De tale Kanaäns. Een leergang liederen (onder de naam Willem Barnard)

[p. 34]

De vierde zondag in de vasten
Laetare - drie weken voor Pasen

Klein-Pasen (1)

Zondagslied en leerdicht naar de motieven van Klein-Pasen of Laetare, op de wijs van psalm 110.

Weest blijde nu, in 't midden van het lijden.¹
Verheugt u want gij zijt niet vruchteloos,²
de Koning komt de vredesstad bevrijden³
en de woestijn zal bloeien als een roos.⁴

Jeruzalem, verheug u in de vrijheid,
Stad van den Heer Die zeer te loven is!
Wij heffen 't hoofd omhoog, o Sion, gij zijt
ons aller moeder, Stad die boven is.²

Jeruzalem, de Stad van de Belofte,
verwacht een nieuw bestaan van hogerhand.
De Zoon daalt van den Vader uit de hoogte
en maakt de aarde tot Zijn vaderland.

Daar zal Zijn zegen zich alom verbreiden,
in heel de wereld overvloed van brood.⁵
Zo zal het zijn aan 't einde van de tijden:
de dageraad van God is rozerood.⁶

Die in Uw lijden zijt terneergezeten,
leeft uw Verlosser gretig tegemoet,
want deze tijden zijn U toegemeten,
maar als Hij komt, dan maakt Hij alles goed.

1 Laetare valt midden in de vasten.

2 Het epistel van deze zondag vergelijkt het ‘Jeruzalem van boven’ met Sara en past op haar toe Jesaja 54 vs 1.

3 Jeruzalem is de sjaloom-stad.

4 Met de herinnering aan Sara en Hagar (het epistel haalt Genesis 21 aan) is het beeld van de woestijn waarin Hagar, de slaafse moeder, verkeert, gegeven. Ook daar en ook haar gelden beloften (weer: cf Jesaja nl. 35 vs 1).

2 Het epistel van deze zondag vergelijkt het ‘Jeruzalem van boven’ met Sara en past op haar toe Jesaja 54 vs 1.

5 Het evangelie van deze zondag verhaalt de vermenigvuldiging der broden.

6 De kerkelijke kleur van de vastentijd is paars; dat klaart met Laetare op tot rozerood.

[p. 35]

Klein-Pasen (2)

Een ander lied voor de zondag van de wonderbare spijziging, op de wijs van Hier lieg ich armes Würmelein.

O Jezus Christus, Zoon van God,
geef ons het dagelijkse brood,
geef ons de zegen van het Woord
en het geloof dat daarbij hoort,
dat in ons geest en leven zij
waardoor Uw Naam geprezen zij!

Messias, manna uit Gods hand
en hemels koren op ons land,
maak Gij de stenen harten mild
zodat de honger wordt gestild
en wat elkeen te geven heeft
aan allen samen leven geeft!

Dan staat de tafel toebereid

voor alle mensen wijd en zijd,

op aarde voor ons allemaal

een hemels heerlijk avondmaal;

dan zal er vreugde en vrede zijn

en God alom aanbeden zijn!

Jeruzalem onze moeder

Epistelgezang naar Galaten 4 vs 22-31.

Een moeder van ons allen,
dat is Jeruzalem.
God heeft Zijn welgevallen
aan haar en zij aan Hem.
Zij voedt ons uit haar bron,
de mensen zullen komen
en drinken uit haar stromen,
de hele wereld om.

Rebekka onze moeder,
moeder in Israël,
die kwam de schapen hoeden
ter plaatse bij een wel
en schonk van hogerhand
haar allerbeste gave,
haar leven om te laven
den Zoon van het verbond!

En onze moeder Sara,
die de belofte had
dat zij het heil zou baren,
is als die hoge stad,
een moederstad van licht,
een wijkplaats van de vrede,
daar stralen de gebeden
God in het aangezicht!

O vrijheid onze moeder
in uw onvruchtbaarheid,
daal neder ons ten goede,
kom in de zichtbaarheid!
O moeder van het Woord,
gij zult ons niet beletten
met willekeur van wetten,
gij brengt verlossing voort.

[p. 36]

 

Weest blijde nu, gij allen

 

wier leven ledig is!

 

God heeft een welgevallen

 

aan menselijk gemis.

 

De volheid van de tijd

 

doet Hij U wedervaren

 

als onze moeder Sara,

 

Jeruzalem, de bruid.

Zeven is voldoende

Evangeliegezang naar Johannes 6 vs 1-15. Bij dit lied zie men Wij moeten Gode zingen, p. 14.

Zeven was voldoende,
vijf en twee,
zeven was voldoende
voor vijfduizend
op de heuvels langs de zee.

Zeven is voldoende
toen en nu,
zeven is voldoende
alle dagen
van ons leven, dank zij U.

Zeven is voldoende,
brood en vis.
Jezus is voldoende
voor ons allen
als de kring gesloten is.

Voed ons met Uw leven,
Vis en Brood,
alle zeven dagen,
Gij verzadigt
allen met Uw offerdood.

Want Gij zijt de eerste

rond alom,

ja, Gij zijt de eerste

en de laatste,

kom o Here Jezus, kom.