Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

13

De boerin kijkt bestraffend naar Claudia en Annie Krans.

‘Hebben jullie de ruit gebroken?’ vraagt zij streng.

‘De wind heeft het gedaan,’ zegt Annie Krans, terwijl zij een beetje draait van verlegenheid, want zij staat te liegen. ‘De wind, de wind!’ roept de boerin. ‘Er is geen zuchtje wind te bekennen. Ik ben vanmorgen om vijf uur opgestaan om deeg te kneden voor het brood. Het was buiten bladstil!’

‘Ik heb de ruit gebroken!’ roept Claudia plotseling.

Andries kijkt zijn nichtje verwijtend aan. Wat ben je toch een stommeling, schijnt hij te denken, om het te verklappen. Dan had je beter het verhaaltje over de kip kunnen opdissen.

‘Aha!’ roept de boerin.

‘Maar ik kon het echt niet helpen,’ zegt Claudia. ‘Het was zo benauwd in het kamertje en toen wilde ik het raam openzetten.’

‘Ja... en de scharnieren waren helemaal verroest, en toen is het raam gewoon afgebroken,’ helpt Annie Krans haar, ‘eigenlijk kan zij het dus niet helpen. Het raam viel vanzelf naar beneden.’

Dirk Pruim slurpt van zijn koffie. Zijn kromme neus verdwijnt gedeeltelijk in de hoge kom. Hij zet de kom neer, veegt met de achterkant van zijn ruwe hand over zijn mond en zegt:

‘Claudia kan er niets aan doen. Die scharnieren waren verroest. Trouwens, alle scharnieren zijn hier verroest. De

[pagina 90]
[p. 90]

vorige week is de bliksemafleider immers ook afgebroken? Finaal doorgeroest. Hier roest alles!’

‘Ik geloof dat je hersens ook roesten,’ zegt de boerin kwaad tegen haar zoon. ‘Wie zal nu de schade van de ruit betalen?’

‘Als de scharnieren verroest zijn, kan Claudia er niets aan doen. Een raam moet toch open kunnen!’ roept Dirk Pruim met zijn schorre stem.

‘Ze had het raam dicht moeten laten. Waarom moet het open?’

‘Om de frisse lucht,’ zegt Claudia een beetje schuchter.

Zij is die Dirk erg dankbaar dat hij haar geholpen heeft. Die Dirk valt best mee.

‘Iedereen heeft recht op frisse lucht. Wat zeg jij ervan, vader?’ vraagt Dirk aan de oude man die weer aan tafel zit te knikken.

De man antwoordt niet, maar hij blijft knikken.

‘Zie je nou wel!’ roept Dirk. ‘Vader geeft ons gelijk!’

De boerin haalt haar schouders op en zij gaat door met brood snijden.

De kinderen eten als uitgehongerde wolven. Het brood is bijzonder lekker. Moeke bakt het altijd zelf. Elke morgen kun je haar op de deel vinden. Zij is dan deeg aan het kneden. Het middageten valt meestal slechter uit. Op het houtfornuis brandt het eten gauw aan. En dan is er nog een neefje van twee jaar dat zeepvlokken in de grote aardappelketel heeft gestrooid toen buiten aardappelen geschild werden. De aardappelen smaakten naar zeep. Alleen de boerin en de boer aten er maar van. Verder liet iedereen zijn aardappelen staan.

Claudia en Andries brengen heerlijke dagen door op de boerderij. Zij ravotten met de andere kinderen, spelen ver-

[pagina 91]
[p. 91]

stoppertje in de hooiberg, gaan op konijnenjacht, maar als Andries eindelijk een konijn heeft gevangen, laat hij het dier weer gauw lopen. Hij vindt het zo zielig.

Dirk Pruim die ook van de partij is, wordt erg kwaad.

‘Zo'n konijn moet je een flinke tik achter zijn oren geven, stommeling,’ roept hij uit.

‘En jou moeten ze een mep tegen je neus verkopen,’ zegt Andries, die helemaal niet bang meer van Dirk Pruim is. ‘Misschien gaat die dan licht geven, dan heb je een zoeklicht!’

Dirk trapt met een woedend gezicht tegen een kartonnen doos. Dirk heeft altijd klompen aan. Nu horen ze allemaal een geweldige klap. De doos komt niet van zijn plaats en de klomp van Dirk is opeens gebarsten.

Andries stikt van het lachen. Hij had daarnet een grote keisteen gevonden en daar heeft hij een doos overheen gelegd in de hoop dat iemand tegen de doos zou trappen. Dirk is er ingevlogen.

Hij trekt zijn klompen uit en rent op Andries toe. Andries gaat er als een haas vandoor. Het ziet er niet naar uit dat hij harder zal kunnen lopen dan Dirk. En hij kan het ook niet. Dirk is veel ouder. Net rijdt de auto van de slager die het vlees uit Barneveld op de grote melkhorst komt brengen, weer weg. Met een fikse sprong belandt Andries op de treeplank van de Volkswagen. Hij houdt zich stevig vast.

‘Hé, hé, stommeling!’ roept Dirk.

De slager brengt zijn auto tot stilstand en Andries maakt van de gelegenheid gebruik om er weer vandoor te gaan. Met een vuurrood hoofd van kwaadheid komt de slager uit zijn auto. Hij loopt op Dirk toe.

‘Stommeling!’ schreeuwt hij. ‘Waar haal je de lef van-

[pagina 92]
[p. 92]

daan om mij voor stommeling uit te schelden. Kan ik het helpen dat jullie altijd een verkeerde bestelling opgeven!’

‘Verkoop je ook kangeroevlees?’ roept Dirk.

‘Als ik jou in mijn vingers krijg,’ roept de slager terug, ‘dan draai ik je door de gehaktmolen.’

‘Dan hoef ik nooit geen vlees meer,’ lacht Claudia.

Ook Andries is nu weer teruggekomen. Dirk Pruim blijft op eerbiedige afstand van de slager en schijnt helemaal vergeten te zijn, dat hij het met Andries aan de stok had.

‘Laat die vent maar kletsen,’ zegt Dirk. ‘Gaan jullie mee naar de koeien kijken. Ik weet wat leuks!’

Als Dirk het weiland nadert, merken de koeien hem direct op. Langzaam draaien ze hun vette lichamen om en komen naar het hek toelopen. Dirk aait ze allemaal over hun snoet.

‘Dat zijn beste beesten,’ zegt hij.

‘Wel lief, hè,’ vindt Claudia. ‘Jammer dat er zoveel vliegen in hun ogen zitten!’

Claudia wappert met haar hand en verjaagt de vliegen.

‘Je kunt zo wel de hele dag blijven staan,’ raadt Dirk aan. ‘Die vliegen komen toch weer terug.’

Andries aait de koeien ook over hun snoet. In een ommezien heeft hij een natte hand en die hij aan zijn broek afveegt.

‘Durf jij op zo'n koe te gaan zitten, Andries?’ vraagt Dirk. ‘Je ziet het. Rustige, kalme, tamme, makke, gemoedelijke beesten. Op deze bijvoorbeeld?’

Dirk wijst op een slome koe die vlak bij het hek staat en Andries dromerig uit zijn ogen aankijkt.

‘Ik wil het graag eens proberen,’ zegt Claudia.

‘Nee, dat is niets voor meisjes,’ roept Dirk. ‘Kom, Andries. Ik zal je een zetje geven!’

[pagina 93]
[p. 93]

Andries ziet geen enkel bezwaar om het te weigeren. Die koe is zo kalm! Hij klimt op het hek. Dirk houdt de koe bij de kop vast en Andries gaat op de rug zitten.

‘Huup, paard!’ roept hij.

‘Vort, knol!’ schreeuwt Claudia.

Dirk houdt de koe nog steeds vast en het dier verroert zich niet.

‘Laat hem eens los, Dirk!’ vraagt Andries. ‘Ik wil wel eens koetje rijden.

‘Mijn zegen heb je!’ antwoordt Dirk.

Hij laat het dier los. Met een snelle beweging die je helemaal niet van zo'n slome koe zou verwachten, draait het dier zich om. Andries klemt zich aan het vel van het beest om niet te vallen. En nu begint de koe te loeien en te galopperen. Het beest werpt zijn achterpoten in de lucht.

‘O, o,’ schreeuwt Andries, ‘ik val!’

‘Hij valt, Dirk!’ roept Claudia. ‘Doe dan toch wat!’

‘Wat kan ik nou doen,’ zegt Dirk. ‘Laat hem maar vallen. Dan is hij eraf.’

Net als Dirk het zegt, maakt de koe weer een enorme sprong in de lucht. De handen van Andries schieten los en zijwaarts duikt hij van de koe af en belandt als een duikbommenwerper met zijn hoofd in een pannekoek die de koeien altijd graag op de weilanden bakken.

Het huilen staat Andries nader dan het lachen, maar hij houdt zich groot. Hij krabbelt overeind en loopt zwijgend langs Dirk en Claudia heen. Hij gaat zich aan de pomp wassen, maar zweert bij zichzelf wraak te nemen. En die wraak komt.

's Avonds als Dirk een slok van zijn koffie neemt, spuwt hij die plotseling over de vloer, wat hem bovendien nog een draai om zijn hoofd van zijn moeder oplevert. Moeke kon

[pagina 94]
[p. 94]

ook niet weten dat Andries een ferme schep zout in de koffie van Dirk heeft gedaan. Daarom was de jongen zo behulpzaam geweest. Hij had gevraagd of hij vast suiker in de koppen mocht doen. De boerin had daar geen bezwaar tegen. Andries wist precies uit welke kop Dirk altijd dronk. Een speciale kop, een blauwe met een gouden rand.

Dirk werpt een vernietigende blik naar Andries.

‘Eén - één!’ sist Andries.

‘Ja, Dirk, eerlijk is eerlijk,’ roept Claudia. ‘Van vanmiddag was eigenlijk een beetje gemeen. Andries had zich wel kunnen bezeren!’

‘Wat is er gebeurd?’ vraagt de boerin.

Haar dwingende ogen kijken Claudia zo streng aan dat zij het wel vertellen moet. Zij vertelt dus dat Dirk Andries heeft overgehaald om op de rug van een koe te gaan zitten. Moeke begrijpt nu wel wat er gebeurd is.

‘Arme jongen,’ zegt ze, terwijl ze Andries over het hoofd strijkt. ‘En toen ben je natuurlijk gevallen. Heb je je pijn gedaan? Gelukkig niets gebroken, hè'’

‘Nee, maar ik ben wel in de smurrie gevallen!’ roept Andries uit.

Dirk krijgt nog een kletsende klap om zijn oren.

‘Die jongen is hier een gast!’ roept de boerin uit. ‘Ik wil niet dat ze door jou lastig gevallen worden.’

‘Hij valt ons niet lastig,’ probeert Claudia te sussen, ‘maar het was voor Andries natuurlijk niet leuk dat hij net in die... in die... viel.’

Moeke pakt Dirk bij een oor beet en zegt:

‘Voor straf morgen om vijf uur weer melken. Het is eigenlijk mijn beurt, maar voor straf moet jij het nu doen!’

‘Ja moe,’ antwoordt Dirk.

[pagina 95]
[p. 95]

Hij slaat zijn ogen neer en eet verder met een gebogen hoofd.

Zijn vader zit tegenover hem aan tafel te knikken, alsof hij het helemaal met het optreden van zijn vrouw eens is.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken