Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

12

Het is nog donker. Claudia ligt nog te slapen in haar ledikant. 's Avonds heeft ze nog wat gelachen met Annie Krans die verhalen vertelde over Den Haag, over de Tomatenstraat, de fruit- groenten- en bloemenbuurt. Er zijn daar straten die allemaal naar soorten groenten zijn genoemd. Vooral Komkommerstraat vond Claudia erg grappig, terwijl die namen voor Annie Krans doodgewoon waren, omdat zij ze bijna dagelijks hoorde.

‘Kukeleku!’ weerklinkt er opeens door de stilte.

Claudia vliegt overeind.

‘Hè, wat is dat?’ mompelt zij.

Claudia beseft niet waar zij is. Zij denkt dat ze in haar eigen bed op de Noordsingel ligt. Langzamerhand dringt het tot haar door dat zij een vreemde lucht ruikt. De geur van stro. Ook is het wat benauwd in het houten kamertje. Voorzichtig richt zij zich op. Zij wil Annie Krans niet wakker maken. De rustige ademhaling van het Haagse meisje is duidelijk te horen.

‘Kukeleku!’ schreeuwt de haan opnieuw.

Is het dier niet wat voorbarig? Nee, heel in de verte komt een streepje licht aan de horizon opzetten.

Wacht, denkt Claudia. Ik probeer of ik het raampje open kan krijgen, het is hier zo benauwd. Thuis slaap ik ook altijd met open raam en gisteravond heb ik er helemaal niet aan gedacht, het raam open te zetten.

Zij kruipt over haar bed naar het raam. Kan het eigenlijk wel open? Ja, gelukkig. Er zit een haak onderaan het raam.

[pagina 83]
[p. 83]

Claudia tuurt erdoorheen en ziet ook een pen zitten, waar een van de gaten uit de haak op past. Nou, het raam is erg vuil. Het mag wel eens gezeemd worden! Claudia drukt en drukt, maar er is geen beweging in het raam te krijgen. Zij spant al haar krachten in. Ja, nu gaat het. Het raam geeft mee. Het knarst en kraakt een beetje.

‘Kukeleku!’ schreeuwt de haan opnieuw.

‘Nee, moeke!’ mompelt Annie Krans in haar slaap.

Claudia kijkt naar Annie. Is zij wakker geworden? Dan hoort zij weer de regelmatige ademhaling en durft zij weer opnieuw tegen het raam te drukken.

Krak, krak, doet het raam. Ja, nu is het open. Een heerlijke frisse buitenlucht stroomt naar binnen. Claudia duwt nog wat verder om de haak over de pen te krijgen. Opeens weerklinkt een knal! En nog voor zij de haak over de pen heeft, komt het hele raam omlaag zetten en val in gruzelementen op de grond. Een kip redt luid krijsend het vege lijf. Het dier had een beschut plekje om te slapen gevonden tegen de muur, waar het zich in het losse stof had gewoeld.

‘Hé, wat, hé, ho!’ weerklinkt er uit het bed van Annie Krans.

Annie Krans gaat rechtop in bed zitten.

‘Wat gebeurt er?’ fluistert ze.

‘Ben je wakker?’ vraagt Claudia.

‘Ja, anders zou ik niet tegen je kunnen praten. Wat is er aan de hand?’

‘Het raam is omlaag gevallen!’

Annie Krans kruipt uit haar bed.

‘Hoe kan dat nou!’ mompelt zij.

Zij gaat naar het open gat.

‘Hé!’ roept ze uit. ‘De scharnieren zijn helemaal verroest en nu is het raam gewoon afgebroken.’

[pagina 84]
[p. 84]

‘Zal de boerin kwaad zijn?’ vraagt Claudia een beetje angstig.

‘Ach kom,’ antwoordt Annie Krans. ‘Dat kan jij toch niet helpen. We zeggen gewoon dat het raam eruit gewaaid is, of dat er een kip tegenop vloog.’

‘Maar dat is liegen!’ werpt Claudia tegen.

‘Wil jij dan soms zeggen dat jij het raam hebt laten vallen?’ vraagt Annie Krans.

‘Nee, dat niet.’

‘Nou dan zeg ik wel, dat er een kip tegenop gevlogen is.’

‘Vind je het niet beter om te zeggen dat de wind het heeft gedaan?’

‘Mij best,’ antwoordt Annie Krans.

Zij kruipt weer in haar bed. Het lawaai is echter nog niet ten einde. Vlak naast haar kraakt het en ineens wordt er een plank verschoven en komt het gezicht van Andries te voorschijn. In de vage schemering is zijn lichte haar duidelijk te herkennen.

‘Wat zijn dat hier voor kamertjes,’ mompelt Andries. ‘Die planken zitten gewoon los. En wat maken jullie een herrie!’

‘O, Andries,’ giechelt Claudia. ‘Bij ons is het raam eruit gewaaid!’

‘Is er geen kip tegenaan gevlogen?’ vraagt Andries onderzoekend.

‘Nee, nee,’ zegt Annie Krans, ‘er kwam een windstoot en toen vloog het raam er ineens uit.’

‘Maak mij wat wijs,’ fluistert Andries. ‘Ik ben niet doof hoor. Ik heb alles verstaan wat jullie gezegd hebben.’

‘Maar slaap je dan niet, Andries?’ vraagt Claudia.

‘Ik kan hier geen oog dicht doen,’ zegt Andries. ‘Die twee knullen liggen maar te snurken en bovendien heb ik jeuk.

[pagina 85]
[p. 85]

Er prikken geloof ik allemaal strootjes door het matras heen. Nou, dat is geen lekker gevoel. O ja, dat is waar. Weten jullie wat ik gisteren in mijn bed vond?’

‘Ik niet,’ zegt Claudia.

‘Nou, wat vond je?’ informeert Annie Krans.

‘Een ei!’ roept Andries.

Claudia en Annie stikken opeens van de lach.

‘Het scheelde maar een haartje of ik was erop gaan liggen,’ zegt Andries, ‘had ik in de smurrie moeten slapen!’

‘Stel je nou eens voor, Andries,’ zegt Claudia, ‘dat je heel stil had gelegen en dat je het ei vanmorgen pas had gevonden. Zou je dan niet gedacht hebben, dat je zelf een ei had gelegd?’

‘Of hij had het uitgebroed,’ fluistert Annie Krans, ‘dan had er een kuikentje naast hem gelegen.’

‘Het lijkt nu al of er kuikentjes over mijn rug kruipen,’ zegt Andries. ‘Wat heb ik een jeuk.’

‘Die kippen van gisteravond hebben natuurlijk in je bed gelegen,’ fluistert Claudia.

‘Dat doen ze altijd,’ zegt Annie Krans. ‘Als je even de deur openlaat, liggen er zo een paar in je bed.’

‘Als ik eieren vind, ga ik ze opbakken,’ fluistert Andries.

‘Doe die plank nu weer goed in de wand,’ raadt Annie Krans aan, ‘want als moeke het ziet, wordt ze woest. We moeten nog wat slapen.’

‘Welterusten dan,’ zegt Andries braaf.

Even later is de plank weer op zijn plaats en is de stilte weergekeerd. Alleen weerklinkt nu en dan van alle kanten het gekukeleku van de hanen.

‘Hoeveel hanen hebben ze hier eigenlijk?’ vraagt Claudia aan Annie Krans.

‘Heel wat,’ antwoordt die geeuwend, ‘en ze hebben dui-

[pagina 86]
[p. 86]

zenden kippen. Je vindt de eieren overal, want die kippen laten ze maar los lopen. Ze hebben niet eens tijd om op die dieren te letten.’

Claudia kruipt dieper onder de dekens. Door het open raam wordt het nu wat frisser in het kamertje. Zij sluit haar ogen en valt weer in slaap. Ook Annie Krans slaapt even later.

Als ze voor de tweede keer wakker worden, schijnt de zon al fel naar binnen. Claudia slaat haar ogen op en kijkt rond in het helder verlichte kamertje. Ook Annie Krans wordt net wakker.

‘Een mooie dag,’ roept Annie, ‘dan gaan we naat het land.’

‘Ik ben het spook van de opera!’ weerklinkt er opeens een stem.

De meisjes kijken naar het open gat van het raam en daar verschijnt een gedaante, in een laken gehuld.

‘Au, au!’ horen ze even later. ‘Ik trap met mijn poten in het glas. Hier ligt allemaal glas. Wie heeft dat nou gedaan?’ ‘Het spook trapt met zijn blote voeten in het glas van het raam,’ giechelt Claudia.

Zij is er nu zeker van dat het Andries niet kan zijn, die voor spook speelt. Andries is van het gevallen raam op de hoogte. De gedaante voor het raam worstelt nu wat met het laken en dan zien ze een jongen met vuurrood haar en kleine sproetjes in een melkbleek gezicht.

‘Otto Michel,’ fluistert Annie Krans. ‘Een vervelend ventje. Wacht!’

Zij sluipt naar de lampetkan, neemt het kopje waar de tandenborstels in staan, legt die eruit en vult het kopje met water. Dan loopt zij in gebukte houding naar het open gat in de muur, waarachter de jongen met het laken naar de

[pagina 87]
[p. 87]

glasscherven staat te staren. Ineens rijst Annie op en smijt het kopje water in het gezicht van Otto Michel.

‘Daar spook en nou verdwijnen!’ roept ze.

Dat heeft de jongen niet verwacht. Hij zet het op een lopen, maar als hij op een tien meter afstand is, schreeuwt hij:

‘Jou krijg ik nog wel, verdorde bloemenkrans.’

‘Laat maar kletsen,’ zegt Annie, ‘schelden doet geen pijn. Kom, Claudia. Opstaan en wassen, anders komen we te laat voor het ontbijt. Ik hoor moeke al op de deel.’

Ook Claudia vangt nu geluiden op.

‘Moeke maakt het fornuis aan. Ze gaat water opzetten voor de thee.’

‘Wij koken thuis elektrisch,’ zegt Claudia.

‘Wij op aardgas,’ zegt Annie Krans, ‘maar hier stoken ze hout. Het hout hakken ze in hun eigen bossen. Dat is lekker goedkoop. Het kost niets.’

Als Claudia en Annie naar buiten gaan, is Andries ook klaar.

‘Die knullen liggen maar te pitten,’ zegt hij verwijtend. ‘De hele nacht snurken ze en nu snurken ze niet meer.’

‘Opstaan, langslapers!’ schreeuwt Annie Krans.

‘Opstaan ventjes,’ roept Claudia, ‘want anders gaan wij eens met water gooien.’

‘Wacht!’ roept Annie Krans.

Zij rent weg, zoekt even in het gras bij een sloot, bukt, heeft wat gevonden en komt even later ermee terug.

‘Kun je lachen,’ zegt ze.

Zij gaat naar het bed van Jaap Frielink en zet een klein kikkertje op zijn hoofdkussen. Hetzelfde doet ze bij Hans de Vos die met open mond slaapt. Het lijkt wel of hij dat moet omdat hij anders geen plaats voor zijn tanden heeft.

‘Jaap, Hans,’ gilt Annie Krans plotseling. ‘En monster in

[pagina 88]
[p. 88]

je bed!’

De kikkers schrikken waarschijnlijk nog harder dan Jaap Frielink en Hans de Vos. Het diertje op het kussen van Jaap Frielink maakt een geweldige sprong en komt in de lampetkan terecht, waar hij verwoed heen en weer gaat zwemmen. De kikker op het kussen van Hans de Vos maakt maar een heel klein sprongetje en belandt op de tanden van Hans de Vos die opeens verwoed gaat blazen en op die manier van het dier verlost wordt.

‘Die meiden krijgen wij nog wel!’ roept Hans de Vos, als Claudia en Annie stikkend van de lach wegrennen. ‘We stoppen spinnekoppen in hun nek en duizendpoten in hun haar. Wacht maar, als we jullie in onze handen krijgen!’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken