Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

14

Nog enkele dagen en dan is de heerlijke vakantie op de grote melkhorst om. Claudia heeft een brief naar haar ouders geschreven en ook een brief aan de ouders van Andries. Natuurlijk heeft ze niet gerept over het feit dat Andries in de koeiemest gevallen is. Daar zou tante Hennie, die bovendien pas ziek geweest is, maar van schrikken. Nee, Claudia schrijft dat ze veel pret hebben, maar dat het eten thuis lekkerder is. Alleen het boerenbrood, dat is heerlijk. De pap is altijd aangebrand, minder heerlijk. Zij en Andries eten dan ook geen pap. Met Pasen konden ze zoveel eieren eten als ze wilden. Verder was het op de boerderij een gewone dag, de eerste paasdag zowel als de tweede. Het werk ging gewoon door.

Andries en Claudia spreken op een avond af dat ze naar de markt in Barneveld zullen gaan. Ze mogen met de brik, een boerenkar, meerijden met een knecht en Dirk. Dirk neemt manden vol kippen mee die hij wil verkopen. Ze hebben het op de boerderij zo druk, dat er nauwelijks tijd is om op de kippen te letten. Daar hebben de boerin en boer - die altijd ja knikt - besloten veel kippen van de hand te doen.

‘Het worden nu allemaal soepkippen,’ zegt Dirk. ‘Dus, jongens. Morgen om acht uur vertrekken we hier!’

‘Het komt voor elkaar,’ zegt Andries.

‘Ik zal er zijn!’ roept Claudia.

Zij praat nog even wat met Andries en dan gaan zij hun slaapkamertjes opzoeken. Jaap Frielink en Hans de Vos liggen al in bed. Gelukkig snurken ze nog niet. Ook Annie

[pagina 97]
[p. 97]

Krans ligt al in bed. Zij heeft een beetje hoofdpijn en een aspirientje gekregen van een pensiongast. Dat heeft zij met veel water ingenomen.

‘Nog pijn?’ vraagt Claudia, als zij haar tanden heeft gepoetst.

‘Nee,’ antwoordt Annie Krans zacht, ‘maar ik heb zo'n licht gevoel in mijn hoofd.’

‘Beter een licht gevoel dan pijn,’ vindt Claudia. ‘Je moet natuurlijk wel opletten dat je niet als een ballon de lucht in schiet.’

Annie Krans heeft echter geen lust grapjes te maken.

‘Ik ga proberen om te slapen,’ zegt ze.

Claudia springt haar bed al in.

‘Au, au!’ roept ze. ‘Wat is dat nou weer?’

Zij stapt uit bed en zoekt met haar handen onder de dekens. In het matras zitten allemaal harde bulten. Het zijn stenen! Iemand heeft er stenen in gestopt.

‘Dat flauw!’ zegt Claudia. ‘Wie heeft dat gedaan?’

‘Stenen?’ vraagt Annie Krans slaperig.

‘Ja, stenen. Er zitten stenen in mijn matras!’

‘Ik weet van niets. Je moet ze eruit halen.’

‘Maar die matras is toch zeker dichtgestikt?’ vraagt Claudia.

‘Welnee,’ zegt Annie, ‘het is gewoon een strozak. Trouwens, hoe zouden ze de stenen er anders in gekregen hebben?’

De matras is aan één kant open en Claudia zoekt net zo lang tot ze alle stenen gevonden heeft. Het stof uit de strozak kriebelt in haar neus. Zij moet ervan niezen.

‘Houd eens op met dat lawaai!’ wordt er uit het andere kamertje geroepen.

Het is de stem van Jaap Frielink.

[pagina 98]
[p. 98]

‘Mag ik niezen?’ vraagt Claudia verontwaardigd.

‘Nee, dat mag je niet,’ antwoordt Jaap Frielink.

‘Heb maar niet zo'n praats,’ roept Claudia terug. ‘Jullie snurken zo hard dat ik bang ben dat de wanden instorten.’ ‘Haha,’ klinkt het aan de andere kant.

Het is de lach van Andries.

Dan wordt er tegen de planken die op de deel uitkomen, geklopt. De meisjes horen de stem van de boerin.

‘Nu slapen, morgen is het weer vroeg dag!’

‘Ja, moeke!’ roepen ze in koor.

Claudia sluit haar ogen, als ze weer in bed ligt. Zij schuift nog wat heen en weer, want door het zoeken naar de stenen is het stro wat naar één kant geschoven. Dant valt zij in slaap, maar zij slaapt onrustig. Zij ligt niet zo prettig op de strozak als anders.

Midden in de nacht spert zij haar ogen open. Het is volslagen donker. Zij kan niet naar buiten zien, want het raam is met planken dichtgespijkerd. Zij hoort een vreemd getik. Eindelijk dringt het tot haar door dat het hard regent. Als het nu maar niet blijft regenen, want dan valt het tochtje naar Barneveld in duigen. Op de open brik zouden ze drijfnat worden.

Claudia sluit haar ogen weer en valt in slaap. Nog vele malen draait zij zich onrustig om. Misschien komt het wel door de strozak dat ze de slaap niet goed kan vatten.

Opeens hoort ze een harde knal die nog even in de lucht narommelt. En dan ruist de regen weer neer. Met bonzend hart gaat Claudia overeind zitten. Wat was dat voor een knal?

Ach, dat is natuurlijk een slag van het onweer. Het is gaan onweren!

Claudia huivert. Zij heeft het koud en moet plotseling naar

[pagina 99]
[p. 99]

de w.c. Het trekt haar niet erg aan om naar de w.c. te gaan. De w.c. is buiten. Een klein huisje bij de sloot. En nu het regent, is het helemaal onaangenaam. Toch besluit ze maar om te gaan. Zij krabbelt overeind, trekt haar wollen trui aan en daarover haar regenjas die aan een spijker hangt. Wacht, zij zal ook haar schoenen maar aandoen. Stel je voor dat er nog glassplinters liggen van de gebroken ruit.

Zal zij tegen Annie Krans zeggen dat ze even weg gaat?

‘Annie, Annie!’ roept zij.

Er komt geen antwoord. Het aspirientje werkt zeker goed. Annie Krans slaapt diep. Uit het kamertje naast haar hoort zij een zwaar geknor dat afkomstig lijkt van drie varkens. Andries slaapt nu zeker ook goed en wil niet achter blijven bij de andere snurkers.

Claudia durft niet meer te roepen. Zij besluit naar buiten te gaan, zonder dat ze Annie Krans gewaarschuwd heeft. Behoedzaam duwt zij de deur open en dan rent ze vlug naar de w.c. Als zij terugkomt, wacht haar de schrik van haar leven. Zij kijkt naar het dak van de boerderij. Het is geen toeval dat ze naar boven kijkt. Haar aandacht werd getrokken door iets ongewoons. Ook door een vreemd geluid. Zij hoort een licht geknetter en zij ziet kleine vlammetjes uit het dak opflakkeren.

Claudia blijft buiten stokstijf staan. Zij kan haar ogen niet geloven. Zij spert haar ogen wijd open. Zij knijpt zichzelf in haar arm. Droomt zij? Nee, het is werkelijkheid. Zij ziet vlammetjes en zij hoort geknetter. Twee kleine vlammetjes kruipen op het dak naar elkaar toe en verenigen zich tot één grotere vlam. En dan ziet zij ook een lichtflakkering achter de ruiten van een zolderkamertje.

‘Er is brand,’ stamelt zij. ‘Er is brand!’

Wat moet zij doen? Zij kijkt om zich heen. Achter het huisje

[pagina 100]
[p. 100]

van de w.c. is de sloot. Daarin is water, maar wat heeft ze aan dat water? Dat kan ze onmogelijk over het dak heengooien, gesteld dat zij een emmer zou kunnen vinden. Het dak is veel te hoog!

‘Brand!’ gilt zij door de stilte. ‘Brand, brand!’

Haar stem klinkt erg schel door de nacht. Er schijnt niemand te zijn die haar hoort. Iedereen slaapt.

Claudia bedenkt zich niet lang meer. Zij rent naar de boerderij, naar de deur van het slaapkamertje van Andries. Zij rukt eraan, maar de deur blijkt op de haak te zitten.

‘Wat een sufferds,’ roept Claudia. ‘Nu hebben ze de deur aan de binnenkant op de knip gedaan ook.

Wat moet zij nu doen? De jongens zitten op die manier opgesloten. Zij moet hen waarschuwen. Stel je voor dat ze verbranden!

Claudia trekt haar rechterschoen uit eh smijt die met alle kracht die in haar is door het raam bij de jongens. Even later verschijnt er het slaperige gezicht van Andries voor.

‘Zeg, ben je gek geworden,’ roept hij. ‘Mijn bed ligt vol glasscherven. Het breken van ruiten is geloof ik een ziekte van je!’

‘Andries, vlug!’ roept Claudia. ‘Kom naar buiten. Er is brand!’

‘In je bovenkamer zeker,’ zegt Andries nog ongelovig.

Dan wordt hij echter helemaal wakker. Claudia hoort hem de haak losmaken en even later staat hij naast haar. Claudia wijst naar boven. Het is al niet meer nodig. In één oogopslag heeft Andries gezien wat er aan de hand is. Hij rent zijn kamertje weer in, sleurt Jaap Frielink en Hans de Vos uit het bed die even later in het natte gras liggen kreunen.

‘Er is brand, sukkels!’ gromt Andries.

Van de boer heeft hij klompen mogen lenen en daarmee

[pagina 101]
[p. 101]

komt hij nu weer naar buiten rennen.

‘Hier, Claudia!’ roept hij, terwijl hij Claudia een klomp in haar hand duwt. Zelf houdt hij de andere.

‘Wat moet ik hier mee?’ vraagt Claudia, klappertandend van kou en angst.

‘Lawaai maken!’ schreeuwt Andries.

Hij voegt zelf de daad bij het woord. Hij gaat de hele boerderij langs lopen, slaat de ramen in en slaat heel hard met de klomp op de groene deuren.

‘Brand, brand!’ schreeuwt hij.

‘Brand, brand!’ schreeuwt nu ook Claudia.

Annie Krans is intussen naar buiten gekomen en Hans de Vos en Jaap Frielink krabbelen versuft overeind. Op de eerste etage wordt een raam geopend. Iemand kijkt naar buiten. Op hetzelfde ogenblik springt door de hitte de ruit van het zolderkamertje. Een regen van glassplinters daalt neer. Claudia en Andries kunnen nog net op tijd opzij springen. Het hoofd op de eerste etage wordt weer naar binnen getrokken.

‘Brand, brand!’ schreeuwt Andries weer.

Hij rent naar de grote groene deuren van de deel, maar ook die zijn gesloten. En toch moeten alle mensen in het huis gewaarschuwd worden. Hoeveel mensen zijn er in de boerderij. Dertig, veertig? Hij weet het niet precies. In ieder geval heel wat. En ze moeten gewaarschuwd worden.

Hij kan de boerderij echter niet in. De deuren van de deel zijn op slot.

Andries bedenkt zich niet lang. Hij rent naar de luifel waaronder de tractor staat. Hij trekt zich op, neemt achter het stuur plaats. Hij drukt op de startknop en duwt tegelijkertijd met zijn voet het gaspedaal in. Dat is niet moeilijk. Hij heeft het Dirk de afgelopen week al zo vaak zien doen.

[pagina 102]
[p. 102]

Moeilijk is het wel om de eerste versnelling in de schakelen. Het apparaat kraakt vervaarlijk, maar dan komt er toch beweging in de tractor. Andries stuurt regelrecht op de gesloten groene deuren van de deel af. Met een enorme klap belandt de tractor tegen de deuren, waar hij tot stilstand komt. Maar... Andries heeft zijn zin. De planken zijn gebarsten en gebroken. Hij kan zijn hand door een opening steken en zo de grendel wegschuiven. Hij drukt de deuren naar binnen open.

‘Brand, brand!’ schreeuwt hij naar binnen.

Zijn stem klinkt angstaanjagend en hol door de ruimte van de deel. Plotseling staat hij tegenover de boer. Die heeft een lange witte onderbroek aan en een wit hemd. De man staat tegen hem te knikken alsof hij het met Andries eens is dat er brand is.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken