Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

11

De boerin gaat voor, Claudia en Andries volgen. Telkens moeten ze uitwijken voor kippen die luid kakelend opfladderen.

‘Houd vooral de kippen eruit,’ zegt de boerin, ‘want die vliegen mijn lampetkannen kapot. Als het jullie schuld is, moeten jullie ze betalen.’

‘Ik betaal niks,’ zegt Andries. ‘Mijn vader betaalt wel.’

Claudia geeft Andries een por dat hij stil moet zijn.

Aan de lange kant van het gebouw zijn groene deuren met klein raampjes ernaast. De boerin maakt een van die deuren open. Claudia en Andries kijken nieuwsgierig naar binnen. Het is erg donker in de ruimte.

Dan weerklinkt er een hels spektakel en twee kippen rennen en fladderen krijsend naar buiten. De boerin heeft haar klomp uitgetrokken en zit de dieren nog even na, terwijl Claudia en Andries in de uiterste nieuwsgierigheid en verbazing tegelijk bij de deur blijven staan.

De boerin komt hijgend terug.

‘Houd ze er vooral buiten,’ herhaalt ze, ‘ze vliegen de lampetkannen stuk.’

Claudia en Andries weten niet wat lampetkannen zijn, maar misschien komen ze er later wél achter. Ze volgen nu de boerin naar binnen. Zij draait een knopje om en een zwak schijnsel verlicht het kamertje. Het is een armzalig kamertje met houten, kale planken als wanden. Aan het houten plafond hangt een draad met een groezelig kapje dat eens wit is geweest, en daarin zit een bestoft peertje.

[pagina 76]
[p. 76]

Het stof begint nu te schroeien en verspreidt een onaangename geur.

‘En zuinig met het licht,’ raadt de boerin aan, ‘het geld groeit me niet op de rug.’

Claudia en Andries knikken. Ze zijn nog te beduusd om antwoord te geven. Intussen heeft de boerin een koffer naar binnen gesleept.

‘Is die van jou?’ vraagt ze aan Andries.

‘Ja, dat is de mijne, mevrouw,’ antwoordt Andries die zijn beste beentje wil voorzetten. De boerin schijnt namelijk niet meer in zo'n prettige stemming.

‘Niks te mevrouwen,’ roept de boerin. ‘Zeg maar moeke tegen me. Dat klinkt gezellig en iedereen doet het.’

‘Ja... eh... moeke,’ zegt Andries.

De boerin grijpt Andries bij zijn schouder en trekt hem even tegen zich aan. Andries krijgt er kippevel van, maar dat valt niet eens op in een omgeving waar zoveel kippen vrij kunnen rondlopen. Gelukkig laat de boerin Andries weer gauw los. Zij wijst op drie ledikanten.

‘Daar staan de bedden,’ zegt ze.. ‘Jij gaat maar bij de muur liggen, Andries. In de andere bedden slapen Jaap Frielink en Hans de Vos. Jullie hebben geloof ik al kennis gemaakt, hè? Dat kan dan gezellig worden, maar denk erom...’

‘Dat de lampekannen niet breken!’ roept Andries.

De ogen van de boerin beginnen kwaadaardig te fonkelen.

‘Denk erom, dat jullie 's avonds geen herrie maken. Wij zitten hier achter op de deel en kunnen alles horen.’

‘Ja, moeke,’ antwoordt Andries braaf.

‘En daar op die tafel staan de lampetkannen,’ wijst de boerin. ‘Niet knoeien en morsen, want je moet het zelf opruimen. Aan die kannen kunnen jullie je wassen.’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Waar is de kraan, moeke?’ vraagt Claudia.

‘Kraan? Kraan?’ roept de boerin verontwaardigd uit. ‘Wat denk je wel? Er is hier geen kraan. Je bent niet in een hotel. Je bent op een echte boerderij, waar nog kaas gemaakt wordt...’

Andries trekt een gezicht alsof hij liever op een boerderij is waar kranen zijn dan kazen.

‘In die kannen zit water, daar giet je een beetje van in de kom en dan steek je je hoofd erin...’

Andries knikt dat hij het begrepen heeft. De boerin gooit zijn koffer op het bed. Claudia krijgt het kamertje naast Andries. Het kamertje is nog kleiner, maar er staan dan ook maar twee ledikanten. Annie Krans zal het slaapvriendinnetje van Claudia zijn. Claudia vindt dat wel gezellig. Zij neemt zich voor haar haar in staartjes te binden, want het is overal zo stoffig. De matrassen schijnen met stro gevuld te zijn en dat stuift zo erg. Even kijkt Claudia onder haar ledikant of er soms een kip onder ligt. Als dat niet het geval blijkt, is ze gerust. Zij kijkt om, maar de boerin is verdwenen. Die schijnt te denken dat zij haar plicht vervuld heeft.

Even later zijn Jaap Frielink, Hans de Vos en Annie Krans bij hen.

‘Je kunt hier wel lekker keet schoppen,’ zegt Jaap Frielink. ‘Let maar niet op hem, Claudia,’ raadt Annie Krans aan. ‘Hij is een opschepper. Hij durft niet eens een kip de kop af te hakken...’

‘Huh!’ schreeuwt Jaap Frielink, ‘durf jij het soms wel?’

‘Ik ben een meisje!’ roept Annie Krans en zij steekt haar tong uit naar de kleine Jaap Frielink met zijn landkaart van sproeten op zijn gezicht.

‘Als het jou goed uitkomt ben je een jongen en dan weer

[pagina 78]
[p. 78]

een meisje!’ gaat Jaap Frielink te keer.

Annie Krans haalt haar schouders op.

Claudia rilt ervan. Een kip zijn kop afhakken?

‘O, dat weet je niet, hè,’ vertelt Annie Krans gezellig. ‘Iedereen die hier nieuw is, ik bedoel alleen de jongens, moeten een kip zijn kop afhakken.’

‘Zo maar een kip grijpen en dan zijn kop afhakken?’ vraagt Andries verbaasd.

‘Welnee, met Dirk!’ roept Hans de Vos, terwijl er kleine speekselbelletjes tussen zijn grote voortanden te voorschijn schieten.

‘Wie is Dirk?’

‘Dirk Pruim, de zoon van de boer. Zo nu en dan worden er kippen besteld. Die moeten dan geslacht worden. Dat is het werk van Dirk. Hij legt de kip met zijn kop op een paaltje, hij neemt een bijl en pang, met één klap slaat hij de kop eraf. En nieuwelingen moeten het altijd voor Dirk doen. Altijd! Dat hoort zo, zegt Dirk.’

‘Wat een dierenbeul!’ roept Claudia uit.

‘Hij kan het heen en weer krijgen,’ zegt Andries. ‘Ik doe daar niet aan mee.’

Jaap Frielink en Hans de Vos kijken Andries enigszins bewonderend aan. Zou hij de moed hebben om te weigeren? Dat komt niet veel voor. Bijna iedereen is bang van Dirk Pruim met zijn grote neus, zijn grote mond, zijn schorre stem en zijn ruwe handen als kolenschoppen.

‘Dan bel ik toch zeker even mijn vader,’ snoeft Andries. ‘En die stampt die Dirk dan even in elkaar.’

Ze slenteren weer naar buiten. Het is al donker geworden.

‘Gaan jullie mee naar de deel?’ vraagt Annie Krans. ‘Dan krijgen we nog warme melk en dan moeten we naar bed.’

‘Is die melk soms aangebrand?’ vraagt Andries.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Nee,’ antwoordt Annie Krans. ‘Nooit. De pap altijd, want die moet koken, maar de avondmelk wordt alleen gewarmd.’

Als ze in de grote ruimte zijn die de deel wordt genoemd, zien ze dat ook daar de lamp aangestoken is. Een verlichte vlek boven de tafel. De boerin staat koffie uit een grote kan te schenken. Langs de houten wanden - dezelfde planken als in de kamertjes - staan houten stoelen. Daar zitten verschillende mensen met elkaar te praten, sommigen schijnen zelfs te zingen. Het is heel gezellig. Claudia en Andries krijgen zin om erbij te gaan zitten.

‘Zo, zijn dat de nieuwe snuiters,’ roept een man met een neus als een bevroren winterpeen. ‘Nou, jullie zullen het fijn hebben bij moeke, nietwaar, Arie?’

Hij roept dat naar de echtgenoot van de boerin die toch altijd al ja zit te knikken, zodat Claudia en Andries niet kunnen zien, of hij de vraag van de man bevestigt.

Een slungelachtige jongen in een blauw ketelpak maakt zich uit het gezelschap los. Hij heeft een grote kromme neus, waterige blauwe ogen, rode wangen met gebarsten fijne adertjes, een brede mond die in zijn geziche hangt als een scheur in een gummibal, tanden met hier en daar rotte plekken. Hij steekt een kolenschop van een hand uit naar Andries.

‘Ik ben Dirk Pruim,’ zegt hij. ‘Zo, nu kennen we elkaar.’ Andries knikt, maar hij trekt een gezicht of het hem spijt dat ze elkaar kennen.

‘Ik hak geen kip zijn kop af!’ zegt Andries plotseling.

‘Ach,’ roept Dirk schorrig uit. ‘Wat een lieve jongen! Je wil zeker altijd alleen maar spelen met beesten, hè? Ga je nog met een konijntje naar bed?’

Andries blijft hem het antwoord schuldig.

[pagina 80]
[p. 80]

‘Zeker nooit op een boerderij geweest, hè?’ begint Dirk Pruim weer.

‘Jawel, in Wassenaar,’ antwoordt Andries. ‘Een modelboerderij!’

‘Haha,’ lacht Dirk schor. ‘Zo'n boerderij waar mannen in witte jassen rondlopen en waar ze elektrisch melken. Nou, hier ben je op een echte boerderij hoor. Wij melken met onze handen!’

Hij steekt zijn handen naar Claudia en Andries uit. Claudia en Andries zien dat ze van binnen hard als leer zijn.

‘Morgen om vijf uur ga ik melken,’ zegt Dirk. ‘Zal ik jullie dan roepen?’

‘Alsjeblieft niet,’ lacht Claudia. ‘Dan slaap ik nog.’

Dirk lacht haar vriendelijk toe. Hij schijnt Claudia wel aardig te vinden. Hij knijpt een van zijn waterige blauwe ogen dicht, trekt zijn mond in een scheve grijns en zegt, terwijl hij op Andries wijst:

‘Bij hem keil ik een emmer water door het raam over zijn hoofd. Frist hij lekker van op en is hij gelijk klaar wakker...’

‘Dirk, Dirk,’ roept de boerin. ‘Je staat die lieve jongen toch niet te plagen, hè? Kom eens hier!’

De boerin kijkt haar zoon over de tafel met fonkelende ogen aan.

‘Ja, moe,’ antwoordt Dirk gedwee en doet direct een paar stappen in haar richting.

‘Hij plaagt je toch niet, hè?’ vraagt de boerin aan Andries. ‘Nee, moeke!’ zegt Andries maar gauw, want Dirk werpt hem boze blikken toe die niet veel goeds voorspellen.

‘Dan is het goed, jongen,’ zegt de boerin. ‘Komen jullie nu maar aan tafel, dan krijgen jullie een heerlijke mok warme melk’

[pagina 81]
[p. 81]

Al de kinderen gaan naar tafel. Claudia en Andries zien nog heel wat meer jongens en meisjes die zij nog niet kennen. Ze hebben allemaal hun vaste plaats aan tafel.

‘Mag ik anijs, moeke?’ vraagt Jaap Frielink.

Moeke haalt uit een trommeltje een blokje anijs en laat dat in de mok van Jaap Frielink vallen. Die trekt een verheerlijkt gezicht.

‘Mag ik ook anijs, moeke?’ vraagt Andries.

Claudia zet grote ogen op. Zij lust ook wel anijs, maar durft er niet om te vragen. De boerin merkt het echter, haar alles ziende ogen constateren ook de begerige blikken van Claudia.

‘En jij zeker ook, Claudia?’ vraagt ze.

‘Alstublieft, moeke,’ zegt Claudia.

Zij wrijft even in haar handen van plezier. Claudia gaat zich op de boerderij al thuis voelen. En Andries zet een gezicht, of hij altijd al op ‘de grote melkhorst’ gewoond heeft en Dirk zijn broer is.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken