Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

The lady is not for burning

Penguin Books publiceerde als Penguin Special: The Trial of Lady Chatterley. Regina v. Penguin Books Limited ed. by C.H. Rolph. De titel is met zorg gekozen, het had er herhaaldelijk de schijn van alsof de Lady Herself voor het gerecht stond: haar moraal of gebrek aan moraal waren voortdurend in het geding in dit gerucht- en geschiedenismakende proces. Het was meer dan alleen maar een rechtzaak, ‘but a conflict of generation and class’. Het was tevens een soort ‘test case’, nadat in 1958 de volslagen verouderde wet vervangen was en er een wet kwam, waarin voor het eerst deskundigen als getuigen werden toegelaten en het geschrift in kwestie beschouwd moest worden als ‘één geheel’, hetgeen de Kroon niet belette herhaaldelijk passages te citeren, waaraan liefhebbers ‘aanstoot’ konden nemen. Nieuw was ook dat, als een geschrift beschouwd moest worden de tendens te hebben ‘to deprave and corrupt persons likely to read it’, er geen veroordeling kon volgen wanneer ‘the article in question’ van belang was voor wetenschap, literatuur of kunst. Veroordeelde de jury het boek dus als ‘obsceen’, dan was er altijd nog de tweede mogelijkheid, dat het van belang was voor de letteren en op die grond toch vrij uitging. Vandaar dan ook, dat de verdediging met een indrukwekkende rij ‘experts’ kwam, die al hun gewicht op de literaire waarde legden, met daarnaast theologen en psychologen, die de morele kant van de zaak verdedigden. De status van deze experts werd wijselijk door de Kroon zelden aangevochten; de pers heeft zich zo intens met hen beziggehouden, dat ik alleen maar de namen noem van Dame Rebecca West en dr. E.M. Forster. The Trial is bijzonder boeiend, het geeft dikwijls in extenso de getuigenverklaringen en de kruisverhoren en het geheel wordt bijeengehouden door een spits en beknopt commentaar van de bewerker. Een aantal tekeningetjes ‘uit de rechtzaal’ verlevendigen het boekje, dat voor een leek als ik ben, op slechts enkele plaatsen vervelend wordt door onvermijdelijk juridisch geharrewar over procedure of een begrip als ‘intentie’. Er blijken merkwaardige dingen uit dit proces. Ten eerste en altijd opnieuw, dat deze hele kwestie van obsceen of niet-obsceen in laatste in-

[pagina 66]
[p. 66]

stantie puur een kwestie van opinie is, dat een ‘bewijs’ natuurlijk altijd is uitgesloten, dat de objectieve maatstaf ontbreekt en dat in ons land de uiteindelijke beslissing afhangt van de geestelijke horizon van de rechter en in Engeland van die van een jury. Er blijkt uit, dat in deze gevallen van pure opinie er alles te zeggen valt voor een jury-rechtspraak, ondanks enkele grote bezwaren. De opinie van twaalf mensen lijkt mij een redelijker kans bieden dan het fifty-fifty van één rechter. Nadat namelijk de getuigenverhoren hadden plaats gevonden volgde de ‘summing-up’ van de verdediger, daarna die van de aanklager en tenslotte het resumé van de rechter. Dit alles uiteraard gericht tot de jury en, ondanks alle uiterlijk vertoon van objectiviteit ontkwam ik niet aan de indruk, dat de rechter anti-Lady was. Deze indruk wordt nog versterkt door het feit dat, na de vrijspraak, het appel van de verdedigers om kosten te mogen verhalen in wat toegegeven een ‘test case’ was, zonder argumenten door de rechter verworpen werd, hetgeen er op neer komt, dat de ‘deugd’ gratis procedeert op kosten van de gemeenschap en de vermeende en vrijgesproken ‘ondeugd’ de rekening mag betalen, in dit geval een dertienduizend pond of ruwweg honderddertigduizend gulden. Dit alles blijven we toch beleefdheidshalve ‘Recht’ noemen!

Eén groot bezwaar tegen een jury bleek al bij de eedsaflegging. De formule ‘I swear by Almighty God’ enz. stond op een gedrukte kaart en de scherpziende C.H. Rolph merkt op, dat ‘Five of them read with some difficulty or hesitancy.’ Na allerlei preliminaria: de verdediger wees enkele juryleden af en eiste terecht meer vrouwen in de jury, moesten de twaalf gezworenen zich terugtrekken om het boek in kwestie te lezen. Geschat werd dat de ‘average reader’ er zeven à acht uur over zou doen, er was één jurylid, dat er drie dagen voor nodig had! Aan zulke, overigens ongetwijfeld brave lieden is dan de macht gegeven in deze delicate materie hun medemens te kunnen veroordelen en, ware het scheef gegaan, dan had hun ‘Schuldig’ Sir Allen Lane misschien nog gevangenisstraf kunnen kosten! De beroemde ‘four letter words’ speelden natuurlijk een grote rol. De aanklager had de

[pagina 67]
[p. 67]

moeite genomen ze te tellen en hij was met de uitkomst uiteraard niet geheimzinnig. De ‘Old Bailey’ heeft dan ook dagen lang gegalmd van deze ‘lovely old Anglo-Saxon words’ en ziet: de muren zijn er niet van gescheurd en het gebouw is niet omgevallen. Een andere opvallende zaak was dat, waar de verdediging de bloem van de Engelse intelligentsia kon laten aantreden, de aanklager met geen enkele getuige à charge verscheen. Herhaaldelijk vocht hij in dit scherpzinnige duel tussen intellectuelen, die aan elkaar gewaagd waren, hun getuigenis aan, hij waagde zich zelfs op het bar gladde ijs van de literaire kritiek, veroordeelde het repeterende element in het boek, een erkende stijlfiguur, die Lawrence inderdaad herhaaldelijk en overal toepaste... maar geen getuigen! Het zou natuurlijk niet moeilijk geweest zijn lieden te vinden, die de aloude strijdkreten hadden willen aanheffen: ‘lewd, dirty, prurient, aanstotelijk voor de eerbaarheid, prikkelend’, kortom het hele repertoire van nietszeggend getoeter, maar de Kroon was wel wijzer, de verdediging zou niet veel van hen heel gelaten hebben. De Kroon zou eerst gebaat geweest zijn met de figuur, die bereid zou zijn geweest onder ede te verklaren: ‘Leden van de jury, eens was ik een hoogstaand man, een gegarandeerd zuivere ziel, die van de slechtheid niets afwist. Toen, op een onzalige dag, heb ik Lady Chatterlefs Lover gelezen - aanziet het morele wrak, dat thans voor u staat: een knik in het hoogstandje, met een aangestoten eerbaarheid en deuken in de ziel.’ Kijk, één zo'n mannetje, die ook zou kunnen bewijzen onder het borend verhoor van de verdediging hoe hoog hij voor zijn val precies wel gestaan had, en Sir Allen Lane zou levenslang gekregen hebben! Deze hoogstaande jongens bestáán wel, maar ze lopen helaas niet vrij rond. Nee, het is altijd de buurman, die er niet tegen kan...

Het was inderdaad, zoals op het omslag van The Trial staat, een kwestie van generatie en klasse. De vurige aanval van D.H. Lawrence op de ‘oude grijze mannen’ leidde hier eindelijk tot overwinning. In hoeverre het klasse was, bleek toen de aanklager, Mr. Griffith Jones niet zonder pathos de jury vroeg te overwegen of

[pagina 68]
[p. 68]

dit wel een boek was ‘that you would even wish your wife or your servants to read?’ De typische ‘patrist’, die meent dat er één code voor de man is, een andere voor de vrouw, de ‘pure woman’ natuurlijk en voor het ‘pèzeneel’. Opmerking van editor C.H. Rolph: ‘Deze laatste vraag had een zichtbaar en lachverwekkend effect op de jury en is mogelijk wel de eerste nagel in de doodkist van de aanklager geweest.’ De moeite waard!

Tenslotte: Penguin Books bracht ook een tweede editie uit van Lady Chatterley's Lover, met een amusant voorwoord van Richard Hoggart, een van de getuigen in het proces. Deze editie is opgedragen aan de twaalf juryleden, die door hun uitspraak dit beroemdste boek van Lawrence voor het eerst verkrijgbaar stelden in het Verenigd Koninkrijk. Een postuum geschenk aan de schrijver, die ware hij in leven gebleven, in het jaar van dit proces (eind 1960), vijfenzeventig jaar geworden zou zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken