67-68. Tekst volgens 1903 behalve vs 7: schitt'rende. (overeenkomstig NT; in 1903 en 1905: schitterende). In NT titel: Het sociaaldemokratische volk.  
De schoone mannen en vrouwen   *404
  1903: 118; 1905 III: 72.  
Van uit een nieuwe wereld treedt een man   405
  NT 5: 192; 1903: 119; 1905 III: 73; 1916 II: 111; 1925 II: 111. Tekst volgens 1903. In NT, 1916 en 1925 is dit gedicht geplaatst ná het bijbehorende over de vrouw.  
Van uit een nieuwe wereld treedt een vrouw   406
  NT5: 191; 1903: 120; 1905 III: 74; 1916 II: 110; 1925 II: 110. In 1916 en 1925 is vs 2: toe, veranderd in: aan.  
Eenmaal zal kunst en leven niet meer zijn   *407
  1903: 121; 1905 III: 75. Tekst volgens 1905.  
Eenmaal zal één persoon zeer rustig vlieten   *408
  1903: 122; 1905 III: 76.  
O vrij te zijn! Met geene vaste banden   409
  NT 8: 763-764; 1903: 123-124; 1905 III: 77-78; 1916 II: 108-109; 1925 II: 108-109. Tekst volgens 1903. In NT heeft vs 24: heerlijkste.  
De aarde ligt in de armen van de zon   411
  1903: 125; 1905 III: 79; 1916 II: 113; 1925 II: 113.  
O bergen, die met uwe hoofden steekt   *412
  1903: 126-128; 1905 III: 80-82. Met spellingswijziging van vs 11: kleinodiën (1903 en 1905: kleinodieën).  

V

Maannacht   *417
  1905 II: 103; 1916 I: 87; 1925 I: 87. In 1916 en 1925 is vs 4 geschrapt.  
Het was stil   418
  1905 II: 104; 1916 II: 6; 1925 II: 6. Voor facsimile van het handschrift van dit gedicht zie  

[pagina 557]
[p. 557]

  H. Roland Holst: Herman Gorter, tegenover de titel. Het draagt daar het opschrift: In de duinen.  
De zon schijnt. Het lijkt wel een gouden bad   *419
  1905 II: 105.  
Eene die ik liefheb, en nooit gezien (De Muze)   420
  1905 II: 105; 1916 II: 5; 1925 II: 5.  
Er vloeit een vloed van zon   *421
  1905 II: 108.  
Toen 't avond was   422
  NT 10: 465; 1905 II: 111; 1916 II: 4; 1925 II: 4.  
Het grootste derven is mijn lafenis   *423
  NT 10: 465; 1905 II: 112.  
Zooals wie veel gefeest heeft, veel geslapen   *424
  1905 II: 113.  
's Morgens, men treedt voor de vaalgroene weiden   *425
  1905 II: 114.  
Toen ik de stad zag, zeilend met de boot   *426
  1905 II: 115.  
Zooals een meeuw 's morgens over zee trekt   *427
  1905 II: 116.  
Uit de bruine menigt komt het licht karbonklen (Visioen)   *428
  1905 II: 117.  
Zooals 's morgens uit 't zwijgen van de zee   *429
  NT 10: 286; 1905 III: 57.  
Er is een wonderschoone Vrouwe   430
  NT 10: 287; 1905 III: 58; 1916 II: 114; 1925 II: 114. In NT zonder titel als I uit een reeks van vier gedichten. In 1916 en 1925 met titel: De Menschheid, het Proletariaat en de Vrijheid. I.  
In de donzige warmte (De Moeder)   *431
  NT 9: 455-456; NT 10: 288; 1905 III: 59. Tekst volgens NT 9, behalve dubbele punt in vs 15; en vs 24: zij zelf, beide overeenkomstig NT 10 en 1905 (NT 9: is ze zelf). In NT 10, en 1905 zijn alle interlinies verdwenen, en heeft dit gedicht, opgenomen als II van een reeks, de symboliserende titel gekregen: De Arbeid.  

[pagina 558]
[p. 558]

De Vader gaat door het licht (Het Proletariaat)   *432
  NT 10: 289; 1905 III: 60. Tekst volgens 1905. Gedicht III van de reeks. In vs 9 heeft NT: lichaam (1905: leden).  
Daar zit de Moeder (De Vrijheid)   433
  NT 10: 290; 1905 III: 61; 1916 II: 115; 1925 II: 115. In NT en 1905 als IV van een reeks. In 1916 en 1925 als II bij: De Menschheid, het Proletariaat en de Vrijheid; met hoofdletters bij de woorden: vader, moeder, en kind.  
Als een vroolijke kwant treedt de arbeider op   *434
  NT 10: 773-774; 1905 III: 69. Tekst volgens 1905. In NT titel: Het proletariërs-geslacht; in NT vs 2: 't worde' eener wereld (1905: een wereldwording).  
In de buitenlucht zit een vrouw met geel   *435
  1905 III: 70. Met wijziging van vs 6: de schaduw (1905: den schaduw).  
Dat is die Arbeid, de zit   *436
  1905 III: 71.  

VI

Kom, Vrijheid, met uw paarden die gevoed (De propaganda)   439
  NT 11:813. Door Gorter opgenomen in de bundel Liedjes II, die in 1922 privé werd gedrukt in drie exemplaren, en in 1930 posthuum is uitgegeven.  


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken